Gehoord op 20 februari 2017 op de Universiteit van Amsterdam:
Nederland exporteert de laatste tijd zeer grootschalige gebiedsontwikkeling naar Azië. Wat in VINEX ooit klein begon, is nu internationale big business, althans het ingenieursdeel ervan. In haar gastcollege op de UvA besteedde stedenbouwkundige Hyeri Park veel aandacht aan Seun Sangga, de buurt met het langgerekte modernistische bouwwerk in het oude stadscentrum van Seoul, Zuid-Korea. Samen met andere Koreaanse architecten had zij gestreden voor het behoud van dit unieke erfgoed uit de jaren ’60. Het congres dat ze drie jaar geleden daarover organiseerde, heette niet voor niets ‘Beyond Big Plans’. Het behoud van het monument is inmiddels verzekerd. Nu is haar stedenbouwkundige bureau (KCAP uit Rotterdam) verwikkeld in een competitie rond een reusachtige kavel die grenst aan het bouwwerk, juist in de hoek waar deze een oude Confusiaanse schrijn raakt. De tempel, Jongmyo geheten, staat op de Werelderfgoedlijst van Unesco (foto, achtergrond) en maakt dat de bouwhoogte in de aangrenzende buurt is gelimiteerd. De oude buurt zelf is verlopen en bestaat uit allemaal kleine ambachtelijke bedrijfjes: restanten van een typisch werkgebied in het stadscentrum dat al jaren worstelt met snel stijgende grondprijzen en waarvoor al vele plannen voor sloop en grondige vernieuwing zijn gemaakt. De kavel bestaat uit een labyrint van stegen en gebouwtjes (foto, rechts). De plot is verdeeld over vele eigenaren. Als het gevolg van het behoud van Seun Sangga en de recent verworven monumentenstatus van het tempelcomplex is een nieuwe situatie ontstaan die een alternatief stedenbouwkundig plan nodig maakt dat rekening houdt met de omgeving. Het vorige bestond uit een reeks van hoge glazen torens. In het college toonde ze haar ontwerp.
In het Nederlandse ontwerp zijn de historische straatjes bewaard gebleven en is de bouwhoogte gelimiteerd tot 70 meter. Ook is het gebouw duurzaam gemaakt doordat het regenwater wordt opgevangen en opnieuw gebruikt. Onder de hele kavel is de kelderruimte uitgespaard, bedoeld om de archeologische resten van de middeleeuwse bebouwing te kunnen laten zien. Seun Sangga maakte namelijk deel uit van het oude keizerlijke Seoul (het keizerlijke paleis staat even verderop). Desondanks valt op dat het ontwerp feitelijk één kolossaal bouwwerk betreft, in totaal gaat het om liefst 280.000 m2 (dat is 14 maal de Amsterdamse Bijenkorf). Haar gevraagd naar wat er met al die ambachtelijke bedrijfjes gaat gebeuren, vertelde ze me dat die onlangs al het veld hadden geruimd; ze waren door de ontwikkelaar een voor een uitgekocht. De reusachtige kavel – ooit een stad op zichzelf – zou over een tijdje in één keer worden ontwikkeld, de constructie ervan mocht niet langer dan drie jaar duren. Waarom die snelheid en grootschaligheid? De ontwikkelaar, legde ze me uit, had enorme kosten gemaakt, de rentemeter tikte, het kon helaas niet anders. Om voorbij de grote schaal te komen moet er in Seoul dus meer gebeuren dan het maken van goede architectuur. Nodig is een andere grondpolitiek en stedelijke planning. Die zou Nederland ook eens moeten exporteren.
Gezien in Amsterdam op 10 april 2013:
Amper terug uit Parijs fiets ik zowaar weer langs het vernieuwde Rijksmuseum. Over een paar dagen opent het zijn poorten (en later dit jaar mag ik er weer onderdoor). Alle kritieken erover zijn tot nu toe lovend. Het museum is zeker geen Louvre, maar met de fraaie Hollandse tuinen, het plein, het fietspad en de grachten biedt het aan de wereld iets uniek Amsterdams. Hier geen koningen of koninginnen, hier geen hofhouding of regering, wel cultuurminnende burgers en een neogotisch gebouw op de rand van een diepliggende polder. De effecten van het museum op de stad en de regio zullen ongekend zijn. Niet alleen de culturele, maar ook de economische. Wat die laatste betreft zal het Rijksmuseum meer voor de Nederlandse economie gaan betekenen dan de hele Tweede Maasvlakte bij elkaar, dat verzeker ik u. Die laatste kostte de Nederlandse staat liefst 2,9 miljard euro, het Rijksmuseum ‘slechts’ 375 miljoen. Een schijntje dus.
Zeker de economische effecten zijn nauwelijks te overschatten. Door het Rijksmuseum zal het internationale hoogwaardige toerisme naar Nederland sterk toenemen, het bezoek naar het museum gaat van 1 naar 2 miljoen per jaar. In ‘Stad en land’ (december 2010) heeft het Centraal Planbureau bovendien aangetoond dat investeringen in kunsten en monumenten de lokale grond- en vastgoedwaarde sterk doet stijgen. Amsterdam zelf wordt door deze investeringen dus nog veel meer waard. Het CPB spreekt van ‘de wederopstanding van de stad’. Inderdaad zal Amsterdam als stedelijke economie eindelijk weer de kracht ontwikkelen die de stad voor de Tweede Wereldoorlog heeft gehad, maar die door de suburbanisatie en gedwongen ‘overloop’ ernstig werd ondergraven. De naamsbekendheid en de aantrekkingskracht van Amsterdam op grote internationale bedrijven en congressen wordt door het museum ook nog eens flink verhoogd en de investering in een Nationaal Historisch Museum zal achteraf dwaas en overbodig blijken. Nee, die vergelijking met de Tweede Maasvlakte is zo gek nog niet. De opening van het Rijksmuseum komt precies op tijd. Ze overtreft het effect van het Guggenheim Museum in Bilbao. Waarom? Omdat Amsterdam op zichzelf al een wereldbestemming is. Ze zal het beste medicijn blijken tegen de crisis en een enorme impuls voor de verder eenzijdige nationale economie.
Gelezen in NRC Handelsblad van 15 oktober 2011:
“Honderd jaar geleden voltrok zich in China een nationalistische, democratische revolutie die van het land een grootmacht maakte. De partijleiding viert het uit economische overwegingen, maar de communistische partij bestond nog niet.” Dat schreef Oscar Garschagen vorige week zaterdag in NRC Handelsblad over de herdenking van de stichting van de republiek China. Wat bedoelde Garschagen precies met economische overwegingen? In Peking hadden de leiders van de communistische partij lange tijd geen trek in de viering gehad, maar Wuhan drong aan. De stad van 10 miljoen inwoners in Centraal-China wilde de viering aangrijpen om groots uit te pakken, vandaar. Het had het predikaat van ‘officiële rode toerismeplaats’ hard nodig om de uitgave van 3 miljard euro rechtvaardigen. Het geld werd besteed aan een 1911-Revolutiemuseum, een herdenkingsmonument met ondergrondse parkeergarages en metrostations en nog eens 33 andere historische attracties. Voor Wuhan, een industriestad aan de rivier de Yangtze, betekende de herdenking van de revolutie van 1911 even het centrum van de aandacht te zijn binnen heel China, maar bovendien had de stad al dat erfgoed hard nodig omdat tijdens de Culturele Revolutie van Mao vrijwel alle monumenten waren verwoest. Honderd jaar geleden werd keizer Pu-Yi onttroond, China veranderde in een republiek en docter Sun Yat-sen (1866-1925) kwam aan de macht, althans voor even. In 1926 besloot de Kwomintang-regering de hoofdstad van China van Guangzhou naar Wuhan te verplaatsen. Wuhan wil zijn geschiedenis terug.
Garschagen typeert Wuhan, hoofdstad van de provincie Hubei, als een “voortdenderende economische locomotief”. De stad – even groot als Parijs – kent een economische groei van liefst 14 procent. Tien jaar geleden telde de stad – een samentrekking van drie steden: Hankou, Wuchang en Hanyang – nog maar vier miljoen inwoners; de bevolking is daarmee in korte tijd verdubbeld. De economie wordt gedomineerd door auto-industrie, staalindustrie en elektronische industrie, er zijn 35 instellingen van hoger onderwijs gevestigd, waaronder acht nationale universiteiten (waarbij die van Wuchang zelfs geldt als een van de beste van China), er studeren 1 miljoen Chinezen in Wuhan. Op het moment dat u dit leest, verblijf ik in Wuhan, het geografische hart van China. ISOCARP, de wereldorganisatie van planners, houdt er zijn jaarlijkse wereldcongres. Onderwerp: ‘Liveable Cities’.
Gelezen in ‘Twenty minutes in Manhattan’ (2009) van Michael Sorkin:
De studio van Sorkin staat in Tribeca, een acroniem dat verwijst naar de ligging binnen het grid van Manhattan: TRIangle BElow CAnal. De buurt is mateloos populair geworden in het afgelopen decennium, vooral in vastgoedkringen. De prijzen zijn er de pan uitgerezen. Er schijnt zelfs een Japans SUV-type vernoemd te zijn naar de buurt, wat tekenend is voor de faam ervan. Elk perceel wordt bebouwd, niets blijft onaangeraakt. Tegelijkertijd worden historische panden en structuren vastgelegd en beschermd. In korte tijd is Tribeca van een werkgebied veranderd in een yuppenbuurt.
Door deze ontwikkelingen, aldus Sorkin, is Tribeca bijna af en is het de vraag in hoeverre nog uitzondering, vernieuwing en variatie worden toegelaten, immers, elke toevoeging moet passen "within the parameters of this particular urban endgame." Monumentencommissie beslissen over de laatste toevoegingen; architecten lopen vooruit op hun conserverende oordeel en zullen niet meer met extreme voorstellen durven komen. Daar begint het al mee. Ze kennen de checklists van de commissie die gericht zijn op vorm en iconografie, waardoor uiteindelijk de top van de stedelijke climax noodgedwongen bereikt wordt via conserverende architectuur. Jammer vindt Sorkin dat. "There is a sadness particular to climax."
Het brengt Sorkin op het algemenere vraagstuk van authenticiteit en het verlies ervan. Hij doet dat aan de hand van een voorbeeld. Voor een filmset werd midden in Tribeca een historisch pand nagebouwd. De film waar het om bleek te gaan, was ‘It could happen to you’, een liefdesgeschiedenis die tevens gaat over gentrification want de hoofdpersoon – Nicolas Cage als politieagent – weet met een lot uit de loterij en een ontmoeting met een blonde serveerster – Bridget Fonda – Queens te verruilen voor Tribeca. Op het nagebouwde pandje, aldus Sorkin, reageerde iedereen enthousiast. Zelfs architecten. Men hield er kennelijk van om voor de gek te worden gehouden. Even later bleek er op dezelfde plek een tankstation nagebouwd, nu voor de opnamen van een commercial. Hij was aanvankelijk kwaad. Later begreep hij dat zijn woede niet zozeer gericht was op het feit dat New York hierdoor een soort van themapark werd, maar veeleer dat de gekozen plek irrelevant geworden was: het deed er niet meer toe of het New York was of ergens anders: "there was no real reason for the set to be in New York at all. Except to turn New York into a set." De schaal waarop deze processen gebeuren wordt steeds groter. Het nabootsen van lokale vormen op dezelfde plek of het transplanteren van lokale stijlen naar elders, het maakt niet meer uit. Alles wordt inwisselbaar. Het brengt Sorkin op de gedachte dat teveel waarde wordt gehecht aan visuele vormen. Om authenticiteit te bereiken zou het sociale veel meer voorop moeten staan. De dominante praktijken echter zijn die, waarbij de stad als ‘set’ wordt gezien, in plaats van ‘setting’. "Scenographic recreations are by now a commonplace of urbanism and are a means of evading authentic invention." In deze stedenbouw worden oorzaak en gevolg verwisseld. De vorm zou meer vrijheid moeten worden gegund. Wat verkeerd was aan het modernisme, aldus Sorkin, was dat het voor elk vraagstuk een universele vorm dacht te hebben gevonden; wat het postmodernisme dreigt te doen, is voor elke situatie de vormkeuze irrelevant te maken. "Historic cities die when their narratives freeze into obligations or rituals and become empty sources for the global recombination of images that carries us farther and farther from our own truth." De ultieme test voor goede stedenbouw is tegenwoordig daarom het stellen van de vraag: ‘Do we detect Disney?’
reacties