Regels voor het sublieme

On 23 juli 2018, in kunst, landschap, by Zef Hemel

Gelezen in ‘IJsselmeergebied’ (2018) van Frits Palmboom:

De afgelopen drie jaar (2013-2016) bezette landschapsarchitect Frits Palmboom (1951) de Van Eesteren-leerstoel aan de Technische Universiteit Delft. Over zijn onderzoekswerk publiceerde hij onlangs een fraai boek. In ‘IJsselmeergebied. Een ruimtelijk perspectief’’ lezen we over tijdlijn, kustlijn, watervlak, achterland, schakelpunten en compositieprincipes. Zijn tekst is er een van instructies, aanwijzingen, regels en principes voor het ontwerpen van het landschap. Voor Palmboom is het IJsselmeergebied feitelijk één grote compositie, met het water als dynamisch element. “Het water van de delta, met zijn vaak heftige en onvoorspelbare dynamiek, vertegenwoordigt ‘het sublieme’ in het zo geordende alledaagse Hollandse landschap.” Zijn vele tekeningen zijn helder en ronduit schitterend en willen die compositieleer vooral illustreren. Ook de landschapsfotografie van Theo Baart is opzettelijk fraai, alsof de fotograaf het sublieme heeft proberen te vatten. Bij het doorlezen bekroop me zelfs het gevoel dat ik eerder met ‘land art’ te maken had, dan met complexe ruimtelijke inrichting. En misschien is dat ook wel zo. Palmboom is in de eerste plaats kunstenaar, een echte estheet.

Metropolitanisering is een van de twee grote tendensen die volgens Palmboom spelen in het gebied. De andere is ecologisering. Aan de basis van metropoolvorming liggen herwaardering  en intensivering van de grote steden, maar Palmboom ziet ook in de omgeving ‘sluipenderwijs’ verandering optreden, met krimp in de periferie. Er moet, vindt hij, worden geïnvesteerd in het leefklimaat op regionale schaal. “Kan de krimpende periferie op eigen kracht overleven of ook profiteren van de tendens tot metropolitanisering?” Hier en ook later verwijst hij naar San Francisco. Rond de baai is daar het Bay Trail Project waarin negen regiobesturen en 41 steden (!) samenwerken en dat de oevers ‘over de volle lengte’ toegankelijk maakt. Zo’n platform is ook rond het IJsselmeer nodig. Helemaal achterin het boek schrijft hij: “Er is een sterke neiging om binnen complexe planprocessen de ideevorming over ruimtelijke kwaliteit uit te stellen (of over te slaan) en voorrang te geven aan het debat over functies, doelstellingen en belangen.” Alsof men zijn compositieleer niet aanvaardt. In het voorwoord wordt zijn zorg ook niet geadresseerd. Het resultaat mag er zijn, schrijft de Regeringscommissaris voor het Deltaprogramma Wim Kuijken, het werk van Palmboom is een ‘belangrijke bouwsteen voor Agenda IJsselmeergebied 2050.” Dat lijkt op uitstellen, alsof eer functies, doelstellingen en belangen moeten worden afgewogen. Zijn werk, vastgelegd in een fraai boek, vraagt juist nu om een serieuze en betrokken opdrachtgever.

No progress

On 26 augustus 2015, in landschap, by Zef Hemel

Seen on Dutch television on Sunday 16 August 2015:

The Dutch landscape architect Adriaan Geuze (1960) was guest in last week’s edition of ‘Zomergasten’ (‘’Summer Guests’) on Dutch television. The long interview, inlivened by video and short films, took almost three hours. Geuze showed fragments of documentaries on the Oosterscheldewerken, the building of the Afsluitdijk, the dust bowl in the Mid-West, his study of the transformation of the landscape along the A4 near Leiderdorp, the paintings of Piet Mondriaan, the music of Al Green, Ayaan Hirshi Ali, the Dutch poet Ter Balkt, dolphins. He complained about the loss of the unique Renaissance polders south of Rotterdam, he was furious about the ‘undemocratic’ transformation of the exurban landscape along the A4 motorway near Leiderdorp. “It is not possible to recreate in those zones any longer”. No one had asked for it, he snorted. No one agreed on it. It was all the fault of planners with their stupid procedures. Leave it to engineers, he pleaded. The Dutch created their own land. So let’s create new land! (Let’s become heroic again!) His calvinist background made him deadly serious about all this. Good and evil, there was not much in between.

It was exactly the same story he told us some twenty years ago, in 1997, when Geuze was the curator of an exhibition in the Groninger Museum. In ‘90.000 pakjes margarine, 100 meter vooruit!’ the young architect had built a real showpiece, a panegyric on the heroic designing of the Dutch landscape, while accusing the Dutch planners of spoiling the countryside. Especially the huge pile of planning reports somewhere in the middle of the exhibition was telling in that sense. The babyboomers, the angry young man complained, had lost themselves in endless deliberation. Paper, procedures, nothing had come out of it. Let’s design the new landscape! Let’s draw new land and stop those planners. That’s why it was really disappointing seeing ‘Zomergasten’ last week: that after all those years, Geuze, now 55 years old, had made no progress in his thinking. Twenty years of neoliberalism in the Netherland in which planning had been abolished (and with his blaming the planners, Geuze had showed himself a true advocate of neoliberalism in the Netherlands). Why still accusing those planners? Or is it ‘the edifice complex’ of an ingenuous designer? Geuze: “The world has become very, very complex.”

Tagged with:
 

Autostad

On 17 februari 2012, in geschiedenis, by Zef Hemel

Gelezen in ‘J.T.P.Bijhouwer’ (2011) van Gerrie Andela:

Jan Bijhouwer, geboren in Amsterdam op 15 november 1898, was een vooraanstaand landschapsarchitect. In 1927 bezocht hij Boston, Massachusetts; dat was zes jaar na beëindiging van zijn studie botanie in Wageningen. Zijn bestemming was Arnold Arboretum, de door Olmsted ontworpen bomentuin die tegenwoordig deel uitmaakt van Harvard University. Afgelopen jaarwisseling was ik er. Het arboretum is onderdeel van de Emerald Necklace, een zeven mijl lang stelsel van parken dat dwars door Boston voert en dat, naast Central Park in New York, tot het beste werk van Olmsted moet worden gerekend. Bijhouwer reisde op een fellowship van de Rockefeller Foundation, maar besloot een jaar langer te blijven. In zijn onderhoud voorzag hij door in Amerika werk te zoeken. Hij, amper 29 jaar oud, reisde in een T-Ford door het immense land. Gerrie Andela’s recent verschenen monografie van Bijhouwer opent met de reis, die volgens haar bepalend zou zijn geweest voor zijn latere leven. “De kleinschalige en overzichtelijke wereld van Nederland lag ver achter hem.” Hij zou er zijn echtgenote, Evelyn Oliver, leren kennen, die afkomstig was uit Maine.

In 1952 keerde Bijhouwer naar Amerika terug. Zijn vrouw was op het eind van de oorlog, door honger verzwakt, bezweken aan tuberculose. Opnieuw bezocht hij Boston. Zijn ‘Amerikaanse notities’ verschenen in het tijdschrift Bouw. Op dat moment beschikte elk gezin in Boston reeds over een auto; Bijhouwer keek er zijn ogen uit. Aan de zuidkant van Boston zag hij de dertig hectare omvattende ‘The Shoppers World’ – de eerste shopping mall, met parkeerterreinen voor duizenden auto’s. Andela: “Om de afstanden inzichtelijk te maken verplaatst Bijhouwer het naar een Nederlandse context, met Amsterdam als vergelijkbaar stadscentrum en de zuidgrens van Amstelveen als locatie voor het nieuwe winkelgebied.” Voor de lezers van Bouw, amper bekomen van de oorlog, zal het een ongekend moderne ervaring zijn geweest. Wel gek, want tien jaar later zou in datzelfde Amstelveen een begin worden gemaakt met de bouw van de Binnenhof, het winkelcentrum van het snel groeiende Amstelveen langs de snelweg A9. De parkeerterreinen zouden spoedig volgen, want het autobezit in ons land maakte midden jaren zestig een enorme inhaalslag. Amstelveen werd in één klap een autostad. En ondertussen plantte Amsterdam met Sloterplas, Nieuwe Meer, Amsterdamse Bos, Gijsbrecht van Aemstelpark en Amstelpark (Floriade 1972) zijn eigen modernistische Emerald Necklace. Amsterdam ging ineens op Boston lijken. Goed gezien door Bijhouwer.

Tagged with: