Manchester paradox

On 4 april 2019, in wonen, by Zef Hemel

Gelezen in ‘The Manchester paradox’ in Prospect van 4 maart 2019:

Afbeeldingsresultaat voor highrise manchester map inner city

Bron: BBC

Driftig wordt er gebouwd in de noordelijke industriestad Manchester, de skyline wordt hier gedomineerd door tientallen kranen. Tegelijk vindt de bezoeker van de ruim 500.000 inwoners tellende Britse stad steeds meer dak- en thuislozen op straat. In 2017 stierven 21 mensen zonder een dak boven hun hoofd. Ze noemen het de ‘Manchester paradox’. Alles deed het gemeentebestuur om de bouwwoede aan te wakkeren. Ze reisde zelfs naar China om investeerders in vastgoed aan te trekken.Vooral in het centrum van Manchester worden de laatste jaren extreem veel woningen gebouwd: 2.000 appartementen in 2017, de komende drie jaar nog eens 9.000 extra. Woonden er in 1985 nog 400 mensen in het stadscentrum, vorig jaar waren dat er al 40.000. In de jaren ‘80 en ‘90 probeerden opeenvolgende gemeentebesturen private investeerders te verleiden om in en rond de binnenstad te bouwen, de laatste jaren trokken ze zelfs investeerders uit het verre Midden-Oosten aan. Imposant is de nieuwe skyline van Manchester, deze doet eerder denken aan Dubai dan aan een Europese stad. Manchester is als Rotterdam: dure hoogbouw en tegelijk armoede in de buitenwijken. Al dat verwoede bouwen blijkt nauwelijks te baten. En publieke investeringen in infrastructuur lopen hopeloos achter.

Wat is er aan de hand? Jonge, hoogopgeleide starters vestigen zich massaal in de binnenstad van Manchester, dit doen ze vooral sinds de BBC in Salford zijn hoofdkwartier opende. De universiteiten in de stad groeien als kool, de restaurants en horeca doen het uitstekend. Huren en vastgoedprijzen stijgen snel. Het lijkt wel alsof iedereen in ‘downtown’ wil wonen. Vooral de afgelopen vijf jaar zijn buurten in en rond de binnenstad in een oogwenk hip en trendy geworden. Tegelijk hebben de bezuinigingen van Westminster op het gemeentefonds hun tol geëist; gemeentelijke instanties zijn nauwelijks in staat om de onderkant van de samenleving bij te staan of met middelen te ondersteunen. Het aantal daklozen is sinds 2010 scherp gestegen. Woningbouwcorporaties zijn door de Britse staat gekortwiekt, huurders van sociale woningen worden geconfronteerd met enorme prijsstijgingen. Zelfs het openbaar vervoer is duur geworden, terwijl de arme bevolking van Manchester in de verre buitenwijken woont, waar ze is aangewezen op busvervoer naar werk en voorzieningen. Er dreigt een verkeersinfarct. De stad telt meer dan 5.000 urgente woningzoekenden, maar de voorraad sociale woningen is verre van toereikend. Het succes van Manchester is goed nieuws. Echter, de Britse regering laat verstek gaan, is afwezig, althans dat stellen betrokkenen. Het verklaart waarom veel Britten op de linkse Jeremy Corbin stemmen. En het verklaart waarom veel inwoners van steden als Manchester hoogbouw haten of negeren. Voor hen betekenen die torens grove nalatigheid.

Tagged with:
 

Media Campus in Volksvlijt

On 10 april 2015, in regionale planning, by Zef Hemel

Gehoord in AMS, Mauritskade te Amsterdam, op 8 april 2015:

Afgelopen woensdag woonde ik het eerste atelier van Volksvlijt2016 bij. Gisteren schreef ik er al een post over. Het tweede gesprek die middag ging over mediacampus in en rond Hilversum. We begonnen in het Mediapark zelf. Twee jaar geleden viel dat bedrijventerrein in handen van een Britse investeerder nadat TCN failliet was gegaan. Die nieuwe investeerder, Peel Media, heeft ook bezit in Manchester. MediaCityUK heet het. Deze ‘City’ ontwikkelde zij nadat de BBC in 2004 op last van de Britse regering 1.800 banen van het dure Londen moest verplaatsen naar het armlastige Manchester. De eerste fase, groot 15 hectare, kwam gereed in 2011 bij een bocht van een oud kanaal op een typische brownfield locatie. Even eerder was het lightrail-systeem van Groot-Manchester met veel overheidsgeld al aangesloten op de nieuwe campus, die zal bestaan uit wonen, werken, winkelen en ook studeren, want de lokale University of Salford verhuist naar de site. De architectuur van het geheel werd in de pers overigens hevig gekritiseerd. Datzelfde Peel Media kijkt nu hoe zij in Hilversum de verworven site verder kan ontwikkelen.

Ooit, rond 1920, koos de Nederlandse regering voor Hilversum en niet voor Alkmaar als locatie voor het nationale omroepwezen. De huidige Hilversumse mediacampus die eruit is voortgekomen, begreep ik, is buitengewoon geavanceerd. De mogelijkheden die bijvoorbeeld het nieuwe Instituut voor Beeld en Geluid biedt zijn oneindig: al het vaderlandse media-erfgoed is daar al gedigitaliseerd. De commercialisering van het omroepbedrijf heeft in Nederland al vroeg plaatsgevonden. De enorme investeringen in de technische infrastructuur onder en boven de grond maken het complex nauwelijks verplaatsbaar. Alles verloopt via deze technologische draaischijf, ook nu steeds meer studio’s naar Amsterdam (Westgasfabriek, Amstel III) verhuizen. Daarbij vloeien (cross)media en ICT in elkaar over: dit wordt één geheel. Wat ik bovendien begreep is dat Hilversum zich nadrukkelijk als een mediastad gaat profileren. De hele stad wordt daarbij opgevat als één grote campus. Met mediastart-ups, media-onderwijs, media-wonen, media-winkelen, media-ontspannen. Dat is nieuw. Volgens de aanwezige projectleider moeten Amsterdam en Hilversum daarom als één geheel worden gezien. Ben benieuwd hoe de Britten zich hierin gaan bewegen en hoe de Hilversumse bevolking dit ziet.

Tagged with:
 

De uitvinding van agglomeratievoordelen

On 9 februari 2015, in innovatie, technologie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Cities in Civilization’ (1998) van Peter Hall:

 

Mooie beschrijving van Manchester en omgeving in de achttiende eeuw door Peter Hall in zijn onnavolgbare ‘Cities in Civilization’. Als innovatief milieu binnen de vroeg-industriële beschaving is Manchester het beste te vergelijken met wat wij tegenwoordig aanduiden als ‘Silicon Valley’. Nergens werden zoveel technische innovaties gedaan in zo’n korte tijd als in deze ene vallei, met als gevolg een enorme toevloed van kapitaal en talent. Vanavond zal ik er mijn Amsterdamlezing mee openen. Waarom uitgerekend Manchester? Zes sleutelelementen onderscheidde de Britse geograaf ten aanzien van het succes van Lancashire: al vroeg kende het gebied een economische organisatie die tegelijk ook een sociale was; de inwoners bleken goed in netwerken; mede daardoor was er hier al vroeg een middenklasse gevormd van kleine ondernemers; de netwerken bleven niet beperkt tot de katoenverwerking, maar overlapten met de ambachten, zoals de fabricage van uurwerken; in het gebied was goed technisch onderwijs voorhanden en waren sociëteiten actief die nieuwsgierigheid stimuleerden; ten slotte het gegeven dat al deze zaken op een heel klein oppervlak – één stad – bijeenkwamen.

Hall besluit het hoofdstuk met het noemen van vijf factoren die bepalend waren voor het economische succes van Manchester: een egalitair klimaat; een gevoel van vrijheid, een drang tot innovatie; relatief ambachtelijke en weinig kapitaalintensieve economische bedrijvigheid; een hecht, goed ontwikkeld kennisnetwerk rond handel en innovatie. Gevolg: “Everyone with ambition wanted to come to Manchester; it was the place where they would make their fame and fortune.” Mensen van buiten waren welkom en konden er relatief gemakkelijk aan de slag. Hier werd het geld vergaard en ook gespendeerd. Wie op afstand in de dorpen en kleine stadjes hetzelfde probeerde te doen, wachtte technologische stagnatie. Je moest er domweg middenin zitten. Bij zijn bezoek aan Manchester schreef Alexis de Tocqueville:”From this filthy sewer pure gold flows.” Alfred Marshall, die Charles Darwin bewonderde en de economische wetenschap op biologische grondslagen wilde vestigen, zou er eind negentiende eeuw zijn begrip agglomeratievoordelen aan ontlenen.

Tagged with:
 

In Brussels and beyond

On 24 december 2013, in boeken, filosofie, geschiedenis, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Love and Capital’ (2011) van Mary Gabriel:

Wat ik met de kerstdagen zoal lees? ‘Love and Capital. Karl and Jenny Marx and the Birth of a Revolution’, geschreven door Mary Gabriel. Ik kan me geen beter boek voor de donkere feestdagen toewensen. Het speelt in de negentiende eeuw, het leest als een heuse Charles Dickens, het gaat over het leven van Karl Marx, maar dan bezien vanuit het gezichtspunt van zijn vrouw, Jenny von Westphalen. Het is een geschiedenis van een grote liefde die de dood van liefst vier kinderen doorstaat, maar het gaat ook over de intellectuele krachttoer die uiteindelijk leidt tot het schrijven van ‘Das Kapital’ en natuurlijk over een tijdperk van bloedige revoluties die er uiteindelijk toe leidt dat gewone mensen zeggenschap krijgen over hun omgeving. Bovenal is het een boek over de geschiedenis van de negentiende eeuwse metropolen van Europa. Ze prijken alle pontificaal in de inhoudsopgave: Parijs, Londen, Berlijn, Manchester, Brussel en Keulen. Wie van steden houdt kan er niet genoeg van krijgen.

Mooi is hoe Gabriel, die redacteur is bij Reuters in Washington en Londen, de verschillende steden typeert. Het beeld dat zij van het negentiende eeuwse Parijs schetst is misschien wel het meest huiveringwekkend, vooral hoe de enorme stad erbij ligt na de contrarevolutie van zomer 1848 (“Paris bathed in blood”), laat staan na de gruwelijke Parijse Commune van 1871. Je waant je in de voetsporen van Friedrich Engels, die de hoofdstad direct na de totale lamlegging bezoekt. Marx zit dan in Keulen, waar hij de opstand op de voet volgt en deze voor de ‘Neue Rheinische Zeitung’ verslaat. En dan is er het verslag van het bezoek van de jonge Marx en Engels aan Manchester, in 1845. Ze verbleven er anderhalve maand. In dit ‘laboratorium van de industriële wereld’ aanschouwden ze het pure kapitalisme: “Even from a distance, the sprawling marketplace looked and smelled like hell on earth: row upon row of stalls were lit by the smoky red flame of grease lamps, and all that was on offer was the rotting produce and spoiled offal that had been rejected by more prosperous shoppers earlier in the day. Mired in a carpet of mud and swill, it was yet another hideous reminder of the depths to which those who lived in these districts had sunk.” Op elke honderdtwintig mensen was er hooguit één wc in de stad, er waren geen kleuren in het straatbeeld te bekennen, handschoenen, hoeden, petten en sokken ontbraken, mensen droegen eenvoudig papier op hun hoofd tegen de regen. Zelfs schoenen waren een uitzondering; de meeste mannen, vrouwen en kinderen liepen het hele jaar op blote voeten rond. Mensen waren door de machines gedegradeerd tot lompenproletariaat. “The pair returned to Belgium fired up with ideas for radicalizing the workingman in Brussels and beyond.”

Tagged with:
 

Rivaliteit

On 29 maart 2013, in regionale planning, by Zef Hemel

Gehoord op 27 maart 2013 in De Burcht te Amsterdam:

De studiemiddag ‘Stad en Periferie’ van de Universiteit van Amsterdam, afgelopen week gehouden in het voormalige vakbondsmuseum aan de Henri Polaklaan, stond in het teken van drie recente promotieonderzoeken, alle onder de hoede van hoogleraar Willem Salet uitgevoerd. De promovendi waren afkomstig uit Italië, Duitsland en Nederland. In elk van de onderzoeken werd de Amsterdamse situatie vergeleken met steden elders in de wereld. Dit internationale perspectief was prettig, want geestverruimend. De institutionele omgeving stond overigens in alle cases voorop: politiek, bestuurlijk, legalistisch, symbolisch, waarden en normen. Volgens Salet in zijn inleiding hobbelt die institutionele omgeving telkens achter de sociaal-economische veranderingen aan. Ze is de bron van tal van problemen en dilemma’s. Deze problematiserende invalshoek kleurde de hele middag. Dat was minder prettig.

Niettemin kregen we boeiende voorbeelden voorgeschoteld van stad-periferie-verhoudingen in Parijs, Frankfurt, Milaan, Manchester en Liverpool. De uiteenzettingen waren overigens veel te kort, maar toch voldoende om de nieuwsgierigheid te wekken. De meeste aandacht ging uit naar de bijdrage van Sebastian Dembski over de spanning tussen Manchester en Liverpool ten aanzien van de megaplannen rond ‘Ocean Gateway’ (2008). Een miljardair, genaamd John Whittaker van het bedrijf Peel, wilde 50 miljard pond investeren in de twee steden en de oevers van de Mersey, maar kreeg bij de autoriteiten geen voet aan de grond, ook niet bij de bestaande Development Corporations. Manchester, verklaarde Dembski, is vanouds een hardwerkende stad, Liverpool daarentegen wordt gezien als een stad die slapende rijk wordt. Samenwerken is niet aan de orde. Pas toen de Britse regering Whittaker steunde kwam er iets van de grond: ‘The Atlantic Gateway’. Nog altijd is er geen sprake van een groot-regionale institutionele omgeving die het plan, bestaande uit liefst 50 projecten, kan ondersteunen. Elk van de steden, op een afstand van 50 kilometer van elkaar gelegen, heeft zich rond zijn eigen invloedssfeer georganiseerd. Alleen Peel is de verbindende schakel. Is dit een zwaktebod aan publieke zijde? Dembski deed voorkomen van wel. De aanwezigen leken hierin de rivaliteit tussen de steden binnen de Randstad te herkennen. Maar wie zegt dat ‘Atlantic Gateway’ zo’n geweldig plan is? De bevolking in ieder geval niet.

De voorsprong begon in Manchester

On 20 december 2012, in geschiedenis, innovatie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘When China Rules the World’ (2009) van Martin Jacques:

Het interessante aan het nieuwe perspectief van Martin Jacques op de actuele mondiale verhoudingen is zijn besef dat de wereld niet door naties wordt bepaald, maar door steden. Als hij in ‘When China Rules the World’ bijvoorbeeld wil duidelijk maken dat de voorsprong van het Westen op de rest van de wereld pas in de loop van de negentiende eeuw begon en niet eerder, zoomt hij in op de situatie rond 1800 en vergelijkt niet China met Europa, maar de Britse steden met de Chinese in de Jangtse delta. Qua welvaart, cultuur en technologie ontliepen die twee grootstedelijke gebieden elkaar niet veel. Grote delen van China waren rond 1800 nog feodaal, zeker, maar de werkelijke maatstaf voor ontwikkeling waren Shanghai, Hangzhou en Nanjing. “In 1800, rather than being Eurocentric, the global economy was, in fact, polycentric, economic power being shared between Asia, Europe and the Americas, with China and India the world’s largest economies.” Daarna gaan Londen en Manchester ineens ver vooruitlopen op de Chinese en Japanse metropolen. Een ongekende samenballing van innovatie en economische kracht ontwikkelt zich hier in de bevolkingscentra langs de Theems en de Irwell. Een eeuw later is van een voorsprong niet veel meer over. Kijk maar naar de Aziatische metropolen.

De voorsprong die de Britse steden vanaf 1800 namen op de rest van de wereld, werd al snel gekopieerd door andere grote steden in de nabijgelegen delen van Europa: Duitsland, Frankrijk, België. Europa als geheel kwam daardoor op voorsprong te staan. Maar in de loop van de twintigste eeuw kopiëren alle steden in de wereld deze Europese technologie, eerst de Amerikaanse, even later ook de Aziatische. Natiestaten konden deze kopieerdrift alleen maar afremmen. Rest de vraag waarom het de Britse metropolen waren en niet de Chinese die rond 1800 zo onnavolgbaar innovatief waren. Volgens Jacques waren conjuncturele karakteristieken hierin bepalend, geen structurele. Vervolgens gaat hij de fout in door het verschil in afstand tot de steenkool als verklarende factor breed uit te meten: in China was die afstand veel groter dan in Groot-Brittannië. Hij had beter Peter Hall’s ‘Cities in Civilization’ (1998) kunnen raadplegen. Het juiste antwoord luidt namelijk dat in Manchester rond 1770 “an intelligent network for both trading an innovation” ontstond, “the first true innovative milieu”.

Tagged with:
 

The beginning of shape

On 5 juli 2012, in theorie, wetenschap, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Emergence’ (2001) van Steven Johnson:

Waarom ik het boek opnieuw uit de kast haal? Omdat ‘The connected lives of ants, brains, cities and software’ ook na ruim tien jaar nog hoogst actueel is. Sommige auteurs zijn gewoon hun tijd ver vooruit. De Amerikaanse wetenschapsjournalist Steven Johnson is zo iemand. In ‘Emergence’ beschrijft hij hoe zelf-organiserende systemen werken. Zulke systemen ontwikkelen zich bottom-up en gehoorzamen aan slechts een paar regels. Steden zijn typische zelf-organiserende systemen; Johnson noemt ze ‘pattern amplifying machines’. Neem Manchester. Begin negentiende eeuw, toen Friedrich Engels haar bezocht, groeide de textielstad in Noord-Engeland opzienbarend snel. De rijke buurten waren gescheiden van de arme arbeidersbuurten; die laatste zaten opvallend goed verstopt. De stad leek keurig geordend, maar was in werkelijkheid een van de minst geplande steden van het Verenigd Koninkrijk. “That mix of order and anarchy is what we now call emergent behaviour.” Het boek van Johnson gaat over complexiteit en over zelfregulerend gedrag, waardoor patronen vanzelf ontstaan, zonder interventie van bovenaf.

Uitgerekend in Manchester studeerde de wiskundige Alan Turing. Turing was het die in 1948 Londen verruilde voor de noordelijke textielstad om onderzoek naar mathematische patronen te doen in het laboratorium dat uiteindelijk de grondslagen van de computer zou ontvouwen. Zijn paper over ‘morfogenese’ – over het ontstaan van vormen – verscheen in 1952: een verslag van een studie naar biologische ontwikkeling op basis van wiskundige formules. In feite was hij de eerste die de kracht van zelfassemblage detecteerde en die emergent gedrag op het spoor kwam.  Zijn opzienbarende ontdekkingen deed Turing uitgerekend in de meest ongeplande stad van Groot Brittannie. Toeval kan dat volgens Johnson niet geweest zijn. Johnson besluit dan ook met de stelling, zich mede baserend op de theorieën van Turing: “You don’t need regulations and city planners deliberately creating these structures. All you need are thousands of individuals and a few simple rules of interaction.” Johnson woont en werkt in Park Slope, het door Paul Auster bezongen deel van Brooklyn, New York. New York is een van de minst gereguleerde steden ter wereld. Zou ook hier sprake van toeval zijn?

Tagged with: