Gelezen in ‘’The Netherlands of 2040’’ (2010) van het Centraal Planbureau:
Opmerkelijke langetermijnstudie van het Centraal Planbureau: ‘’The Netherlands in 2040’’. De studie verschijnt juist tijdens de kabinetsinformatie. Zou daar een opzet achter zitten? De boodschap is in ieder geval on-Nederlands: in de toekomst draait alles om kennis, dus de steden hebben de toekomst. Ik citeer: “Cities flourish. Cities are the local networks for face-to-face connections in the development of knowlegde and in matching firms and workers. They are also nodes in the global network of cities, and determine the division of production across space.” De regering, aldus het CPB, moet steden ontwikkelen, omgaan met congestie en zorgdragen voor gezonde steden en goede verbindingen. Vervolgens wordt in het midden gelaten wat voor soort stedenpatroon dan wenselijk zou zijn. “Should we prepare for a world with large-sized cities or would we benefit from scattered cities in a world where location hardly matters?” Op die vraag is slechts één antwoord mogelijk, maar toch worden door de makers van de studie een viertal scenario’s gebouwd: Talent Towns, Cosmopolitan Centres, Egalitarian Ecologies en Metropolitan Markets. Hun stelling is dat de ontwikkeling van de technologie uiteindelijk bepalend zal zijn. Ik zou zeggen: alles wijst erop dat naarmate die technologie zich verder ontwikkelt, het menselijke contact alleen maar belangrijker zal worden. Metropolitan Markets dus. Hoe dan ook, de conclusie van het CPB luidt: “"In all scenario’s, cities become increasingly important, so regulation should be reoriented towards the city level.”
Stel je voor dat het nieuwe kabinet acht zou slaan op deze conclusie en de grote steden werkelijk ruimte zou geven om de komende jaren te beslissen over hun eigen lot. In plaats van verdere centralisatie en verdeel-en-heersstrategieën, zou door verregaande decentralisatie een nieuw stedenlandschap kunnen ontstaan, met sterke steden en, wellicht, ook zwakke steden. De economie van dit vlakke land zou er een enorme impuls door krijgen. Eindelijk niet meer het accent op mainports, greenports en achterlandverbindingen, maar op echte steden. Niet de toch al kleine steden klein houden, maar ze juist in staat stellen fors te groeien door de ruimte te geven om hun eigen geld te verdienen en te investeren in kwaliteit. Net zoals vóór 1929, toen er nog geen Gemeentefonds bestond. Spiky steden dus! Dat zou wat zijn.
Gelezen in de Volkskrant van 4 augustus 2009:
Gisteren reed de pers mee op het eerste treinreisje over het nieuwe tracé van de Hogesnelheidslijn tussen Rotterdam en Amsterdam. Eindelijk was het dan zover. Mijn gedachten dwaalden naar elders. Een paar weken eerder berichtte correspondent Gert-Jan van Teeffelen in de Volkskrant hoe de Britten het doen op het Hogesnelheidsgebied. Slecht. Het kan dus nog slechter. Eind dit jaar hebben de Fransen al 1.961 kilometer aan TGV-lijnen liggen. De komende vijftien jaar zal dat groeien naar 4.787 kilometer. De Duitsers willen hun ICE-treinen verdubbelen tot 2.333 kilometer. De Spanjaarden mikken zelfs op een verdrievoudiging naar 5.515 kilometer. Maar de Britten komen niet verder dan een schamele 113 kilometer. En tot 2025 is er op het eiland 0 kilometer gepland. Die 113 kilometer strekt zich uit tussen Londen en de kanaaltunnel; ze verbindt geen enkele stad. De trein stopt alleen in Ebbsfleet, een soort parkeerterrein aan de ring van Londen, en in het stadje Ashford. Birmingham, Manchester, Liverpool, noem maar op, geen van deze steden wordt aangesloten op het Hogesnelheidsnet. Hoe dit mogelijk is? Waren niet de Britse spoorwegingenieurs beroemd om hun geniale en gedurfde ontwerpen? De Britse minister van transport, Lord Adonis, heeft wel een verklaring. De Britten houden niet meer van langetermijnplanning. Dit zou mede blijken uit de perikelen rond Heathrow en de Oost-Westlijn onder Londen. Die is al 40 jaar uitgesteld.
Zijn wij in Nederland zoveel beter? Vergis ik me of bespeur ik ook bij ons een groeiende weerzin tegen langetermijnplanning? De kritiek op de Noordzuidlijn is buitenproportioneel, de nationale ruimtelijke ordening moet het doen zonder een langetermijnperspectief, plannen moeten vooral realistisch en uitvoerbaar zijn, het is bijna niet meer mogelijk om vijftig jaar vooruit te denken. Doe je het toch, dan valt heel Nederland over je heen. "Het wordt toch allemaal heel anders" en "je bent een dromer" of, op zijn gunstigst, "dat is financieel niet haalbaar", zo is het commentaar. En over de snelle verbinding tussen Rotterdam en Amsterdam zeggen de mensen nu, op de dag van de opening: "60% meer betalen voor 20 minuten tijdwinst? Onzin!"
reacties