Gelezen in Het Parool van 4 mei 2019:
Bron: Stichting De Oude Kerk Amsterdam
Twee componisten uit New York komen volgend weekeinde naar Amsterdam. Beide zullen uit eigen werk spelen op het pas gerestaureerde orgel in de Oude Kerk in de oude binnenstad. De ene heet Philip Glass (82), de ander Nicolas Jaar (29). Van de laatste las ik dit weekeinde een groot interview in Het Parool, opgetekend door Edo Dijksterhuis. Daarin vertelt de Chileens-Amerikaanse muzikant gedetailleerd over zijn werkwijze. Vorig jaar oktober verbleef hij als ‘artist in residence’ een week lang in de Oude Kerk. Werken bij hem bestond uit luisteren. Jaar luisterde naar de kerk, het orgel en het rumoer buiten, vooral ‘s nachts. Zijn verkenningen noemt hij ‘akoestische testen’. Met name het geluid uit de vierduizend pijpen van het achttiende eeuwse Vater Müllerorgel ving hij op met zijn microfoon “om het via een luidspreker op de grond weer de ruimte in te kaatsen en het later weer op te vangen zodat een feedbackloop ontstond.” Toen hij voldoende voeling had sloeg hij aan het improviseren. Na twee uur kwam iets bruikbaars terug. “Daar klonk een thema in C-mineur, iets levends. De rest van de tijd heb ik gebruikt om dat thema verder uit te werken.” Het bleek ‘Just my Imagination’ van The Temptations te zijn. Later zette hij het thema om in C-majeur. “Wat daarvoor dik en een beetje duister had geklonken, werd hoopvol en optimistisch. Het was alsof ik in gesprek was met de ruimte.”
Jaar reisde terug naar New York met meer dan honderd uur geluidsopnamen. Thuis dikte hij het materiaal in tot twintig minuten muziek. Verbluffend. Zijn werkwijze lijkt sprekend op de mijne. Ik ga vanaf 17 mei, daags na het concert van Jaar, een maand lang luisteren in diezelfde Oude Kerk. Dat doe ik om een toekomstvisie voor de Amsterdamse binnenstad te maken. Ruim honderd verschillende mensen heb ik uitgenodigd. Ik ga een maand lang luisteren. Hun stemmen zal ik opvangen om deze in ruim tien publieksbijeenkomsten via de wanden en de grond de kerkruimte in te kaatsen. Zo hoop ik op een feedbackloop. En wanneer ik eenmaal voldoende voeling heb met het onderwerp sla ik aan het improviseren. Door naar al het gezegde te luisteren, zoek ik naar een thema, in C-majeur, want het verhaal mag niet dik en duister klinken, maar hoopvol en optimistisch. Alle materiaal neem ik vervolgens mee naar huis, om in te dikken tot een toekomstverhaal van twintig minuten. Daarna kom ik terug om het verhaal te vertellen. Net als Jaar heb ik een tijd terug besloten om niet meer met managers en agenten te werken. Ik doe alles zelf. Jaar: “Ik prijs me gelukkig met de veel intiemere en directe manier waarop ik met mensen, locaties en instrumenten kan omgaan.” Laatste overeenkomst: vlak voor vertrek opende de Amerikaan alle schuiven zodat de lucht door de pijpen van het orgel liep. “De moeder moet ademen en wij moeten een stapje terug doen en luisteren.” Zo is het. De binnenstad moet ademen en wij doen een stapje terug.
Gelezen in ‘Woorden zonder muziek’ (2015) van Philip Glass:
Heerlijk leesvoer tijdens de vakantie: de autobiografie van de Amerikaanse componist Philip Glass. Opgegroeid in Baltimore als zoon van een eigenaar van een platenzaak, besluit de jonge Philip tot een studie in Chicago. Daar ontdekt hij de grote stad. Al snel kiest hij voor het conservatorium en laat hij zijn studie in de sociale wetenschappen ver achter zich. Zijn keus valt op het roemruchte Juilliard in New York. Zo betrekt hij, net als veel andere jonge kunstenaars, eind jaren zestig een eenvoudige loft op Manhattan. Daar ontmoet hij alle grote kunstenaars op aarde. Alles, schrijft hij, heeft hij daarna te danken aan die ene stad. En aan Parijs, waar hij een korte tijd zijn studie vervolgt. New York echter zit in zijn muziek. “De grootste invloed op mijn muziek was, achteraf gezien, het energiesysteem dat New York heet.” Veel van zijn mooiste muziekstukken komen regelrecht uit de onderbuik van die stad. Maar dan heeft hij het wel over het New York van de jaren zeventig, kort voordat AIDS toesloeg en de hele kunstenaars-scene in één veeg wegmaaide. Volgens Glass is het artistieke New York die klap nooit meer te boven gekomen.
Glass beschrijft New York als een echte 24/7-stad. Parijs, schrijft hij, gaat ‘s nachts slapen, maar New York slaapt nooit. Daarom is hij er naartoe gegaan. Om zich onder te dompelen in de experimentele muziek die daar in het nachtleven floreerde. Dus toen hij zijn eigen muziek voor het eerst in Europa speelde, werd dat met stomme verbazing aangehoord en als volstrekt nieuw ontvangen. Europese steden kenden zoiets niet. “De muziek die ik in die vroege jaren speelde en schreef en die ik in Europa introduceerde, was typisch New Yorkse muziek zoals ik die altijd voor ogen had gehad. Ik wilde dat mijn klassieke muziek net zo karakteristiek zou zijn als die van Zappa in het Fillmore East, en ik denk dat mij dat ook is gelukt.” Volgens hem was hij in de Big Apple in die jaren getuige van een ‘enorme explosie’ in de werelden van de kunst, het theater, de dans en de muziek, die allemaal uitgerekend dáár samenkwamen. Hij beschrijft het als een feest waar geen einde aan kwam. Maar door toedoen van AIDS kwam er uiteindelijk dus wel degelijk een einde aan. Zijn autobiografie leest als een regelrechte lofzang op New York. Het boek verraadt de academische achtergrond van Glass. Alleen een sociale wetenschapper kan zoiets zo helder noteren.
Gezien op Youtube op 4 oktober 2016:
After dinner we often enjoy listening music with the whole family. Our girls take their iPads and play clips on YouTube showing their favorite artists. It’s a kind of Dutch karaoke we love to practice when looking at the videos. Real fun. Last night the youngest showed us clips of a band, called Clean Bandit. Clean Bandit is a string quartett from Cambridge, UK. They planned to perform a concert here in Paradiso, Amsterdam, this weekend, but they apparently posponed their European tour. Anyway, one of their clips is taken in London, on a London bus. It’s called ‘Stronger’ and the man who is singing and dancing in the video is a senior busdriver, a nice looking immigrant who’s living and working in the capital city. The clip, released in 2015, is taken in the outskirts, on an industrial site; tubes are passing by, dancers are dancing on a platform, the band is playing in the bus late night, the weather is wet and rather cloudy. This is London, more than 8 million inhabitants, the big city, no doubt about that. Everybody is working hard until late, but they’re happy. Really a clip with a positive urban vibe.
Another clip of Clean Bandit is taken in Tokyo. It’s called ‘Rather be’ (2014) and features Haruka Abe as a Japanese fan of the band who becomes delirious and has hallucinations of band members and its logo appearing unexpectedly in her daily life as a chef. Tokyo, a megacity of some 35 million inhabitants, is shown in the film as a really great city, we at home enjoyed the shot taken in the fish market early morning, but also Abe driving her moped in the city streets, Tokyo street life in general, Japanese restaurants, Abe prepraring great food, Abe waking up early morning, metro’s passing by, night life, waking up again, life flows. No doubt about it: this is the real big city, the megacity, the real life, an exciting place. Older people in Holland still think medium sized cities are more livable. They love Zwolle, Utrecht and Den Bosch. If you would double Amsterdam, they think it will almost die. Not me. I wish I was young again.
Gelezen op Open Culture op 16 april 2014:
John Cage citeerde haar graag, zuster Corita Kent. Ze gaf les op het Immaculate Heart College en was een graag geziene figuur in de kunstkringen van Los Angeles. Op Openculture.com las ik haar ‘Ten Rules for Students and Teachers’ uit 1968. Cage verspreidde ze en maakte ze populair. Er hing een kopie in zijn studio die zijn geliefde Merce Cunningham er voor hem bewaarde. Tijdens de inspiratiedag van de De Nieuwe Wibaut kwam het lijstje zowaar boven tafel. Voortaan gebruik ik ze in mijn eigen onderwijs aan de Universiteit van Amsterdam. Zelf heb ik er veel baat bij. Omdat ik vandaag jarig ben geef ik de tien regels hier integraal weer:
RULE ONE: Find a place you trust, and then try trusting it for a while.
RULE TWO: General duties of a student: Pull everything out of your teacher; pull everything out of your fellow students.
RULE THREE: General duties of a teacher: Pull everything out of your students.
RULE FOUR: Consider everything an experiment.
RULE FIVE: Be self-disciplined: this means finding someone wise or smart and choosing to follow them. To be disciplined is to follow in a good way. To be self-disciplined is to follow in a better way.
RULE SIX: Nothing is a mistake. There’s no win and no fail, there’s only make.
RULE SEVEN: The only rule is work. If you work it will lead to something. It’s the people who do all of the work all of the time who eventually catch on to things.
RULE EIGHT: Don’t try to create and analyze at the same time. They’re different processes.
RULE NINE: Be happy whenever you can manage it. Enjoy yourself. It’s lighter than you think.
RULE TEN: We’re breaking all the rules. Even our own rules. And how do we do that? By leaving plenty of room for X quantities.
HINTS: Always be around. Come or go to everything. Always go to classes. Read anything you can get your hands on. Look at movies carefully, often. Save everything. It might come in handy later.
Gelezen in ‘In het huis van de dichter’ (2008) van Jan Brokken:
In 1976 ontvluchtte de jonge Russische concertpianist Youri Egorov de Sovjet Unie. Via Italië arriveerde hij in Amsterdam. Daar vroeg hij politiek asiel aan. Daarna woonde hij jarenlang aan de Brouwersgracht. In 1988 overleed hij. Jan Brokken, die hem goed gekend heeft, schreef een ‘roman’ over zijn korte leven, zijn muziek en zijn optredens. De roman gaat ook over Amsterdam en andere steden. Mooi bijvoorbeeld om te lezen hoe Egorov Amsterdam vergeleek met Sint Petersburg. “Sint Petersburg was even weinig Russisch als Amsterdam Hollands.” Petersburg, aldus Egorov, was “open, westers, modieus, wuft, en schiep het klimaat voor artistieke vernieuwingsbewegingen en politieke omwentelingen.” Deze eigenschappen bracht hij in verband met de handel en de omvang van de stad. “Precies als Amsterdam.” En net als op Amsterdam, werd door Russen op Sint Petersburg afgegeven. Het was, wist Egorov, de kift. Brokken, zelf afkomstig uit Rhoon: “In bekrompenheid deed Rusland eeuwenlang niet voor het landelijke Holland onder.”
Even verderop spreekt Brokken zelfs van ‘tweelingzussen’. Amsterdam en Sint Petersburg liggen beide aan het water, in een winderige, moerassige streek, ook qua sfeer en mentaliteit stemmen de twee steden opvallend overeen: ze zijn ruimdenkend, kosmopolitisch. “Youri voelde zich er op zijn gemak, veel meer dan in Londen of New York.” In New York had de pianist een appartement, maar hij nam de Concorde naar Londen om sneller thuis te zijn. “Thuis aan de Brouwersgracht, thuis was het Concertgebouw, voor hem de mooiste concertzaal van de wereld, met de beste akoestiek. Nergens speelde hij beter dan daar, voor het Amsterdamse publiek, dat hij als zijn eigen publiek was gaan beschouwen.” In Amsterdam hadden Grieg, Mahler, Debussy, Strauss, Schönberg, Ravel en Stravinski gespeeld. En dan was er de wiet, de stickies en de hash. Nee, een schitterend boek. En wat een lofzang op Amsterdam.
Gelezen in Het Parool van 4 december 2013:
Waar ik zo blij van word? Van 24hoursofhappy.com. We kunnen er met het gezin uren naar kijken. De muziekvideo op internet werkt zo ongelooflijk aanstekelijk op ons gemoed; de meisjes beginnen onmiddellijk te dansen zodra ze de eerste klanken horen, we beginnen te klappen en worden allemaal vrolijk. Bovenal is het een genot om er met z’n allen naar te kijken, op de iPad. Het gaat hier om ‘s werelds eerste 24-uursvideoclip. De tijd gaat in op het moment dat je hem opstart. Daarna is er geen houden meer aan. Je hoort het nummer ‘Happy’ van Pharell Williams, dat vier minuten duurt. Steeds verschijnt er een andere danser, hun manier van dansen varieert, de camera schiet naar boven, de volgende danser staat alweer gereed, de muziek begint opnieuw, de volgende vier minuten gaan in, alles is in één take opgenomen. In totaal dansen vierhonderd dansers op het aanstekelijke nummer. De video is het werk van twee Franse regisseurs, Clement Durou en Pierre Dupaquier, Samen vormen ze het collectief ‘We are from LA’. Waar ik vooral zo blij van word? Je ziet de straten van Los Angeles, dag en nacht, vierentwintig uur lang. De geweldige clip is een ode aan Los Angeles of, zoals Het Parool kopte, een ‘ode aan het leven in de grote stad’.
In de vierentwintig uur zie je alle trottoirs van het centrum van Los Angeles, de winkels, de bomen, de mensen, het verkeer, de tankstations, een bioscoop, een bowlinghal (met Pharell), een stadsbus, een nachtelijke supermarkt; in totaal wordt er twaalf mijl door de dansers afgelegd. Ik begreep zelfs dat het huis van de basketballer Magic Johnson wordt aangedaan. Het is buiten heerlijk warm, de afwisseling in het stadsbeeld is fantastisch. Ik zie niet alleen de dansers, maar vooral ook de stad. Afgelopen weekeinde keek ik opnieuw. Er hadden toen al meer dan zes miljoen mensen naar de video gekeken. Ach ja, wie houdt niet van LA? Wie wordt niet gelukkig in zo’n omgeving? Wie houdt niet van de grote stad? Mark Moorman in Het Parool: ”24hoursofhappy is een verbazingwekkende ervaring, een ode aan het leven, dag en nacht, in de grote stad.”
Gelezen in NRC Handelsblad van 11 oktober 2013:
Over dance meldde NRC dat het goed ging met deze vijfentwintig jaar oude muzieksector. Het jaarinkomen van dj Tiësto wordt geschat op 23 miljoen dollar. Dat is bijna evenveel als Brad Pitt verdient en zelfs iets meer dan Angelina Jolie. Tiësto bezit meerdere grachtenpanden in Amsterdam en heeft ook huizen in Miami, Stockholm en Johannesburg. Honderd miljoen euro voegt de Nederlandse muziekindustrie jaarlijks toe aan de nationale economie. Bijna zeventig procent daarvan komt voor rekening van dance. De export van dance groeide de afgelopen jaren met liefst twintig procent. De totale waarde van de dancesector is nog groter: 488 miljoen in 2002, 587 miljoen in 2012 (KPMG). Wereldwijd is het economische belang van dancemuziek 2,7 miljard euro. Nederland, of eigenlijk Amsterdam, staat daarmee op de twaalfde plaats. Het gaat vooral om festivals, die in aantallen sterk groeien, hetgeen overigens ten koste lijkt te gaan van clubs: hun aantal daalde van 394 (2002) naar 226 (2012). Alleen in Amsterdam komen er nog steeds nieuwe clubs bij. Club Air en Duncan Stutterheim’s ID&T bijvoorbeeld openen in de oude Shelltoren op Overhoeks en op nog twee andere locaties in de stad nieuwe uitgaansgelegenheden. Dat is het gevolg van het nieuwe 24-uursbeleid van de gemeente. “Een dergelijk soort uitgaansleven is essentieel, want het brengt jonge mensen naar de stad,” aldus de organisator.
Een mooie illustratie van hoe deze succesvolle economische sector vanuit de grootstad kon groeien levert het interview met dj Joost van Bellen in diezelfde krant. In 1980 kwam Van Bellen naar Amsterdam. Daar ontdekte hij het grootstedelijke uitgaansleven. “In een kraakkelder aan de Rozengracht begon hij met vrienden zijn eerste feestjes met psychedelische jaren-zestigrock. Toen de buren klaagden over geluidsoverlast stichtte hij Armadillo, met wederom recalcitrante garagepunk. Via via vernam hij van de plannen voor een discotheek die RoXY zou gaan heten, een plan van de illustere drie-eenheid kunstenaar Peter Giele, dj Eddy de Clercq en ondernemer Arjan Schrama.” RoXY opende in 1987 en groeide uit tot een barokke club van internationale allure. Van Bellen werd dj, later artistiek leider. De houserage vond hier zijn epicentrum. `De rijen liepen tot aan de Munt.` In 1989 opende in de Amstelstraat houseclub IT. Tien jaar later overleed Giele. Bij zijn begrafenis, die Van Bellen vormgaf als een groot afscheidsfeest, brandde de RoXY af. De succesvolle dance scene van Nederland verloor daarmee zijn bakermat, maar zou daarna dus alleen maar groter worden.
Gelezen in The Guardian van 25 oktober 2012:
Nog niet eerder heb ik op deze plaats aandacht besteed aan Seoul, de hoofdstad van Zuid-Korea. Maar met de mega-hit van PSY is er geen ontkomen aan. Zijn ‘Gangnam Style’ blijkt een ironische parodie op het leven van conspicious consumption in de gelijknamige chique buurt in Seoul, gelegen ten zuiden van de rivier de Han, een stadsdeel dat door sommigen ook wel wordt voorgesteld als het Mayfair of het Beverly Hills van de Koreaanse metropool. Het stadsdeel staat vol hoogbouw, met dure winkels en nachtclubs in peperdure straten. Gangnam gu telt inmiddels liefst 527.000 inwoners (dat is 1 procent van de bevolking) en beslaat een oppervlak dat de helft is van Manhattan. Veertig jaar geleden was het hier echter nog overwegend weiland, een van de minst ontwikkelde delen van Seoul. Seoul zelf veranderde in die tijd van een “grim, dangerously crowded place where all designer garments were counterfeit into a glamourous and rich global mega-city where people are fabulously well-dressed, but they still have to hang out in parking garages.” Een appartement kost er gemiddeld 716.000 dollar, wat gelijk staat aan achttien jaarsalarissen van een gewone Zuid-Koreaan. Ik bedoel maar.
Wat verklaart de opkomst en onwaarschijnlijke gedaanteverwisseling van Seoul, waarvan Gangnam bij uitstek het symbool is? Dat is het onderwijs. Zuid-Korea heeft decennialang zwaar geïnvesteerd in de kwaliteit van onderwijs op alle niveaus. Alleen al in Seoul zijn dertig universiteiten gevestigd. Seoul National University is de beste universiteit van het land. Zes procent van de studenten komt uit Gangnam. Van elke 1.000 studenten aan deze elite universiteit gaan er jaarlijks 23 in het buitenland studeren. In de rest van het land is dit nog geen 4. Gangnam wordt daarom ook wel beschouwd als ‘de hoofdstad van het hoger onderwijs’. Dat zie je niet in de clip van PSY, maar aan zijn publiek zie je het wel. En Seoul kon met zijn tien miljoen inwoners uitgroeien tot de grootste metropool van het schiereiland, de op drie na sterkste stedelijke agglomeratie ter wereld. Wat je trouwens in de clip ook niet ziet is de Koreaanse sloppenwijk rond Gangnam, Guryong geheten. Guryong telt 2000 inwoners en is een sloppenwijk van ouderen, nota bene op de duurste grond van heel Korea.
Gelezen in PS Het Parool van 14 januari 2012:
Ik luister naar Uspud van Erik Satie, uitgevoerd door Reinbert de Leeuw. In PS Het Parool legde Erik Voermans onlangs uit ‘waarom de muziek van Erik Satie altijd langzaam is’. Uspud wordt door Reinbert de Leeuw inderdaad zéér langzaam gespeeld. “Als je puur op de noten afgaat, is deze muziek een statische affaire die in eenvoudige motieven en even eenvoudige, maar fascinerend zachtaardig van de tonaliteit vervreemde, harmonieën verstild in zichzelf rondcirkelt,” oordeelde muziekcriticus Roeland Hazendonk in Het Parool van 15 juni 2011. Dat was na een opvoering tijdens het Holland Festival door Reinbert de Leeuw. Uspud dateert van 1892. Satie woonde toen in Parijs, in Montmartre om precies te zijn. Vijf jaar later verhuisde hij naar Arceuil, een buitenwijk ten zuiden van Parijs. De verhuizing was uit nood geboren, want de ooit welgestelde Satie was inmiddels straatarm; een goedkoper onderkomen vond hij in de toenmalige periferie van de Franse hoofdstad. Hij zou daar nog 27 jaar wonen. Waarom wordt Uspud zo langzaam gespeeld?
Volgens Voermans was Satie een wandelaar. Een trage wandelaar nog wel. “Traag wandelen doen ook zijn stukken.” Voermans en velen met hem weten het zeker: Als je naar de muziek van Satie luistert, schrijft hij, hoor je hem wandelen van Arceuil naar het centrum van Parijs, langs steeds dezelfde route, gewapend met de paraplu stevig onder de arm. Om de zoveel meter stond hij stil. Het was, aldus Voermans, een wandeling van precies vijf kilometer, maar elders lees ik dat de wandeling tien kilometer was, wat me gezien de afstand op de kaart waarschijnlijker lijkt. Elke avond liep hij dezelfde route weer terug. Met een stuk in de kraag, dat wel, want Satie hield van een borrel. Dan nam hij de trein terug vanaf Montparnasse, wat misschien de vijf kilometer verklaart. Satie overleed in 1925. Kapotte lever. Uspud dateert van vóór de verhuizing naar Arcueil. Hoor ik daar zijn trage voetstappen in Montmartre?
Gehoord op vrijdag 21 april 2011:
Het uitverkochte congres Over Morgen, gewijd aan de toekomst van Amsterdam, bevatte ook een werksessie over muziek. Leo Blokhuis vertelde in de Vrijstaat over de muziekscene van Amsterdam. Die is rijk, veel rijker dan die van Rotterdam, zo liet hij zich ontvallen. Die laatste stad blinkt uit in dance, maar aan de Amsterdamse bandjes kan ze niet tippen. Blokhuis vertelde over de recente revolutie in de muziekindustrie, waardoor mensen geen studio’s en platenmaatschappijen meer nodig hebben, maar zelf eenvoudig kunnen mixen op hun zolderkamer. Een fenomeen als Spinvis komt uit die nieuwe situatie voort; die maakt zijn muziek in zijn eentje, vanuit Nieuwegein. Heb je dan geen steden meer nodig?, vroeg ik. Nee integendeel, Blokhuis vertelde dat de optredens voor de muzikanten juist veel belangrijker zijn geworden; aan de verkoop van CD’s verdienen ze niet meer. Mooi hoe hij vervolgens vertelde over de pendel tussen Melkweg en Paradiso: vroeger ging je eerst naar het voorprogramma van de ene, om vervolgens het voorprogramma van de ander te beluisteren, om daarna weer terug te keren naar de eerste, voor de hoofdact. Nog steeds zijn Melkweg en Paradiso van superieure kwaliteit, vond hij. De Arena echter vermeed hij vanwege de slechte acoustiek (al is de Ahoy in Rotterdam nòg erger) en de Heineken Music Hall rekende hij buiten het Amsterdamse – dat was toch vooral een nationale voorziening. De komst van de Ziggo Dome juichte hij toe. In Amsterdam zelf, zei hij, ging het daarnaast vooral om optredens in clubs, maar die clubs lijden op dit moment een noodlijdend bestaan. Hij prees het nieuwe MusiQ in Oost als professionele oefenruimte voor musici en meende dat leegstaande kantoorgebouwen zich ook prima lenen voor studie en optreden. Veel goedkoper nog. Het enige dat daar nodig is, is stroom. Blokhuis, die juist was teruggekeerd van een reis door Amerika – langs Memphis en andere muzieksteden –, wees op de vele kroegen aldaar waar bandjes gretig optreden en waar de deuren gewoon wijd openstaan. Dat zou in Amsterdam ook mogelijk moeten zijn: aan het Leidseplein bijvoorbeeld overal optredens tot in de late uurtjes. De strenge regelgeving en de strakke sluitingstijden in Amsterdam werken echter niet mee.
Aansluitend luisterden we naar ‘’Space Lightning’’, een daklozenband uit Amsterdam Zuidoost. Ze speelden verzoeknummers van Ramses Shaffy (‘Het is stil in Amsterdam’) en André Hazes, allemaal nummers over Amsterdam. Blokhuis kende de band niet. Hij wilde graag luisteren, maar moest snel weg, terug naar Hilversum, want er stond daar een enorme file. Hij had er duidelijk geen zin in, maar zijn blackberry was genadeloos. Liever bleef hij in Amsterdam.
reacties