City in transition

On 7 april 2015, in migratie, sociaal, vastgoed, wonen, by Zef Hemel

Gelezen in Vanity Fair van mei 2014:

 

Deze week, amper drie uur terug uit New York, gaf ik mijn eerste college ‘Cities in Transition’ aan de UvA. Kon niet mooier. In New York, vertelde ik de studenten, waren me twee dingen het meeste opgevallen: de vele Spaanstalige opschriften enerzijds en de vele ranke, extreem hoge torens in aanbouw anderzijds. Eerst het Spaans. In korte tijd verandert de Big Apple in een Spaanstalige – nou oké, tweetalige – enclave; het aantal Hispanics groeit er opvallend snel. In Queens bijvoorbeeld zag ik hele grote Mexicaanse en Zuid-Amerikaanse gemeenschappen van arme migranten, meest verzameld in parken en buurten, in afwachting van iets. Ook de metro zat er vol mee. Ze zijn hier nieuw, ze zijn arm en ze komen met hele gezinnen tegelijk. Hun werklust spat ervan af. Opnieuw verandert New York ingrijpend door een influx van imposante migrantengemeenschappen. Het andere dat me opviel waren de vele nieuwe torens. Dan hebben we het over Manhattan, om precies te zijn het gebied ten zuiden van Central Park, ter hoogte van 57 Street. Ook dit verschijnsel is nieuw: ranke woontorens, sommige nog hoger dan Empire State Building, elke verdieping bestaande uit niet meer dan een of twee appartementen. Ze worden gebouwd voor de ‘’happy few’’, nee ‘the filthy rich’, afkomstig uit de hele wereld. Extreem rijk ontmoet extreem arm in New York.

In Vanity Fair las ik een artikel over de nieuwste golf bizar ranke hoogbouw op Manhattan. In ‘Too Rich, Too Thin, Too Tall?’ concentreert alle aandacht zich op het nieuwste werk van de architect Rafael Vignoly. Hij ontwierp een woontoren aan Park Avenue waarvan het penthouse op de 96ste verdieping is verkocht aan een anonieme koper voor liefst 95 miljoen dollar. De ranke, extreem hoge toren telt in totaal slechts 104 appartementen. Prijs per vierkante voet: 11.500 dollar. In de omgeving verrijzen meer van dit soort dure torens. De hoogste opent dit jaar: One57. Architect: Christian de Portzamparc. Meer starchitects ontwerpen nu hun eigen duurste supertower in dezelfde buurt: Frank Gehry, Richard Meier, Jaques Herzog and Pierre de Meuron, Jean Nouvel en Robert Stern. Wie dacht dat de starchitects in de crisis verdwenen waren heeft het dus goed mis. Echter, de gebouwen bestaan hoofdzakelijk uit glas. De rijken kopen in de eerste plaats uitzicht, en de náám van een beroemd architect, niet zijn architectuur. Binnenkort bestaat de hele skyline ten zuiden van Central Park hoofdzakelijk uit naalden: een stekelig bos dat zijn schaduw werpt over het duurste stukje aarde, in bezit genomen door de allerrijksten die, kampend met een permanente jetlag, op reis zijn tussen hun appartementen in Shanghai, Sao Paulo, Dubai, Londen en de Big Apple. Ik vertelde het de studenten. Dit is wat ze me vroegen: gaat dit goed? Kan dit wel naast elkaar bestaan?

Tagged with:
 

Speelgoedstad

On 16 november 2010, in demografie, stedenbouw, by Zef Hemel

Gelezen in De trek naar de stad (2010) van Doug Saunders:

Doug Saunders is een Canadese journalist. Hij woont met vrouw en kinderen in Londen. Recentelijk schreef hij een boek over de wereldwijde verstedelijking en de kansen die deze migranten biedt. Zondagavond sprak ik erover met Ewald Engelen, de nieuwe h0ogleraar etnisch ondernemerschap aan de Universiteit van Amsterdam. Ewald sprak afgelopen vrijdag in zijn intreerede dat Nederland in de toekomst wellicht nieuwe migranten behoeft.  In de huidige politieke context geldt dat als een gedurfde uitspraak. Saunders is veel stelliger. Hij betoogt dat “de wijken waarin de migranten zich vestigen vaak dynamisch zijn en groot economisch potentieel bezitten. Meestal ontstaat er een welvarende middenklasse, maar ook in sloppenwijken – broeinesten van armoede, sociaal geweld en religieus fundamentalisme – sluit een enorme energie die ten nutte kan worden gemaakt.” Hij reisde de hele wereld af, op zoek naar hoopwekkende voorbeelden. “In wezen gaat dit boek over sociale mobiliteit.” Wil de stad van aankomst functioneren, aldus Saunders, dan moet hij leden van een middenklasse voortbrengen. Vanzelfsprekend bezocht de Canadees Mumbai, Sao Paulo en Istanbul, maar in hoofdstuk 10 doet hij Amsterdam aan, Slotervaart om precies te zijn.

Wat zag Mohamed Mallaouch toen hij, uit Marrakech afkomstig, Slotervaart binnentrok? “In zijn ogen was het net een van lego en groen vilt gemaakte speelgoedstad voor kinderen, vol kunstmatige aandoende groene zones.” Het stadsdeel leek een volmaakte woonomgeving, streng vormgegeven door stedenbouwkundige ontwerpers. Maar bij nader inzien bleek het een vergaarbak van migranten en een broeinest van religieuze subculturen – een nieuwe bastaardvorm geschapen door mensen die gewoon klem zaten. Hier woonde de moordenaar van Theo van Gogh. Zijn moord leidde tot een ommekeer. Saunders schetst de opkomst van Markouch, de maatregelen die deze trof en de steun die hij kreeg van Job Cohen. “Vijf jaar na de moord op Van Gogh was Slotervaart veranderd in een zee van bouwkranen, graafmachines en sloopkogels. Het was gedaan met de strakke, ordelijke planning.” Saunders schetst het nieuwe beeld: “Eerder had Slotervaart er goed uitgezien vanuit een helikopter en vanuit een standpunt van een planoloog in het centrum. In een radicale ommezwaai besloot Amsterdam Slotervaart er aantrekkelijk uit te laten zien voor een nieuwkomer uit een dorp. De bewoners werden veel dichter naar elkaar toegebracht, niet alleen omdat ze dat wilden  en vanuit overwegingen van veiligheid en gemak en vanuit zakelijke motieven wilden ze dat dolgraag – maar ook vanuit de overtuiging dat een grotere bevolkingsdichtheid de sociale cohesie en de welvaart ten goede komt.” Saunders noemt dit pogingen tot ‘deplanning’. Hij juicht ze toe. “De concepten van een strakke ruimtelijke ordening en het verlenen van toestemming voor grondgebruik zijn planologen nog altijd dierbaar. Vaak geloven zij nog altijd dat in steden een strenge onderverdeling moet bestaan in woonwijken, winkelgebieden en terreinen voor lichte industrie. De meest geslaagde stadsbuurten ter wereld kennen echter noch een lage bevolkingsdichtheid, noch een strakke ruimtelijke ordening.” De stedenbouwkundigen hebben het mis. De nieuwe tijd vraagt om deplanning: ruimte voor spontane ontwikkeling, hogere dichtheden en weinig tot geen scheiding van functies.

Tagged with:
 

Zeggen waar het op staat

On 27 december 2005, in kunst, by Zef Hemel

Gelezen in PS bij Het Parool van 29 oktober 2005:

Vijftien jaar geleden kwam ze naar Amsterdam. Ze werd de vrouw van Philip Mechanicus, de fotograaf. Zelf is ze concert-pianiste. Tomoko Mukaiyama studeerde, na opgegroeid te zijn in Tokio, twee jaar aan de Universiteit van Indiana, USA. Daar zag ze niet veel meer dan de campus; aan het Amerikaanse leven nam ze niet deel. Ze ontmoette er wel veel Europese studenten. Toen twijfelde ze. Zou ze naar Brussel, Antwerpen of Amsterdam gaan? Het werd Amsterdam, "de stad waar iedereen zegt waar het op staat." Het contrast met Japan vond ze ‘gigantisch’. "Het grootste verschil is dat het bij Japanners allemaal gaat om de perfecte buitenkant, bij Nederlanders is wat erin zit het belangrijkste."

Blijft ze in Amsterdam wonen? Ze zal niet snel weggaan. "Maar ik realiseer me wel dat ik in een ongelooflijk bijzondere en kansrijke tijd ben gekomen, toen Nederland nog veel te bieden had (in 1990, ZH). Als ik nu met jonge buitenlandse kunstenaars praat, zal ik ze niet meer aanraden om naar Amsterdam te komen. Het gebeurt hier gewoon niet meer. Er is steeds minder ruimte en geld voor experimentele kunst, voor nieuwe dingen. Veel kleine podia voor jonge kunstenaars zijn verdwenen. Het is zo moeilijk om iets voor elkaar te krijgen, te beginnen met een verblijfsvergunning. Nederland en Amsterdam in het bijzonder waren zo open, zo naar buiten gericht toen ik hier kwam. (…) Daar is weinig meer van over." Treurig is het. Wat een land. Leve de Vrijstaat!

Tagged with:
 

Groter denken

On 20 november 2005, in sociaal, by Zef Hemel

Gelezen in Volkskrant Magazine van 12 november 2005:

Onder de kop ‘Wat een verschrikkelijk land’ vertellen expats in de Volkskrant Magazine waarom ze zich in Nederland ongelukkig voelen en waarom ze het liefst zo snel mogelijk weg willen uit dit land: ontoegankelijke gezondheidszorg, ingewikkelde belastingen, trage bureaucratie, dure kinderopvang, lastige huizenmarkt en groeiend wantrouwen tegen vreemdelingen. Het klimaat, kortom, voor talent en tolerantie is op dit moment in Nederland bijzonder slecht. En wat opvalt, is dat dit klimaat sinds de kabinetten Balkenende vrij abrupt is ingetreden. "Nederland, het land waaraan Tamas nog herinneringen bewaarde uit de jaren tachtig, was zo’n mooi land dat je er kinderen van op de wereld wilde zetten. Maar de zes Nederlandse jaren hebben Monika nerveus gemaakt, negatief en boos. Ze kan geen journaal of avondblad meer zien: ik word erg ongelukkig van het nieuws."

In hetzelfde nummer een interview met de van origine Marokkaanse schrijver Khalid Boudou, bekend van zijn debuut ‘Het Schnitzelparadijs’. In zijn boekenkast staat een foto van zijn vader, uit 1975. Een aantrekkelijke hippie met lange donkere krullen, een wijde broek en leren jas. "Mijn vader en zijn broer kwamen naar Nederland in de tijd van de flower-power, een onbezonnen tijd, met mooie vrouwen en nieuwe idealen. Het waren heel open kerels, nieuwsgierig naar een nieuwe wereld – dus daar zijn ze helemaal in opgegaan. Mijn vader heeft eens tegen me gezegd: ‘jongen, we waren gewild.’ Het doet hem pijn dat de jongeren van nu zijn generatie zien als een falende generatie, als onmondige allochtonen die door de fabrieken zijn misbruikt tot hun ruggen braken. Met terugwerkende kracht wordt zijn geschiedenis herschreven, wordt hij een loser." Met zijn vrienden maakte hij reizen naar de banlieus van Parijs en Marseille. Hij denkt er met veel plezier aan terug. Naast de ‘potpourri aan ellende’ zag hij "de wereld van de nacht, waar dat kruidige leven heerst, met raimuziek, en felle discussies, en waar ik, omgeven door Senegalezen, Algerijen, Marokkanen en Fransen, groter heb leren denken, kosmopolitischer. Het begrip identiteit heeft een andere betekenis gekregen – bijna als iets dat je kunt afwerpen." Boudou bepleit een beetje meer lucht en relativering in het heftige debat dat Nederland nu al jaren in zijn greep houdt. Meer humor. Wat een voortreffelijk advies! Je zou er als overheid beleid op willen maken. Kosmopolitisch beleid.

Tagged with:
 

Economie van de kapsalon

On 15 november 2005, in economie, by Zef Hemel

Gelezen in De Volkskrant van 15 november 2005:

Het Amerikaanse tijdschrift Newsweek stelt Europa de vraag of het bereid is te veranderen. Dit na de rellen in Parijs en de andere grote Franse steden. De economie van het kappersvak, schrijft het blad, kan duidelijk maken waarom jonge moslims in Franse voorsteden auto’s en winkels in de fik steken. In New York en Londen zijn overal kap- en schoonheidssalons te vinden die jonge immigranten aan het werk hebben, vaak mensen met gebrekkige beheersing van het Engels. De allochtonen gaan doorgaans wekelijks naar de kapper, dus je hebt er ook erg veel van nodig. Hoe anders is dit in Frankrijk: daar is nog een speciaal diploma nodig om een föhn te mogen vasthouden. "Om te zeggen dat de economische vooruitzichten van de jeugd in het suburbane Parijs beperkt zijn, is een eufemisme van Eiffeliaanse proporties."

Ik moest denken aan de film ‘Madame Jeanette’ die ik een tijdje geleden in het Ketelhuis zag. De Surinaamse familie die in de vrolijke maar ook wrange film centraal stond, probeerde aan de kost te komen door extravagante kleding op de markt te verkopen (hij) en door zelfgemaakt eten op straat te slijten (zij). Beiden werden dwarsgezeten door Hollandse kaaskoppen, die zich inspecteurs noemden en die aangifte deden bij de politie wegens…. nou ja, overtreding van de Warenwet, het niet in het bezit hebben van een middenstandsdiploma enzovoort. Vreemde kleding verkopen, haar knippen, zelfbereid exotisch eten aan de man brengen, dat is allemaal economie. Hoeveel kapsalons telt Amsterdam?

Tagged with: