Gehoord in Parijs op 20 en 21 november 2014:
In Parijs spraken Nederlandse en Franse experts twee dagen lang over Smart Cities en de toekomst van de metropool. Het grappige van de conferentie was dat verscheidene sprekers met Afrikaanse voorbeelden kwamen van hele intelligente stedelijke systemen die nauwelijks gebruik maken van technologie en die juist van onderop, met weinig geld, zijn gebouwd. De lichte technologie ondersteunt vooral het bottom-up proces. Zo sprak Remy Dorval, directeur van Cite de la Fabrique, over ‘Digital Matatus’, een digitaal systeem dat het van onderop georganiseerde openbaar vervoer in de Keniase hoofdstad slimmer en toegankelijker maakt. Het openbaar vervoer in de vier miljoen tellende metropool werkt met kleine busjes van heel veel particuliere eigenaren. Columbia University uit New York, MIT uit Boston en de Universiteit van Nairobi ontwikkelden voor hen een digitale wegwijzer die aan de hand van informatie uit mobiele telefoons de routes bepaalt waarlangs de busjes de meeste passagiers kunnen ophalen. Omgekeerd geeft een digitale kaart de passagiers een overzicht van de routes die de busjes actueel rijden. Deze rijden inmiddels in acht corridors door de stad, maar daarbinnen is alles flexibel. En mobiele telefoons die de data verzenden en ontvangen zijn relatief goedkoop en sterk in opmars in Afrika. Men wil het systeem exporteren naar andere steden.
Dat Smart City een typisch Europees of westers fenomeen zou zijn werd dan ook als een ernstige misvatting gezien. Vooral daar waar de digitale systemen aansluiten bij spontane organisatievormen van burgers en deze ondersteunen winnen ze aan betekenis en kracht. Dat zie je in Afrika en Zuid-Amerika. Dikwijls zijn lokale organisatievormen in de slums van de metropolen al bijzonder complex, knap maar moeilijk te doorgronden. Wanneer de makers van de digitale systemen zich in dienst zouden stellen van deze complexe vormen van zelforganisatie kunnen ze de steden buitengewoon intelligent maken. Grote steden zijn van nature intelligent. Met lichte technologie kunnen ze nog enorm aan intelligentie winnen. Daardoor, aldus de Franse ambassadeur in Nederland, Laurent Piq, in zijn slotwoord, wint de lokale democratie op dit moment zo sterk aan kracht. Met name in grote steden.
Gelezen in NRC handelsblad van 2 februari 2013:
De oorsprong van de mens moet in Oost-Afrika worden gezocht. Pas helemaal op het eind van Bill Bryson’s vuistdikke ‘Een kleine geschiedenis van bijna alles’ (2004) verschijnt de eerste versie van de mens als een staande aap, levend in de Afrikaanse vlakte. De plek is in het blauwe Ngonggebergte in Kenia, 65 kilometer ten zuiden van Nairobi. Daar bevindt zich de alleroudste nederzetting van Homo Erectus, Olorgesailie genaamd. In 1919 ontdekte iemand dat daar, in een vlakte in de Great Rift Valley, de blakerende bodem waar ooit een meer moet hebben gelegen, bezaaid was met abnormaal donkere stenen die duidelijk door mensen waren bewerkt. De stenen van kwarts en zwarte lava moeten over een afstand van zeker 10 kilometer uit de bergen zijn gesleept naar deze plek, waar ze tot bijlen waren geslepen. De opgravingen toonden aan “dat er een plek was waar de bijlen werden gemaakt en een andere waar onbewerkte stenen werden gebracht om te worden aangescherpt.” Bryson concludeert dat Olorgesailie een soort ‘fabriek’ was, een die zo’n miljoen jaar in bedrijf bleef. “We moeten nu dus constateren dat oermensen miljoenen jaren lang – veel, veel langer dan onze eigen soort ooit bestond, laat staan zich aan een blijvende coöperatieve inspanning waagden – in groten getale naar deze specifieke plek kwamen om grote aantallen werktuigen te maken die naar het schijnt nogal zinloos waren.”
Ik moest aan de passage denken toen ik afgelopen weekeinde de krant opensloeg en over de vondst van een serie vuistbijlen in Konso, Ethiopië, las, geschat op 1,75 miljoen jaren oud. Het zou gaan om werktuigen van een proto-Erectus: het Acheulien-type. “Bijzonder van de vondst in Konso is dat er uit een lange tijdreeks werktuigen zijn gevonden, tot jonger dan 1 miljoen jaar oud.” De picks in de vuistbijlen bleken in die lange tijd nauwelijks veranderd, maar de bijlen zelf werden wel dunner, symmetrischer en er trad een zekere standaardisering op. Over een eventuele nederzetting lezen we niets. De technologie lijkt echter opnieuw verbonden met een plek, met iets als een ‘fabriek’, een nederzetting, een prototype van een stad.
reacties