Gehoord in Pakhuis de Zwijger te Amsterdam op 23 juni 2018:
Hidetoshi Ohno, emeritus-hoogleraar Stedenbouw aan de University of Tokyo, was een van de zes sprekers tijdens ‘New Tokyo Story’ afgelopen zaterdag in Pakhuis de Zwijger. Ohno vertelde dat hij zich de laatste zes jaar was gaan verdiepen in mobiliteit en wat dat met mensen doet, zeg maar, hoe ingrijpend mobiliteit ons dagelijks leven heeft veranderd. Om zijn verhaal duidelijk te maken gebruikte hij het script van de film ‘Tokyo Story’ (1953) van de Japanse cineast Yasujiro Ozu. Vijfenzestig jaar geleden reisden de ouders Hirajama uit hun geboortedorp naar Tokio, waar hun opgroeiende kinderen zich hadden gevestigd. Het was kort na de Tweede Wereldoorlog, een van de zoons was in de oorlog gesneuveld, de reis per stoomtrein duurde meer dan dertien uur. Veel jonge mensen zouden in die jaren naar de grote steden verhuizen. In 1964, tijdens de Olympische Spelen in Tokio, reed de eerste kogeltrein door Japan, daarna verschrompelden de afstanden. Het netwerk van hogesnelheidstreinen bevoordeelde een beperkt aantal grote steden, Tokio in de eerste plaats. Overal zou de auto lokale gemeenschappen uit elkaar trekken. Aan de hand van zes voorbeelden van Japanse steden verspreid over het grote Aziatische land liet hij zien wat de ingrijpende effecten van de modernisering van mobiliteit op het dagelijkse leven van gewone mensen is geweest.
Ohno sprak over ‘the big flow’ die inderdaad overweldigend is en die op dit moment razendsnel in capaciteit en afstand groeit, maar die ons dagelijks leven ondermijnt. Daar tegenover stelde hij ‘small flows’ van voetpaden en fietspaden, van nabijheid, van lokale gemeenschappen. Steeds grotere bedragen gaan naar de eerste, terwijl in de eenvoudige verkeersruimte binnen dorpen en steden steeds minder wordt geïnvesteerd. Tijdens het diner ‘s avonds vroeg ik hem waarom hij zo laat in zijn carrière uitgerekend mobiliteit als studieveld had gekozen. Hij vertelde me over een ontmoeting met een oudere vrouw in een rolstoel zes jaar geleden, die hij daarna steeds beter had leren kennen. In haar isolement had hij zich verplaatst, dat inderdaad steeds erger was geworden, waarop hij zich had gerealiseerd hoe ondermijnend zoiets op een mensenleven werkt. Elk mens, zei hij, heeft recht op bewegen. Uiteindelijk had hij er een boek over geschreven. Nu de Japanse bevolking vergrijst is het zaak dat we mobiliteit anders gaan zien: kleine stromen, vond hij, moeten beter worden geaccommodeerd. Onze perceptie van bewegen verdient niet minder dan een paradigmashift. Zo kan het niet doorgaan. Ook in Europa is de toekomst aan nabijheid.
Gelezen in ‘Zhang Jian and the World Exposition in the Early Years of the 20th Century’ van Ma Min en Ai Xianfeng:
Bezoek gebracht aan Tokio. Met zijn 36 miljoen inwoners is de Japanse hoofdstad nog altijd de grootste stad op aarde. Opnieuw vond ik het indrukwekkend. Met Japan gaat het al jaren niet goed – er is sprake van een sterke demografische en economische krimp -, maar in Tokio zelf merk je daar weinig van. Haar bevolking groeit nog steeds, zij het bescheiden, terwijl haar grootstedelijke diensteneconomie onverminderd goed presteert. Dat krijg je als een stad groot en divers is. De opbloei van de stad begon in 1868, toen het geïsoleerde Japan onder druk van de Amerikanen zijn grenzen opende voor de buitenwereld en de keizer besloot Kyoto als hoofdstad in te ruilen voor het centraal gelegen Edo, het huidige Tokio. De modernisering verliep daarna verrassend snel. Wat heet, Tokio maakte een ongekende bloeiperiode door, een gouden eeuw die duurde tot de grote aardbeving van 1923, zes jaar later gevolgd door de economische crisis van de jaren dertig. Tokio was destijds de eerste Aziatische stad die haar economie volledig industrialiseerde. Haar bevolking verdubbelde in korte tijd, waardoor ze definitief uitgroeide tot de grootste stad op aarde, een positie die ze daarna niet meer prijs zou geven.
Wat was eigenlijk de katalysator van die snelle opbloei en modernisering? Ik zocht ernaar in de vakliteratuur en vond allerlei keizerlijke maatregelen van bestuurlijke vernieuwing. Is bestuurlijke vernieuwing dan werkelijk zo belangrijk? Ik twijfelde, dus ik zocht verder. Aan de basis, las ik, lag een door de keizer benoemde commissie die in 1871 naar Europa en Noord-Amerika was gereisd om de industriële revolutie daar te bestuderen. Haar aanbevelingen zouden later per keizerlijk decreet worden uitgevoerd. Een van de aanbevelingen betrof de bouw van een Crystal Palace, bedoeld voor grote toekomstgerichte tentoonstellingen. De eerste tentoonstelling – die van 1851 – had in Londen miljoenen mensen op de been gebracht en geïnspireerd; Londen had er zijn hernieuwde opbloei aan te danken. In datzelfde Londen had de commissie de tweede versie van Crystal Palace in Sydenham bezocht. Bij terugkomst beval ze de keizer aan een soortgelijk Paleis voor Volksvlijt in de hoofdstad te bouwen. Het kwam te staan in het pas geopende Ueno Park. In 1877 vierde Tokio hier zijn eerste grote industriële expositie. In totaal zouden vijf tentoonstellingen in de Meiji-periode hun deuren in Ueno Park openen. In de Dazheng periode volgden nog eens twee. De laatste was in 1922, dat was een jaar voor de fatale aardbeving. Afgelopen week bracht ik een bezoek aan Ueno Park. Het paleis van de toekomst bestaat niet meer. Wel trof ik er zes musea aan in een bruisende metropool van inmiddels ongekende omvang.
reacties