Gelezen in ‘’Naar een wenkend perspectief’ (2018) van het PBL:
Bron: PBL
Nederland telt evenveel boeren als Venetië inwoners telt: 55.000. En Venetië, dat weten we, is stervende. Zo ook de Nederlandse boerenstand. Per jaar stopt twee procent van de boeren zijn bedrijf, dat zijn er zes à zeven per dag. In 2030 zal veertig procent van alle boerenbedrijven zijn verdwenen: ze laten 32 miljoen vierkante meter vastgoed achter. Het water staat de meeste boeren aan de lippen. Maar het aantal dieren neemt vooralsnog niet af; het zijn er nog altijd 100 miljoen. Dat betekent dat de overgebleven bedrijven steeds groter worden. Schaalvergroting zet door. Het platteland is allang het platteland niet meer. Neem de provincie Gelderland. Leefden er in het jaar 2000 nog 27.500 geiten in bijna 491 bedrijven, vorig jaar was dat bijna verviervoudigd tot 101.500 geiten in ongeveer 379 bedrijven. In deze zeer intensieve veehouderij staan dierenwelzijn en biodiversiteit onder druk, ziektes kunnen zich gemakkelijk verspreiden, natuurgebieden verschralen. De overgebleven bedrijven horen eigenlijk op bedrijventerreinen. En wat komt er in al die vrijkomende schuren? Twee derde van het grondoppervlak van Nederland is bij de boeren in beheer.
Hoeveel trekkers reden er maandag door Den Haag? Het waren er 2.200. In heel Nederland rijden 70.000 trekkers rond, dat is bijna anderhalve trekker per boer. De boeren, ze zitten in zwaar weer, hun schulden lopen op. Het PBL dacht vorig jaar dat er sprake was van een momentum. De boeren moeten een grote draai maken, zei directeur Mommaas, ze moeten aan de kringlooplandbouw. Daarin zou de overheid hen moeten steunen, vond hij, zeker twintig jaar lang. Het wachten was op de minister van landbouw. Die zou in augustus met een nota komen. Dat werd ‘Waardevol en verbonden’ (2018). Ze maakte echter geen geld vrij en de boeren vonden het ook onzin. Ze vinden juist dat ze duurzaam bezig zijn, hun bedrijven zijn reuze efficiënt. Op Vork.org las ik een heldere aanbeveling: de minister moet ruimtelijke ordening gaan bedrijven. De beste gronden kunnen de hoogste opbrengsten realiseren met de minste milieubelasting. Bestempel die dan tot agrarische hoofdstructuur. De rest leent zich voor andere vormen met oog voor natuur en landschap, recreatie en zorg. Die kan als buffer dienen tussen hoogproductieve gebieden en de natuur. Het stond al in de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening (1998). Nooit iets mee gedaan.
Gehoord in Almere op 22 juli 2014:
Eenentwintig studenten Urban Studies uit Singapore, China, Europa en de Verenigde Staten bezochten afgelopen week de nieuwe stad Almere tijdens een summer school van de Universiteit van Amsterdam. De ochtend brachten we door in het stadscentrum, de middag in het Homeruskwartier in Almere Poort. In een lezing van Marcel Stolk, strategisch adviseur van de gemeente, maakten ze kennis met de ‘Almere Principles’ rond duurzaamheid en met nieuwste ruimtelijke strategieën van de gemeente. Het nieuwe stadscentrum van OMA zagen de studenten vooral als ‘architectuur’, als een enorme megastructuur die in de gemiddelde Amerikaanse suburb zeker niet zou misstaan. Het was architectuur vooral bedoeld om mensen aan te trekken die er nu nog niet waren. Toch oordeelden de Amerikanen uiteindelijk positief: hier leek het te werken, afgaande op de mensen op straat, die best gelukkig leken. De grote vraag voor hen was alleen: wie betaalt dit allemaal? De Japanse studenten hadden hun eigen favoriet: het theater van Sanaa architecten aan het Weerwater. Hier voelden zij de serene rust en harmonie uit hun vaderland. Jammer alleen dat het theater gesloten was. Dat zou in Japan nooit gebeuren.
De nieuwste ruimtelijke praktijken in Homeruskwartier en het toekomstige Oosterwold riepen bij de meeste studenten vooral vragen op. Ze hadden zeker vragen toen ze hoorden dat door de crisis de dichtheid van de nieuwbouw in Almere nog lager werd. Toen ze Homeruskwartier bezochten viel het ze mee: die woonwijk leek op een doorsnee Amerikaanse suburb, alles georiënteerd op de auto, zij het met wel erg weinig ruimte tussen de woningen. De typologie vonden ze ouderwets Amerikaans. Hier opnieuw de vraag: wie betaalde dit allemaal? Ten aanzien van Oosterwold konden ze het domweg niet geloven: 4.300 hectare onttrekken aan de landbouw, nog wel de vruchtbaarste grond ter wereld, om vervolgens in een absurd-lage dichtheid van 5 woningen per hectare te gaan bouwen, dat was toch pure ‘land grabbing’? (= grond doelbewust onttrekken aan de landbouwproductie door regeringen en multinationals om biobrandstoffen e.d. te verbouwen) Datzelfde gebeurde in Oost-Afrika en Zuid-Amerika op grote schaal. Dat was niet goed, ze keurden het af. Zorgen, zo bleek, hadden ze over de voedselvoorziening in de wereld.
Gelezen in NRC Handelsblad van 4 november 2011:
Elke dag verliest Nederland 17,5 hectare landbouwgrond. Elke dag zijn er zes boeren minder. Telde ons land in 1960 nog 270.000 boeren, nu zijn er nog amper 68.000 agrariërs over. Toch neemt de agrarische productie nog steeds toe. Die vindt in toenemende mate plaats in kassen. Die kassenverbouw is echter sterk afhankelijk van olie en aardgas en ook van schaars wordende fosfaatertsen. Veel van ons voedsel wordt bovendien geïmporteerd dankzij een transportsector die al even afhankelijk is van olie. Een artikel van Sietz Leeflang en Jan Willem van der Schans in NRC Handelsblad luidde een tijdje geleden de noodklok. Leeflang is voorzitter van De Twaalf Ambachten, Van der Schans is onderzoeker aan de Wageningse Landbouwuniversiteit. In hun artikel stellen ze dat wij ons niet langer buiten de natuurlijke kringloop van onze planeet kunnen plaatsen. Hun argumenten klinken plausibel. Maar worden zij gehoord?
In hun artikel schrijven ze over de herontdekking van natuurlijke hulpbronnen die in stedelijk afval zitten en die heel goed zouden kunnen worden aangewend door de Nederlandse land- en tuinbouwsector. De landbouw ontbeert echter deze waardevolle grondstoffen omdat ze via het riool worden afgevoerd. In Amsterdam wordt het rioolslib zelfs verbrand. “Dit is verspilling, zeker nu verantwoorde recycling tot compost mogelijk is, die ook voor aanmerkelijke structuurverbetering van landbouwgrond kan zorgen.” Daarom stellen ze voor om over te stappen op zogenaamde ‘kringlooplandbouw’. Die bestaat uit stadsgerichte boerenbedrijven in groene zones rond de grote steden. Ze spreken zelfs van een ‘eetbaar metropolitaan landschap’. Hun voorstel herinnerde me aan de lezing van Susan Taylor, onlangs in Washington gehouden, over de zogenaamde ‘sewage gardens’ die ten tijde van Baron Haussmann in een zone rond Parijs werden aangelegd. De lozingen uit het pas aangelegde riool – destijds een technisch hoogstandje van de stadsingenieurs – werden daar gebruikt voor bemesting van tuinbouwgrond via uitgekiende irrigatietechnieken, alles speelde zich net buiten de vestingmuren van Parijs af. Emile Zola heeft ze nog in een van zijn romans beschreven. Ze lagen bij Batignolles, op de plaats waar nu een park aangelegd wordt. U moet het maar nalezen. Lijkt me overigens echt iets voor de volgende Floriade. Het komt allemaal terug. Als een echte kringloop.
Gelezen in NRC Handelsblad van 29 maart 2011:
Genetici en antropologen van Stanford University en van San Francisco hebben onlangs uit DNA van 425 mensen, verspreid levend over Europa, achterhaald waar hun oermoeder moet hebben geleefd en hoe groot de populatie was waarin deze leefde. Opzienbarend onderzoek, maar niet opzienbarend in de uitkomsten. Ze publiceerden het afgelopen maart. In NRC stond een kort toelichtend artikel. Daarin lees ik dat het onderzoek eerdere hypothesen bevestigt die stellen dat er drie brongebieden waren vanwaaruit de landbouw zich over de wereld verspreidde: het Nabije Oosten, China en Midden-Amerika. “Tot zo’n 12.000 jaar geleden leefde iedereen van jagen en voedsel verzamelen. Na die tijd begint de mens op verschillende plaatsen tegelijkertijd met de teelt van gewassen en vee.” Dit ontketende de eerste grote bevolkingsexpansie. Boven het artikel staat de kop ‘Met de boer begon de expansie’. Op zichzelf is dat juist, al had de kop beter kunnen luiden: ‘Met de stad begon de expansie’. De boer is namelijk een uitvinding van de stad. Want waren het wel jagers en vissers die de grote innovatie van de sedentaire landbouw uitvonden? Het artikel doet voorkomen van wel: “Namen jagers-verzamelaars landbouwinnovaties, zoals veeteelt, het wonen in dorpen en het gebruik van aardewerk en geslepen bijlen over? Of werden zij overspoeld door succesvolle landbouwers?” Er zijn aanwijzingen dat het veeleer steden waren die zorgden voor verspreiding. De drie brongebieden zijn namelijk alle drie gebieden waar de sporen van de oudste steden ter wereld zijn aangetroffen.
Het is een hardnekkig misverstand. Iedereen denkt dat steden zich pas vormden na de uitvinding van de landbouw. Het is andersom. Ver voordat de landbouw werd uitgevonden, schreef Jane Jacobs reeds in 1969, leefden mensen al in dorpen bijeen. Ook werd er al handel gedreven tussen deze dorpen van jagers-verzamelaars, dikwijls ook over grote afstanden. Dus hoe kon landbouw ontstaan als al deze zaken allang aanwezig waren? Dat kon eigenlijk alleen maar doordat er zich steden vormden die landbouwtechnieken ontwikkelden. Met die nieuwe technieken konden ze hun ommeland bewerken, de voedselproductie opvoeren, meer handel drijven en zelf verder groeien. Jacobs in The Economy of Cities (1969): “The idea that agriculture itself may have originated in cities, the thought to which I have been leading, may seem radical and disturbing. And yet even in our own time, agricultural practices do emerge from cities.” Waarna Jacobs concludeert: “Rural production is literally the creation of city consumption. That is to say, city economies invent the things that are to become city imports from the rural world, and then they reinvent the rural world so it can supply those imports. This, as far as I can see, is the only way in which rural economies develop at all, the dogma of agricultural primacy notwithstanding.” Daarmee is ook de puzzel van de verspreiding van de vroegste landbouwinnovaties opgelost: niet succesvolle landbouwers of jagers-verzamelaars waren daarvoor verantwoordelijk, maar succesvolle steden.
Gelezen in NRC Handelsblad van 5 februari 2011:
Volgens columnist Johan Schaberg kun je innovatie op drie niveaus aanpakken: producten, ondernemingen en infrastructuur. “Traditioneel denken wij bij innovatie meestal aan nieuwe producten.” Maar op het oude Ministerie van Landbouw deden ze het anders, aldus Schaberg, zelf zoon van een boer. Daar stond de infrastructuur centraal: een indrukwekkend en succesvol netwerk van agrarische bedrijven, politiek, onderwijs en onderzoek. “Het werd in zijn macht en invloed wel vergeleken met het beruchte militair-industrieel complex in Amerika, en het buitenland keek er met afgunst naar. Het maakte Nederland ondanks zijn geringe oppervlakte een tijdlang tot de grootste agrarische exporteur na de Verenigde Staten.” Een ander voorbeeld dat hij noemt is Israel als broedplaats van innovatieve bedrijven. Ook daar is door de overheid aan een infrastructuur gebouwd. Ten slotte noemt hij Zuckerbergs Facebook. Ooit begonnen op Harvard aan de Amerikaanse Oostkust, verhuisde deze jonge ondernemer naar Californië, “die gonzende bijenkorf van geeks, nerds, ervaren ondernemers en durfkapitalisten, die hem naar een volgend niveau konden tillen.” Ook infrastructuur.
Het nieuwe industriebeleid van het kersverse Ministerie van ELI lijkt de raad van Schaberg al op te volgen. Het clusterbeleid in ontwikkeling gaat vooral bouwen aan de infrastructuur. Het is best eng allemaal. Het landbouw-industrieel complex van Wageningen heeft immers grote schade aangericht, geobsedeerd als het was door jarenlang veel, uniform voedsel te produceren tegen zo laag mogelijke prijzen. Zelfs Sicco Mansholt zag in 1994 de rampzalige gevolgen ervan in: “Het is een onhoudbare toestand, een stroperige brei van belachelijke maatregelen. Een drama.” En Israel is de afgelopen vijftien jaar vooral een high-tech staat geworden door de meedogenloze oorlogs- en veiligheidsindustrie. Het kleine landje telt niet minder dan 350 bedrijven die produceren voor de binnenlandse veiligheidsdiensten. Lees The Shock Doctrine (2007) van Naomi Klein. “The fact that Israel continues to enjoy booming prosperity, even as it wages war against its neighbors and escalates the brutality in the occupied territories, demonstrates just how perilous it is to build an economy based on the premise of continual war and deepening disasters.” Het door Schaberg opgevoerde Californië ten slotte is het ultieme product van een grootschalige defensie-industrie: van het bouwen van vliegtuigen, tanks en raketten door Boeing, Lockheed en anderen. Kortom, het is ronduit gevaarlijk wanneer regeringen innovaties in het bedrijfsleven gaan stimuleren langs de weg van de infrastructuur. Tenzij ze steden helpen bouwen. Goede, leefbare en creatieve steden, boodevol talent. En mooi platteland.
Gelezen in NRC Handelsblad van 9 april 2008:
De kop boven het artikel doet anders vermoeden. "CBS: Randstad zit in Europese top" klinkt fantastisch, maar is bij nadere lezing niet anders dan een fraai staaltje van ‘How to lie with statistics’. Het bruto binnenlands product van de Randstad mag dan hoog zijn, het is slechts de helft van dat van Parijs of Londen die qua inwonertal even groot zijn. De helft! Maar goed, dan figureert de Randstad nog wel in de Europese top vier, na Londen, Parijs en, op afstand, Milaan. De Randstad als ‘the best of the rest’. Maar ook dat blijkt een leugen. Want als je het bbp verdeelt over het aantal inwoners zakt de Randstad naar de echte middenmoot, dat staat het gebied ergens tussen Rome en Hamburg in. Bovendien groeien de economieën van steden als Dublin, Stockholm en Kopenhagen bijna drie keer sneller dan die van de Randstad. De Randstad groeide slechts 1,8% in 2005.
En, het blijkt nog droeviger gesteld, want de ‘redelijke’ score van de Randstad is volgens het CBS vooral te danken aan de landbouw. De landbouw? Ja de landbouw. Zeg maar de bloemenveiling in Aalsmeer. Die ligt toevallig in de Randstad.
Wat is dat eigenlijk voor een economische stedelijke zone, die Randstad? Moeten we niet spreken van een buitengewoon productief agrarisch gebied?
reacties