Gelezen in ‘Milton Keynes. Image and Reality’ (1992):
Op weg van Cambridge naar Bath reden we door de Londense ‘Green Belt’. Daar maakten we een lus naar boven, nieuwsgierig naar Milton Keynes, de grootste ‘new town’ gelegen aan de M1 tussen Londen en Birmingham. Het besluit tot de bouw van deze nieuwe stad, tachtig kilometer noordelijk van Londen, werd in 1966 door de socialistische regering Wilson genomen. Er zouden 250.000 Londenaren worden gehuisvest op liefst 27.000 acres, dat is een oppervlak zo groot als de bebouwde kom van Manchester, waar niet minder dan één miljoen mensen samenleven. Het enorme ‘zakdoekje’ op de kaart van Buckinhamshire dat minister Crossman uit zijn broek haalde kreeg een heus ruitjespatroon van stadsautowegen met een maaswijdte van niet minder dan 1 kilometer. Op de kruispunten kwamen rotondes. Ik telde er 130. Je neemt ze gemakkelijk met een snelheid van zeventig kilometer per uur. Milton Keynes is volledig uitgevoerd in laagbouw, zonder auto ben je hier nergens. Hoogbouw is zelfs verboden. Openbaar vervoer is en blijft een probleem. Is het niet ironisch dat een jaar na start bouw de oliecrisis van 1973 de planuitvoering al ter discussie stelde? Toch zette de toenmalige Britse regering door. Het was op het nippertje. Ook de latere regering van Margaret Thatcher wilde met de bouw van MK niet stoppen. De premier – kruideniersdochter – kwam zelfs het winkelcentrum, Crystal Palace, in 1979 openen. Milton Keynes werd een triomf van haar vroem-partij.
We logeerden in het nieuwe stadion, waar Hilton haar kamers vernuftig in de tribunes had gebouwd; van de lobby naar onze kamer moesten we zeker 500 meter lopen. Om een hapje te kunnen eten waren we gedwongen om met onze auto vijf kilometer naar het stadscentrum te rijden: het is een stadshart dat eigenlijk niet had mogen bestaan. Want de planners –Jock Campbell en Derek Walker – droomden van een gedecentraliseerde stad, waar de bewoners zouden kunnen kiezen uit verschillende centra. Toch kwam er een centrum. Niet dat het er erg gezellig is. Het gebied telt liefst 20.000 parkeerplaatsen. In het nieuwste gedeelte is hoogbouw toegestaan, rond een plein bleek een ‘food court’ gepland waar ketens hun standaardmaaltijden aanbieden. Daarboven wonen jongeren in kleine gestapelde appartementen. Vijftig jaar oud is Milton Keynes nu. Er wonen minder mensen dan gepland. Er zijn ook minder gezinnen. Wie lelijk schrijft over MK, die wordt voor een snob versleten, die krijgt nog steeds de wind van voren. Duurzaam is MK in ieder geval niet. Bij haar vijftigjarig jubileum schreef de Britse architectuurcriticus Owen Hatherley: “Today, Milton Keynes is still the non-place it was planned to be.” Zo is het niet helemaal. MK heeft karakter. En toch, helpen doet het niet. Londen kookt ondertussen over.
Gelezen in ‘Moderniteit en suburbaniteit in de nieuwe stad’ (2016) van Ivan Nio:
Onlangs promoveerde de stadssocioloog Ivan Nio op ‘moderniteit en suburbaniteit in de nieuwe stad’ aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn promotores waren Arnold Reijndorp en René Boomkens. Nio onderzocht het alledaagse leven van gewone mensen in hun privésfeer in de nieuwe steden Almere, Cergy-Pontoise en Milton Keynes. Dit deed hij door gewone mensen op straat te interviewen. Daarbij kantelde hij het perspectief op moderniteit, dat doorgaans gericht is op de openbaarheid in met name de grote steden. Sociologen als Berman, Jacobs, Bardt en Sennett zagen het leven in de buitenwijken vooral als verlies en een vlucht uit de moderniteit, die bij uitstek in de grote stad te ervaren was. Moderne ervaringen als de schok van het onbekende, de confrontatie met vreemden, de verrassing en wisselende perspectieven zouden in de suburb ontbreken. Nio ziet dat anders. Bij hem is de privésfeer de locus van de persoonlijke autonomie en ontplooiing van de gezinsleden, de suburb de plek voor bevrijding en emancipatie. Er bestaat volgens hem ook een suburbane moderniteit. Deze wilde hij op het spoor komen en in zijn ambiguïteit beschrijven.
‘’Moderniteit en suburbaniteit in de nieuwe stad’ is een in vele opzichten fraai proefschrift. Nio formuleert helder, zijn hoofdstukken over theorieën zijn knap en toegankelijk geschreven. Boeiend is ook zijn vergelijking tussen de drie steden, de ene nabij Londen, de ander onder de rook van Parijs, een derde op afstand van Amsterdam. Met name was ik geïnteresseerd in zijn beschrijving van de conflicten. Volgens Sennett zat hier de zwakte van de suburb: mensen die welvarend worden kopen liefst een conflictloze privésfeer. Die vinden ze in simplificatie en in afzondering: in woonbuurten, liefst onder soortgenoten, veilig, stabiel, overzichtelijk, harmonisch. Sennett bespeurde zelfs een gevaarlijk streven naar zuiverheid. Mensen, schreef hij, zouden conflicten niet meer kunnen verdragen en als ze zich voordeden, zouden ze deze gaan uitvergroten. En wat blijkt? In de paragraaf over conflicten en wrijvingen treft men mensen aan die zich storen aan het feit dat de buurman hen niet meer groet, dat de caravan al een jaar op de oprit geparkeerd staat, die de verhuizing van buren ervaren als ‘donkere wolken die zich samentrekken’, die sociale woningbouw aan de overkant van de weg opvatten als een veeg teken, die vooral in Almere telkens doorverhuizen naar de nieuwste woonwijk. In Almere is de PVV de grootste politiek partij.Volgens Nio verhouden deze mensen zich tot hun buurt ‘op een moderne en reflexieve wijze’. Ik hou het toch liever op Sennett’s analyse.
reacties