Opstand van de provincie

On 6 december 2017, in cultuur, politiek, by Zef Hemel

Gelezen in ‘’Toekomst cultuurbeleid’ (2017) van de Raad voor Cultuur:

Afbeeldingsresultaat voor raad voor cultuur toekomst cultuurbeleid regio

Er waart een spook door Nederland. Het is het spook van de regionalisering. De Raad voor Cultuur te Den Haag bracht onlangs een visie naar buiten over de toekomst van het Nederlandse cultuurbeleid. Het stelt daarin dat aan de bestaande basisinfrastructuur en de rijksfondsen een derde categorie moet worden toegevoegd, namelijk die van de stedelijke cultuurregio’s. Dat zijn regio’s waar cultuur als een ‘ecosysteem’ werkt, waar ‘netwerken’ in het cultuur- en kunstenveld onderling sterk zijn verbonden. De Raad onderscheidt twaalf tot zestien regio’s. Alle kenmerken zich door een ‘sterke centrumgemeente’ waar een ‘hoog voorzieningenniveau’ aanwezig is, met omliggende gemeenten die dit aanbod aanvullen. De parallellen met bewegingen in het ruimtelijke-economische domein en het domein van het bestuurlijke stelsel zoals het rapport ‘Maak verschil’ van het Ministerie van BZK zijn opvallend. De Raad gebruikt zelfs termen als ‘agglomeratiekracht’ als het gaat om de werking van de culturele infrastructuur in de regio. “Gebruik stedelijke cultuurregio’s als partners voor het realiseren van de doelstellingen van cultuurbeleid. Zulke regio’s hebben voldoende agglomeratiekracht om een compleet cultureel ecosysteem in stand te houden. Ze kunnen inspelen op de samenstelling en behoefte van de bevolking, en rekening houden met het lokale makersklimaat.” Allemaal ruimtelijk-economisch jargon dat de cultuursector is binnengeslopen.

Rijksgeld voor cultuur wordt hier ruimtelijk herverdeeld, laat dat duidelijk zijn. De provincie Noord-Brabant lobbyt  al jaren voor meer cultuurgeld voor Eindhoven en omgeving, andere provincies dongen mee naar het predicaat ‘Culturele hoofdstad van Europa’, met Friesland als winnaar. De Raad: “Het cultuurbeleid is sterk nationaal georiënteerd en is vooral gericht op individuele instellingen en niet op de samenhang van culturele voorzieningen. Beleid en geldstromen versterken elkaar in de praktijk nog onvoldoende. De huidige convenanten hebben dit probleem niet kunnen oplossen. Maar als regionale keuzes belangrijke overwegingen worden in het landelijke beleid, dan kan er lokaal een discussie op gang komen over de betekenis en invulling van het culturele aanbod die er echt toe doet.” Help, we koersen af op een cultureel MIRT, een Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte, Cultuur en Transport. “Nodig stedelijke cultuurregio’s uit om met een overtuigend en inspirerend plan te komen voor hun lokale culturele ecosysteem. Een plan waarmee een regio op zijn eigen manier invulling geeft aan de doelstellingen van het cultuurbeleid met een beleidshorizon van zes jaar. Stel op korte termijn stimuleringsgelden beschikbaar om de samenwerking binnen stedelijke cultuurregio’s te bevorderen.” Zie je wel? En dat terwijl het vrijwel alle Nederlandse regio’s juist aan agglomeratiekracht ontbreekt. Kijk nog eens goed naar het kaartje. Alle steden ongeveer even groot getekend. Het is een opstand van de provincie tegen de metropool.

Tagged with:
 

Gelezen in ‘The Power to Collaborate’ (2010) van Nadav Haran:

Het schrijven aan het essay over waarom het zogenaamde MIRT-traject van het rijk regionale samenwerking eerder in de weg staat dan stimuleert vordert gestaag. MIRT staat voor Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport. Het is een rijksinvesteringsprogramma. Vorig jaar is de R van ruimte toegevoegd aan het MIT, dat al sinds begin jaren negentig bestaat. Noem het een coproductie tussen de ministeries van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu. Het werkt zo: regio’s in Nederland wordt door de twee departementen gevraagd om zogenaamde gebiedsagenda’s te maken waarin ze investeringen in infrastructuur koppelen aan de beoogde ruimtelijke ontwikkeling op korte, middellange en lange termijn. Aan de hand van deze gebiedsagenda’s starten de departementen vervolgens de onderhandelingen met de regio’s over de programmering van de rijksinvesteringen. Kunt u het nog volgen?

Om te begrijpen waarom MIRT regionale samenwerking hindert is het nodig je te verplaatsen in de regio’s en in hoe zich daar regionale planvorming ontwikkelt. Nadav Haran schrijft daarover in zijn recent verschenen proefschrift behartigenswaardige woorden. Na de mislukte poging van nationale overheden overal in Europa om begin jaren negentig formele structuren op regionaal niveau te introduceren (in Nederland: stadsprovincies), zochten de regio’s zelf naar meer informele samenwerkingsverbanden. Die hebben zij de afgelopen twintig jaar ontwikkeld. Met wisselend succes. Haran benoemt ze en meet hun strategische effectiviteit. Doorgaans wordt in dat verband van rijkszijde neerbuigend gesproken over ‘bestuurlijke drukte’ en ‘bestuurlijke spaghetti’, maar Haran doet dat niet, integendeel. Hij spreekt van een nieuwe benaderingswijze die hij betitelt als ‘’the collaborative approach’’. “The collaborative approach accentuates the need to break through static governmental structures and unbolt these to complement open processes that involve all relevant stakeholders. It suggests a shift from the continuous search for an optimal formula of formal governmental settings and a turn toward the adoption of flexible and informal coordinating modes of governance aiming to connect stakeholders and promote coherent collective action in the regions.” De strategische capaciteit van sommige stedelijke regio’s is hierdoor aanzienlijk vergroot. MIRT nu doorkruist die nieuwe, veelbelovende benadering op lompe wijze. Daarover gaat mijn essay.

Tagged with: