Gelezen in ‘Homo Ludens’ (1950) van Johan Huizinga:
Afgelopen vrijdag bij De Appel een drie uur durend gesprek gevoerd met zes jonge curators uit Moskou, Londen, Singapore, Skopje, Rome en Amsterdam. Ze volgen een Curatorial Programme in Amsterdam. Thema van hun eenjarige programma: ‘context-responsive curating’. Uiteindelijk moet hun leren neerdalen in een slottentoonstelling van De Appel in de voormalige jongensschool in De Pijp. Het was een fascinerend gesprek. We hadden het over utopia (moet je niet willen), kapitalisme (kopen met een creditcard), consumentisme (alleen maar nemen), communisme (verlangen naar de sterke man), populisme (destructieve krachten), demografie (einde aan de transitie), de financiële crisis (extreem nemen, niet geven), klimaatverandering (een grote ramp) en de betekenis van metropolen (de redding). Het leek wel een stoomcursus ruimtelijke planning. De jonge curators waren geïnteresseerd in ‘Vrijstaat Amsterdam’, de tentoonstelling over de toekomst van Amsterdam, gehouden in het najaar van 2009 in de Tolhuistuin, en dan met name in het aspect van het schenken, het weggeven. Waarom geef je je programma weg? Waarom schenk je de stad een tentoonstelling die je vervolgens vernietigt? Waarom moesten de genodigde ontwerpers vooral geven en waarom mochten ze niet nemen? Wat was dat voor vrijheid die daar werd neergezet?
Iemand in het gezelschap deed het denken aan het verschijnsel van de ‘potlatch’. Ik wees haar op de mooie tentoonstelling over de ‘potlatch’ die ik uitgerekend deze zomer in Dresden, in de Kunsthalle aldaar, had gezien. In ‘Die Macht des Schenkens’ werden niet alleen schitterende objecten van het Canadese Indianenritueel getoond, maar ook films en spullen van hedendaagse potlatch-rituelen. Ik raadde iedereen aan ‘Homo Ludens’ van Johan Huizinga te lezen. De ‘potlatch’ speelt daarin een voorname rol. Huizinga omschrijft de potlatch als “een grote, feestelijke plechtigheid, waarbij een van twee groepen aan de andere, met veel vertoon en onder allerlei ceremonieel, gaven wegschenkt op grote schaal, met geen ander doel dan daarmee haar meerderheid boven de andere te bewijzen.” Zulke wegschenkfeesten beheersen het hele leven van deze indianen. Huizinga zet het verschijnsel af tegen zijn eigen tijd, die van het moderne kapitalisme: “Het is niet de wereld van zorg voor levensonderhoud, berekening van voordeel, verwerving van nuttige goederen. Het streven is prestige voor de groep, hogere rang, superioriteit boven anderen.” Vooral de onverschilligheid voor alle materiële waarde is hier relevant, want die maakt vrij. Maar ook het spelelement mag niet worden vergeten: “Onmiskenbaar ziet men hier op de bodem van een gans systeem van heilig ritueel de menselijke behoefte om schoon te leven. De vorm, waarin deze haar bevrediging vindt, is die van een spel.” Ruimtelijke planning ontbeert nu al deze aspecten: spel, dans, zang, het geven. Wanneer mensen minder vanuit hun eigen belang en het geld zouden handelen, zou je veel socialere steden kunnen bouwen.
Gelezen in NRC Handelsblad van 11 december 2010:
Lisa Jardine is hoogleraar ‘renaissance studies’ aan de Universiteit van Londen. Afgelopen week sprak ze de Huizingalezing in de Pieterskerk te Leiden. Haar onderwerp was ‘Homo ludens’ en de grote invloed die dit boek van Huizinga uit 1938 heeft gehad op de Angelsaxische cultuurgeschiedenis. Zelf las ik het boek pas onlangs, nadat Peter Sloterdijk bij de opening van de Vrijstaat eind september 2009 een lofzang op ‘’Homo ludens’ had gezongen. Ik was onder de indruk. Het eerste hoofdkenmerk van het spel, aldus Huizinga, is dat het vrij is, het is vrijheid. Daarmee past het in het beeld van een moderne planologie die in tijden van overvloed de vrijheidsgraden verruimt en improvisatie toelaat. Ook ruimtelijke ordening moet vrij zijn, een spel zijn. Staat het daarmee buiten het gewone leven? Huizinga: “Het versiert het leven en vult het aan, en het is als zoodanig onmisbaar. (…) Het bevredigt idealen van uitdrukking en samenleving. Het heeft zijn plaats in een hoogere sfeer dan de strikt biologische van het proces voeding-paring-beschutting.” Wie echter nog altijd verlegenheid voelt met luxe en vrijheid, schrijft Sloterdijk in aansluiting daarop, wijst haar af. Sloterdijk: “Wie vasthoudt aan de voorrang van de nood moet de nieuwe welvaart ofwel als een vorm van vervreemding uitleggen, ofwel, zoals Heidegger, de mensen bestempelen als slachtoffers van een nieuwe, bijzonder verraderlijke vorm van nood, de ‘nood van de nodeloosheid’ die vooral in de grote steden woedt.”
Jardine plaatst het boek van Huizinga in zijn historische context. “Toen Huizinga dit schreef, was het nationaal-socialisme in opkomst, en over Europa werd een lange schaduw van ‘spelbrekers’ geworpen. Volgens Huizinga maakten absolutistische regimes starre, onbuigzame regels die gemeenschappen gedwongen waren te onderschrijven, terwijl deze regimes tegelijk (door improvisatie, individualisme en spel te onderdrukken) spelbreker waren van de zeer vruchtbare, het leven beamende spelen van anderen.” Het beeld is ook nu maar al te herkenbaar. Overal zie je door managers onbuigzame regels streng gehandhaafd worden. Die regels, ze doden het spel. Huizinga’s meesterwerk is een regelrechte aanklacht tegen de managers, tegen de cijferaars, de boekhouders en de technocraten, die de bureaucratie tot ‘red tape’ maken om hun rekenkundige materiële ‘targets’ te halen. McKinsey and Company doodt het spel, het enige wat zij eist is efficiency. Is het toeval dat in dezelfde krant als waarin Jardines Huizingalezing stond afgedrukt Johan Schaberg zijn teleurstelling uit over het feit dat de Academia Vitae ter ziele is? “Het was het initiatief van de Rotterdamse economiehoogleraar Arjo Klamer, die na terugkomst van een aantal jaren doceren in de Verenigde Staten vaststelde hoe de denkers en de ideeën die onze cultuur hebben gevormd, vreemdelingen zijn geworden in ons bestaan. Zij komen er niet meer aan te pas, ook niet bij leidinggevenden in het bedrijfsleven en het openbaar bestuur, om onze uitgangspunten en vooronderstellingen te toetsen.” Deze omissie, aldus Schaberg, leidt tot een schraal bestaan. Het is, inderdaad, schraalhans keukenmeester.
reacties