Gelezen in ‘The Water Will Come’ (2017) van Jeff Goodell:
In het Amerika van Trump is de tijd rijp voor echte dystopieën. Jeff Goodell schreef er eentje. In ‘The Water Will Come’ (2017) schetst deze redacteur van de Rolling Stone op lugubere wijze de uitzichtloze situatie in veel steden langs de Amerikaanse kust en ook elders. Voor veel steden komt CO2-reductie zoals afgesproken in Parijs te laat. Er zit niets anders op dan de kustzone te verlaten, de bebouwing af te breken en opnieuw te beginnen op hogere gronden verderop. Veel aandacht besteedt hij aan Venetië en Miami. Maar ook New York en Boston komen voorbij. De gevolgen van Sandy zijn daar nog voelbaar. Realistisch zijn betekent in de situatie waarin deze kuststeden verkeren de ervaringen die zijn opgedaan met de orkaan Sandy serieus te nemen en er ook naar te handelen. Beslissingen over het uitkopen van vastgoed met publiek geld dan wel het verlaten van gronden en het verlies nemen zijn voor veel mensen allerminst eenvoudig. Sowieso is het accepteren van de terugtocht weinig aantrekkelijk. Veel interessanter vinden burgers en autoriteiten civieltechnische waterwerken die de illusie van veiligheid op termijn bieden en die tot gevolg hebben dat steden ‘ommuurd’ zullen raken op een reusachtige schaal: buitengewoon kostbare werken, dus alleen voor wie het betalen kan. Hier komt het Nederlandse Deltares voorbij.
In het hoofdstuk ‘Climate apartheid’ schetst Goodell de situatie in Lagos, Nigeria. Daar bezoekt hij Eko Atlantic, een laaggelegen nieuw stadsdeel voor 300.000 inwoners in de Golf van Guinea bij de riviermonding. Rond de nieuwe stad wordt een muur opgetrokken. Deze ‘Great Wall of Lagos’ wordt acht mijl lang, bestaande uit granieten blokken, voldoende om de nieuwe ontwikkeling bescherming te bieden tegen het wassende water. De prijzen van het vastgoed zijn hoog. Hier bouwt de elite van Afrika zijn toevluchtsoord, terwijl de miljoenen elders in de sloppenwijken toekijken. En dan te bedenken, schrijft Goodell, dat Lagos niet eens in de top tien van meest bedreigde steden in de wereld staat. Daar prijken Guangzhou, Shanghai, Kolkata, Mumbai en andere laaggelegen Aziatische steden. Dat is omdat zich daar de dure constructies als haveninstallaties en zakenwijken bevinden, die voor de kust van Afrika grotendeels ontbreken. Toch is de West-Afrikaanse kust wel de plek waar de verstedelijking, nu en in de toekomst, is geconcentreerd. Economisch is Afrika sterk van deze kwetsbare zone afhankelijk. Goodell probeert nog de prijswinnende drijvende school van architect Adeyemi te bezoeken, maar die blijkt bij de laatste storm weggespoeld. Let op Florence en lees dit moedeloos makende boek.
Gehoord in CREA, Universiteit van Amsterdam, op 19 februari 2018:
Hij was wel klaar met leuke rubriekjes en onschuldige foto’s in kranten en magazines. ‘Wastelands’ is een fotografieproject dat hij samen met The Washington Post initieerde. Ook daar, op de redactie, ervoer hij nieuw engagement. Wat te denken van de slogan van The Post: ‘Democracy dies in darkness’? Die was door eigenaar Jeff Bezos al gekozen voor de komst van Trump. Sindsdien is het alleen maar activistischer geworden. De Amsterdamse fotograaf Kadir van Lohuizen vertelde afgelopen maandagavond hoe hij op het idee was gekomen om afval in zes wereldsteden te fotograferen. Op het grote scherm in de zaal projecteerde hij zijn foto’s, films en dronebeelden van vuilnisbelten en verbrandingsinstallaties in Jakarta, New York, Tokio, Sao Paulo, Lagos en Amsterdam. Voor zijn project, zei hij, had hij naar een ‘mondiale balans’ gezocht. Het zag er fantastisch en tegelijk luguber uit. Het idee was ontstaan toen hij in de Stille Zuidzee plastic had zien ronddrijven. Waar komt al dat plastic toch vandaan? Een paar maanden later liet hij zijn drone op boven de grootste vuilnisbelt ter wereld, in de periferie van Lagos. Het Afrikaanse Lagos noemde hij de spannendste en meest apocalyptische stad op aarde. Het afval stonk daar trouwens minder dan in Jakarta. Dat kwam doordat de Afrikanen geen voedsel weggooien. Wat de mensen daar niet zelf eten, voeren ze aan de varkens en kippen. Trouwens, van alle afvalstromen bestaat nauwelijks een overzicht.
Plastic, zei Van Lohuizen, was een onopgelost probleem. Uiteindelijk verdwijnen restanten toch in zee. In Sao Paulo had de overheid geprobeerd om de verstrekking van plastic zakjes te verbieden, maar dat bleek vergeefs. Van de zes steden produceert New York het meeste afval. Daarvan wordt veel geëxporteerd. Vuilnisbelten zijn overvol. Steden gaan hun afval nu verbranden. Tokio is daarin het verst. Meer dan twintig verbrandingsinstallaties telt deze miljoenenstad. Bij elk ervan is een zwembad waar de Japanners is het warme water van de ovens kunnen baden. China is trouwens een netto-ontvanger van afval uit de hele wereld, maar dat draaien de Chinezen langzaam terug. Afvalscheiding zou al helpen, maar elke stad staat daar anders in. In New York zijn het mannen die langs de weg de vuilniszakken nalopen, op zoek naar flessen met statiegeld, maar wat zij doen is illegaal. In Sao Paulo worden zulke mensen juist beloond en in Tokio zijn het de bewoners zelf die alle afval nauwgezet sorteren. Op het niet-scheiden staat daar een hoge boete. Veel vragen kreeg Van Lohuizen uit de zaal over waarom wij van ons afval zo vervreemd zijn geraakt. Niemand is in afval geïnteresseerd. Mensen lijken ook niet meer het gevaar te voelen, wij maken ons er totaal geen zorgen over. Misschien is dat wel ons grootste probleem.
Gelezen in The Washington Post van 23 november 2017:
Hij gaf me een exemplaar van The Washington Post in handen. Op het omslag: ‘A World of Waste. The mounting problem that’s impossible to ignore’. Een compleet katern van deze Amerikaanse krant blijkt gewijd aan zijn laatste fotoreportage, gemaakt in steden als Jakarta, New York, Tokio, Lagos, Sao Paulo en Amsterdam. Zijn naam: Kadir van Lohuizen, fotograaf. Ik ontmoette Kadir in een kroeg aan de Kloveniersburgwal, vlak bij zijn huis. Was het toeval dat ik een eindje verderop met studenten planologie juist bezig was met een Masterstudio over de Circulaire Stad? Van Lohuizen zal een van mijn sprekers zijn in de nieuwe serie Amsterdamlezingen die begint op 5 februari 2018. Die serie staat in het teken van de toekomst. Kadir zal spreken over afval. Grootstedelijk afval wel te verstaan. De wereld, vertelde hij me, produceert jaarlijks 3,5 miljoen ton afval, dat is tien maal meer dan een eeuw geleden. Elke maand gooit de gemiddelde Amerikaans een hoeveelheid afval weg dat gelijk staat aan zijn eigen lichaamsgewicht. Een gemiddelde Japanner stort iets minder, namelijk twee derde van zijn gewicht, maandelijks wel te verstaan. En een Amsterdammer? Per jaar 370 kilo afval, waarvan 7 kilo plastic en 80 kilo grofvuil.
Lagos, Nigeria, hergebruikt al zijn organische afval, maar dat kun je van New York of Amsterdam niet zeggen. New York is zelfs de stad die het meeste afval produceert. Per jaar wordt daar 33 miljoen ton afval aan de straat gezet; dat is vijftien maal meer dan Lagos. En Tokio? Omdat Tokio geen ruimte meer heeft, wordt daar vrijwel alle afval gerecycled, vertelde Kadir me. In de stad staan 48 verbrandingsinstallaties die alle restafval omzetten in energie en warmte. Daarnaast kent de Japanse hoofdstad nog 12 vuilnisbelten, waarvan de grootste zich bevindt in de baai. De stad kan daar nog 50 jaar haar as storten. Daarna is ook deze vol. Hoe het nu verder moet? Kadir kon het me niet vertellen. Hij moet er nog over nadenken. Maar slechts 29 procent van haar afval scheiden zoals Amsterdam doet is niet duurzaam, laat staan circulair. Op maandagavond 12 februari 2018 om 20.00 uur zal Kadir erover spreken in zijn Amsterdamlezing. Locatie: CREA Roeterseiland Campus. Toegang gratis. Mis het niet. Meld je aan op: http://www.uva.nl/nieuws-agenda/nieuws/amsterdamlezingen/amsterdamlezingen-uva.html
Gelezen in NRC Handelsblad van 2 september 2014:
Het stond helemaal op het eind van het artikel. “Alleen in Lagos nam het aantal armen de afgelopen tien jaar af, van 44 naar 23 procent.” In ‘Afscheid van verslaving aan gemakkelijk geld’ berichtte Afrika-correspondent Koert Lindijer over de recente ontwikkelingen in Nigeria. Dit Afrikaanse land, dat 270 miljoen inwoners telt, is sinds 1959 rijk gezegend met aardolie en zit daarmee opgescheept met ‘gemakkelijk geld’. Een economie ontwikkelen is dan geen sinecure. Pas de laatste decennia maakt het land een omslag naar de particuliere sector. De regering wil met het verleden breken. Maar corruptie blijft een groot probleem. Ook de welvaartsverschillen zijn gigantisch: tachtig procent van de welvaart is in handen van slechts één procent van de bevolking. De helft van de Nigerianen leeft onder de armoedegrens. In het noorden van het land is dit zelfs 70 procent; hier strijdt de Islamitische terreurgroep Boko Haram. Maar in Lagos, met 20 miljoen inwoners de grootste stad van het land, is die armoede dus dramatisch gedaald.
Lindijer begint zijn reportage met de bouw van de futuristische stad Eko Atlantic voor de kust van Lagos. Dit 4,6 miljard euro kostende project op opgespoten land wordt met privaat geld gebouwd, in samenwerking met de deelstaat Lagos. De nieuwe stad komt in het artikel verder niet voor. Lagos wel. Die stedelijke economie is de op drie na grootste van heel Afrika. En Eko Atlantic is een initiatief van de stad zelf, mede bedoeld om de kust tegen erosie en klimaatverandering te beschermen en Lagos te laten groeien tot 25 miljoen inwoners in 2015. In de Britse krant The Guardian las ik in een artikel van Martin Lukacs dat het hier een initiatief van een paar Libanese broers betreft, die extreem rijk zijn geworden tijdens het militaire bewind en nu groot geld willen maken. “Meanwhile, thousands of people who live in communities along the coast expect the new city will bring displacement, not prosperity.” Eko Atlantic wordt volgens hem een enorme geprivatiseerde groene enclave voor de ultra-rijken, temidden van slums waar de armen leven. Lukacs noemt het een voorbeeld van ‘climate apartheid’. Desalniettemin, het armoedecijfer in Lagos is ondertussen dramatisch gedaald.
Gelezen in The New York Times van 8 januari 2014:
Seth Kaplan van John Hopkins University schreef afgelopen week in The New York Times over Nigeria, of eigenlijk over Lagos, Nigeria. Of liever nog: het artikel gaat over het falen van staten en over steden die opmerkelijk beter presteren. Miljoenenstad Lagos wordt in ieder geval beter bestuurd dan het land Nigeria waar het deel van uitmaakt. Hoe dat komt? Omdat, aldus Kaplan, staten te ver afstaan van de bevolking en van de lokale problemen. Erger, op nationaal niveau vecht men elkaar de tent uit om het vele belastinggeld en is de kans op corruptie groot, terwijl op stedelijk niveau alledaagse problemen direct worden opgelost. Ook blijken stedelingen zich makkelijker te kunnen organiseren dan de inwoners van een fragiele staat. Bovendien weten stadsbestuurders beter dat er geld in het laadje komt wanneer zij de problemen in hun stad daadkrachtig oplossen. Terwijl politieke elites in de Nigeriaanse hoofdstad elkaar op leven en dood bestrijden om de inkomsten uit de olievelden, werkt het bestuur van het 21 miljoen inwoners tellende Lagos aan openbaar vervoervoorzieningen, vuilnisophaaldiensten, drinkwater, economisch vestigingsklimaat en groenvoorziening.
in 1999 kwam de omslag. Nigeria schakelde over op een democratie en in Lagos werden de eerste vrije verliezingen gehouden. In Nigeria ging het daarna mis, maar in Lagos werden resultaten geboekt. Niet dat Kaplan gelooft dat Lagos het zwakke en snel groeiende Nigeria kan redden. Wel meent hij dat zwakke staten als Nigeria, Jemen, Congo, Pakistan, India enzovoort er goed aan zouden doen om meer verantwoordelijkheden op stedelijk niveau te beleggen en belastingregimes verregaand te decentraliseren. Ook steden in India (Hyderabad) en Colombia (Medellin) noemt hij als voorbeelden van steden die het gewoon beter doen dan de staten waartoe zij behoren. "The city is now the main driver of growth and stability across Africa, the Middle East and South Asia. And the example of Lagos shows that countries can begin to work better when their cities are well governed and thriving." Ik zou er nog aan willen toevoegen dat steden het intelligentiepotentieel van hun inwoners doorgaans beter benutten door ook werkelijk naar hen te luisteren en daardoor meer contact hebben met de realiteit. Je vraagt je af of deze principes niet voor alle landen en steden in de wereld gelden. Waarom alleen in zwakke natie-staten? Omdat het daar meer evident is dat stadsbesturen beter presteren?
Gelezen in The Economist van 2 maart 2013:
Het onlangs verschenen Special Report van The Economist over Afrika stemt optimistisch. Afrika is ‘an emerging and hopeful continent’. De busreis die gemaakt wordt in het artikel door West-Afrika – Ívoorkust, Ghana en Nigeria – lijkt in het geheel niet op wat de Poolse journalist Ryszard Kapuscinscki ons jaren geleden nog voorhield. Op de tocht van stedelijk Abidjan, Ivoorkust (5 miljoen inwoners), via Benin – “it has more political parties than cities” –, arriveert de bus ten slotte in Lagos, het zakencentrum van Nigeria. In die stad wonen inmiddels al meer dan 20 miljoen mensen. “Built on a swamp by the Atlantic, Lagos spreads out unplanned.” Twee derde van de bevolking woont in sloppenwijken. De publieke infrastructuur dateert nog van de jaren ‘70, toen Lagos slechts 2 miljoen inwoners telde. Rem Koolhaas ging er tien jaar geleden kijken om te zien hoe ‘spontane stedenbouw’ werkte. De stad stond jarenlang gelijk aan chaos en gesjoemel. De komende dertig jaar zal Lagos in inwonertal nog verdubbelen.
Maar Lagos verandert snel. De economie van de metropool is even groot als die van heel Kenia. De Chinezen stampen er een metronetwerk uit de grond. Bussen rijden over speciale buslanen; taxi’s staan netjes te wachten in rijen op halteplaatsen. De gouverneur van Lagos, Babatunde Fashola, zorgt ervoor dat het vuilnis op straat wordt opgeruimd. De stad kan zijn eigen belasting heffen, waardoor de opbrengsten aan publieke kant in tien jaar tijd zijn toegenomen van 4 miljoen dollar per jaar naar 97 miljoen dollar zonder dat de belastingvoet hoefde te worden verhoogd. De stad laat tegenwoordig private ‘tax farmers’ de belasting innen. Al dat geld wordt nu in Lagos geïnvesteerd. Wat een verschil met de hoofdstad, Abuja. Twee decennia terug besloot de regering het regeringscentrum naar buiten te verplaatsen, omdat ze Lagos te gevaarlijk en te chaotisch vond. Wat blijkt? Abuja is nu een broeinest van corruptie en al even chaotisch en rommelig als Lagos. Nee, Lagos functioneert zelfs beter dan Abuja en genereert welvaart. Metropolitane publieke investeringen zijn de sleutel.
Gelezen in Scientific American van september 2011:
Gisteren viel weer die ene zin: “Misschien moeten we het eens op een derdewereld-manier aanpakken.” Bedoeld werd: laten we het anders aanpakken, dat wil zeggen spontaner, vrijer, ongewisser. Het deed me denken aan het artikel van Robert Neuwirth in de Scientific American van afgelopen september, geheel gewijd aan steden. In ‘Global Bazaar’ gaf Neuwirth een inkijkje in de slums, favela’s en ‘jhopadpattis’ van de derde wereld. Vooral liet hij zien hoe innovatief ze wel niet zijn. Circa 800 tot 900 miljoen mensen wonen wereldwijd in slums, maar iedereen kijkt erop neer. Het liefst zou de lokale overheid deze woonbuurten met de grond gelijk maken. Echter, “with no city services and governments stuck in denial, these places have, of necessity, become hives of inventiveness, industry and self-made enterprise.” Neuwirth betoogt dat overheden ze juist zouden moeten omarmen, niet afwijzen. De helft van de werkende wereldbevolking – zo’n 1,8 miljard mannen en vrouwen – werkt nu al illegaal. In 2020 zal de informele economie gegroeid zijn tot tweederde deel van de totale economie. De helft van de economische groei in de komende 15 jaar zal geproduceerd worden in slechts 400 metropolen in ontwikkelingslanden. “The urban center of gravity – indeed, the global center of gravity – is shifting to the developing world, and these massive do-it-yourself street markets and self-built neighborhoods are a vision of the urban future.” Opletten dus. Anders plannen. En anders leren kijken.
Treffend voorbeeld van de inventieve informele grootstedelijke economie zijn de illegale parasolmarkten in Lagos, de zinderende metropool van tussen de 8 en 16 miljoen inwoners in het hart van Nigeria. Op deze markten worden mobiele telefoons, telefoonkaarten, auto-onderdelen en consumentenelektronica onderhands verkocht. De markten hebben een omzet van liefst 3 miljard dollar per jaar. De drie grote aanbieders van telefoonkaarten verkopen hun producten via deze straatverkopers onder hun parasols. Neuwirth vertelt over een straatverkoopster die met slechts 34 dollar aan oplaadkaarten begon en binnen zes maanden dit bedrag verzestigvoudigd had, met een netto-winst van 270 dollar per maand, oftewel vijfmaal het minimumloon bij een overheidsbureau. Voor de goede orde, in Lagos behoort 70 tot 80 procent van de arbeidskrachten tot de informele economie. De informele economie is daar niet het probleem, maar een deel van de oplossing. Ze zou moeten kunnen bestaan naast de officiële winkels en de grote shopping malls. “The mutiroes can evolve into cooperative construction firms that abide by building codes; the merry-go-rounds and savings schemes can morph into cooperative credit unions and microlending societies; and the market associations can move into infrastructure investments and provide their own public services, such as garbage pickup and street cleaning.” Neuwirth stelt voor om samen te werken met deze krachten vanuit het besef dat ze de snelgroeiende stedelijke economieën kunnen aanvoeren. “We need to go from a purely enforcement mentality to a mentality of ‘let’s try to enlarge the pie and increase people’s share of it.” Een derdewereldmanier van plannen dus.
Gelezen in de Volkskrant van 1 april 2011:
Zijn partij heet Action Congress Nigeria (ACN). Zijn naam is Babatunde Raji Fashola. Sinds 2007 is hij gouverneur van de deelstaat Lagos in Nigeria. In de vier jaar tijd heeft hij wonderen verricht. Lagos is een metropool van zo’n 15 miljoen inwoners en een van de snelst groeiende steden van Afrika. In 2004 wijdde de VPRO een documentaire aan de stad, die toentertijd door Rem Koolhaas werd aangeduid als een dynamische metropool die in staat bleek zonder planning te functioneren: “Lagos is een radicaal voorbeeld van een explosief groeiende, aan planning ontsnapte, grotendeels door arme mensen bewoonde metropool. De traditionele opvattingen over planning en architectuur worden door de dynamische ontwikkelingen in de stad ondergraven. Desondanks zorgen improvisatievermogen, creativiteit, flexibiliteit en onconventionele oplossingen ervoor dat de stad functioneert.” Lagos als voorbeeld van spontane orde? Onzin. Lagos behoeft wel degelijk planning en nu ze deze eindelijk heeft, blijkt publieke stedenbouw een geweldige positieve uitwerking te hebben. Fashola in ieder geval heeft zichzelf er immens populair mee gemaakt. De bevolking moet niets hebben van de door Koolhaas bewonderde ‘creativiteit en improvisatievermogen’. De Volkskrant: “De afgelopen vier jaar is hun stad, die eerder leek af te stevenen op een grootstedelijk hartinfarct, weer een leefbaar organisme geworden.” De komende vier jaar wil Fashola burgemeester van Lagos blijven om zijn werk af te maken. Niet de Nederlandse sterarchitect staat hem daarin bij, maar de Chinese overheid. Met haar hulp heeft hij in hoog tempo grote infrastructurele werken uitgevoerd zoals de Rapid Bus Transit (2008) en over drie jaar komt de Blue Line Rail gereed (35 kilometer light rail ter waarde van 3 mrd Chinees geld). Ook heeft hij ‘kleine en subtiele’ zaken aangepakt zoals het schoonmaken van de doorgaande wegen; mannen en vrouwen met bezems in kleurrijke overalls zijn er benoemd tot ‘Highway Managers’ en houden zeven dagen per week de straten schoon. Publieke dienstverlening is weer een eerbaar beroep geworden. Fashiola is op 26 april jongstleden herkozen. En over vier jaar lonkt het presidentschap van het dichtstbevolkte land van Afrika.
Ed Glaeser noemt in ‘Triumph of the City’ (2011) Lagos als voorbeeld van een metropool die inderdaad veel armoede kent, maar die het toch veel beter doet dan zijn rurale omgeving. Armoedecijfers zijn in Lagos de helft lager dan elders in Nigeria. “About three quarters of Lagos resident have access to safe drinking water, a proportion that is horribly low but that is far higher than anyplace else in Nigeria, where the norm is less than 30 percent.” Lagos mag op een hel lijken, de stad helpt haar inwoners wel degelijk vooruit, zeker nu de Chinesen er planning bedrijven. Die extreme groei is juist een teken van succes.
reacties