Gelezen in De trek naar de stad (2010) van Doug Saunders:
Het nieuwste boek van de Canadese journalist Doug Saunders werd hier, op deze weblog, al meermalen besproken. Gisteren stond er zowaar een recensie in NRC Handelsblad. Afgelopen week las ik een hoofdstuk over een van de twintig steden die hij op zijn zoektocht naar ‘de stad van aankomst’ aandeed: Mumbai. Het gaat over de verhouding tussen stad en platteland en hoe migranten hun banden met het platteland niet verliezen, maar bijvoorbeeld in de oogsttijd weer terugkeren naar het land of zelfs permanent terugkeren, waardoor voortdurend stromen migranten pendelen tussen metropool en zijn landelijke omgeving. Wat me intrigeerde was iets anders. In steden als Mumbai, aldus Saunders, is het begrip ‘baan’ ingrijpend veranderd. “Voor de economische crises van de jaren tachtig bestond in de steden in de ontwikkelingslanden meestal een elite van mensen met een baan voor het leven, die steunde op een gering aantal mensen met laagbetaalde banen in de dienstverlening.” Deze elite, aldus Saunders, is daarna uiteengevallen en wordt nu gedomineerd door mensen met zwart werk. “De zwarte economie, die vroeger werd beschouwd als een parasitair en irrelevant randverschijnsel naast de industriële ‘hoofdstroom’ van de economie, omvat tegenwoordig in de postcommunistische landen 25 procent van alle banen, in Noord-Afrika 30 procent, in Latijns-Amerika 50 procent, in India 70 procent en in de armste Afrikaanse landen meer dan 90 procent.”
Je zou denken dat Saunders hierover zijn beklag doet, maar niets is minder waar. Voor hem is de zwarte economie juist een uitkomst. “Ook al is de zwarte, zelfstandige economie chaotischer en wordt er vaak geen belasting afgedragen, over het geheel genomen blijkt dat ze migranten van het platteland een beter bestaan verschaft dan de oude economie van banen voor het leven. Zelfstandigheid, het startpunt van de stad van aankomst, is mondiaal de norm geworden.” Niet alleen in de voormalige ontwikkelingslanden zie je zelfredzaamheid tot norm worden, het verschijnsel doet zich nu ook voor in de westerse wereld. Individuen moeten zichzelf kunnen redden. Iedereen wordt autonoom. Het einde van de verzorgingsstaat is tevens het einde van de geluksmachine, overal op deze aardbol. Dat einde kun je, anders dan Tony Judd, ook positief beschouwen.
Gelezen in NRC Handelsblad van 16 januari 2009:
Afgelopen nacht sleepte de film Slumdog Millionaire liefst acht Oscars in de wacht. Regisseur Danny Boyle was blij. Ik ook. Want de filmprijzen zijn uiteindelijk, dit keer, nou eens niet voor de sterretjes, maar voor een metropool: Mumbai. Niet dat ik dat verzin. Coen van Zwol citeert Boyle ten tijde van het Rotterdamse filmfestival in NRC Handelsblad, wanneer deze zegt dat Mumbai de echte ster van Slumdog Millionaire is. ‘Een stad van extreem geweld, zoals bij de recente aanslagen van moslimterroristen op het Taj Mahal Palace en het Chhatrapati Shivaji-station, waar de romantische scenes werden opgenomen. Maar ook Bollywood, de hoofdstad van de Hindifilm, en een metropool in de greep van onstuimige groei.” Boyle bewondert de metropool. Hij bewondert vooral de ongelooflijke energie. Een groot deel van de film speelt zich af in de sloppenwijken. "De sloppen: je verwacht abjecte armoede en wordt daarin niet teleurgesteld. Schokkend, iedereen schijt gewoon in de goot. Geen toiletten, een paar uur warm water per dag, stroom die overal met bossen kabels wordt gestolen. Maar het is ook een bruisende gemeenschap vol levenslust, iedereen handelt wel in iets. Je verveelt je nooit, al is er niets te doen."
Natuurlijk ziet hij de armoede, maar met een analytische blik, zegt hij, kom je niet ver. "Mumbai is een kapitalistische stad, zakendoen is er even belangrijk als dansen, en dat wil wat zeggen." En, voegt hij daaraan toe, het is een stad van dromen. "Dat zie je alleen als je openstaat voor de realiteit".
Mooie woordspeling.
reacties