Gelezen in Het Parool van 29 juni 2019:
Maandag 27 mei 2019 gingen medewerkers van het Louvre in staking. Circa 150 stafmedewerkers legden het werk neer uit protest tegen ontslagen en kortingen, terwijl de werkdruk in het beroemde museum alleen maar toeneemt. Afgelopen zaterdag bereikte het nieuws ook Het Parool. In 2018 bezochten liefst 10,2 miljoen toeristen het Franse topmuseum. Dat was een groei van liefst 20 procent sinds 2009. Niet slechts laagwaardig toerisme, maar ook het elegante cultuurtoerisme van de hogere middenklasse blijkt niet alleen in Parijs, maar volgens de krant wereldwijd ‘geëxplodeerd’. Bezoekers aan musea als het British Museum in Londen en het Louvre in Parijs komen in meerderheid uit het buitenland, bepaalde kunstschatten in deze musea zijn uitgegroeid tot regelrechte symbolen van de steden die mensen willen bezoeken. Daar zit geen marketingcampagne achter, dat doen de mensen zelf, via selfies die ze de hele wereld over sturen. Vooral Azië loopt daarin voorop. In Het Parool stond dat vrijwel alle grote musea bezig zijn met onderkeldering of ophoging, of met de bouw van compleet nieuwe vleugels. Dat lijkt me overdreven. Het geldt trouwens niet voor de musea in Zwolle, Maastricht of Groningen. Tenzij daar blockbusters worden georganiseerd, blijft drukte daar achterwege. Wat weinig vermeld wordt, is dat de museale bouwwoede door toeristengekte plaatsvindt in een beperkt aantal musea. Overigens, het is in het Louvre op maandag altijd extreem druk omdat musea elders in de stad dan gesloten zijn.
De museumstaf in het Louvre slonk de afgelopen jaren met meer dan 7 procent, die van de bewaking zelfs met 18 procent. Waarom is dat zo? Erger nog is dat het personeel regelmatig door bezoekers schijnt te worden uitgescholden. Wat ik nergens las is dat in 2018 de uitzonderlijke tentoonstelling over het werk van de Franse schilder Eugène Delacroix alle records van het Louvre wist te breken en dat dit evenement voor een belangrijk deel schuldig is aan alle ophef. Recensenten raakten in extase. Als er één tentoonstelling was die men in zijn leven niet mocht missen, dan was het deze, schreef er een. Niemand wilde deze inderdaad missen. En dan nog iets: het Ministerie van Cultuur bevindt zich recht tegenover het Louvre, dus de stakers vonden de verantwoordelijke minister maar al te gemakkelijk. Daar stonden ze, op het plein van Palais Royal. Maar nu komt het: de groei van het bezoekersaantal in het Louvre verhoudt zich slecht met die van de andere topmusea in de wereld. Daar doet zich namelijk nauwelijks groei in bezoekersaantallen voor. Althans dat las ik op CNN. Elders ving ik geluiden op dat het gebruik van de museumjaarkaart in Nederland terugloopt. Dus Het Parool maakte afgelopen zaterdag een vlammend artikel van liefst vier pagina’s, maar het was ophef om niets. Maar wel heerlijk om weer eens te waarschuwen voor een tsunami van Indiase en Chinese toeristen. Naar Amsterdam.
Gezien in het Allard Piersonmuseum in Amsterdam op 29 januari 2015:
Afgelopen donderdagavond aanwezig geweest bij de opening van het DWDD Pop-Up Museum. Het was een gedenkwaardige avond. Tien zalen van het Allard Piersonmuseum van de Universiteit van Amsterdam aan het Rokin zijn door bekende Nederlanders ingericht met kunst afkomstig uit tien Nederlandse musea. Het televisieprogramma DWDD nam hiertoe het initiatief. Minister Bussemaker verrichtte de opening. Daarna begon een vrolijk feestje waarbij museumdirecteuren en mediamensen elkaar zowaar in de armen vielen. Wat er zoal te zien is? Kunst uit de depots van de tien musea, uitgekozen door de BN-ners naar thema of, gewoon, naar persoonlijke voorkeur. De zalen zijn intiem, lekker volgestouwd en vooral warm en kleurrijk ingericht. Vier maanden lang is dit geslaagde pop-up museum voor het brede publiek te bezichtigen. Het wordt daar vast nog drukker, aan het Amsterdamse Rokin.
Terwijl wereldberoemde musea als het Louvre, Beaubourg en het Guggenheim bezig zijn met filialisering in steden in Azië, het Midden-Oosten of in de regio (Beaubourg Metz), beginnen de Nederlandse musea, omgekeerd, met een gezamenlijk filiaal in de eigen hoofdstad. Voor het eerst zijn de collecties van het Groninger Museum, het Drents Museum, het Rotterdamse Fotomuseum, het Utrechtse Catharijne Convent en al die andere regionale musea bij elkaar te zien op één plek, in het centrum van Amsterdam. In plaats van jarenlang cultureel spreidingsbeleid nu eindelijk ruimtelijke concentratie, samenwerking en samenhang – een vorm van omgekeerde filialisering dus. Wat een geweldig idee! Kan dit pop-up initiatief niet een structureel karakter krijgen? Dus dat alle Nederlandse musea, inclusief het Rotterdamse architectuurmuseum, een permanent gezamenlijk onderkomen krijgen in de hoofdstad. Kunnen we eindelijk ook de unieke collectie bouwkunst weer zien, op de plek waar de meeste reuring is, in Amsterdam.
Gelezen in NRC Handelsblad van 9 juni 2013:
Las, enigszins verlaat, een artikel in NRC Handelsblad over de nieuwbouw en renovatie van Nederlandse musea. In totaal zou het gaan om een bedrag van 1,5 miljard euro (sic!), uitgegeven sinds 2000. Daarvan is 700 miljoen terechtgekomen in Amsterdam – bijna de helft dus –, waarvan weer de helft in één museum: het Rijksmuseum. Ruim 200 miljoen daarvan is opgebracht door private financiers, de rest komt van het Rijk, de provincies en de gemeenten. Andere steden die nieuwe musea bouwden zijn Den Haag, Utrecht, Leiden, Den Bosch, Eindhoven, Groningen, Arnhem, Nijmegen, Dordrecht, Zwolle, Assen en Maastricht. Het zijn precies de steden waar de VINEX-woningbouwproductie in diezelfde jaren grotendeels is neergedaald – de zogenaamde ‘stedelijke knooppunten’. “Nieuwe gebouwen of spectaculaire uitbreidingen moesten zorgen voor een groeiende toeristenstroom naar stad, provincie en land. De uitstraling van een topmuseum met nationale of internationale allure moet bovendien helpen bij het creëren van een gunstig vestigingsklimaat.” Iedere stad en provincie wilde, net als het Baskische Bilbao, een Guggenheim Museum-effect.
En, werkte het? Klaarblijkelijk niet. NRC: “Het totale aantal bezoeken aan alle musea was in 2009 met 22 miljoen iets lager zelfs dan de 22,9 miljoen in 1993.” Daaraan voegt de kwaliteitskrant toe dat met de recente opening van het Stedelijk Museum, filmmuseum Eye en het Rijksmuseum in Amsterdam de bezoekersaantallen dáár wel flink zullen stijgen. En gestegen zijn ze! In zowel Groningen als Maastricht echter kwamen de musea direct in financiële problemen. In Groningen zakte het bezoekersaantal al een paar jaar na opening van 400.000 naar 200.000. Bonnefanten en Groninger Museum moesten voor financiele steun aankloppen bij hun gemeente en provincie. Desalniettemin gaan de VINEX-steden overal gewoon door met nieuwe musea bouwen, zoals Arnhem met nieuwbouw van het Museum voor Moderne Kunsten, omdat ze de onderlinge concurrentie goed voelen en niet voor elkaar willen onderdoen. Wat er met de kantorenmarkt is gebeurd – leegstand en verloedering -, en met de winkelcentra dreigt te gebeuren, zal ook met de musea gaan gebeuren. Vooral middelgrote musea in middelgrote steden hebben het moeilijk. Er is geen markt. Allemaal hoogmoed. Allemaal VINEX-leed.
reacties