Gelezen in The Guardian van 10 juni 2019:
Bron: Sportify Cities
2020 wordt het jaar van Tokio. In augustus worden daar de Olympische zomerspelen gehouden. De vorige keer dat Tokio Olympische stad was, was in 1964. Die spelen werden destijds ook wel de ‘science fiction spelen’ genoemd. Hun legacy is nog altijd voelbaar in de Japanse metropool. In 2020 echter niets van dat al, of het moet al zijn het optreden van robots rond het stadion. Er wordt dan ook veel gemopperd in de stad. Op de website van de gemeente las ik: “Tokyo 2020 will be more about quality, the infrastructure, the smooth operation of everything and of Japanese hospitality. They just want to make it effective, make everyone happy, to be successful.” Met andere woorden, deze spelen gaan, anders dan de vorige, over ‘happiness’. Ook wil Tokio bekendstaan als een ‘eco-friendly city’. Dat houdt in dat het energieverbruik zal worden geminimaliseerd, de afvalproductie gereduceerd en de luchtvervuiling bestreden. De verlichting van alle venues wordt LED, de medailles zullen worden gemaakt van kostbare metalen onttrokken aan afgedankte smartphones, het Olympisch dorp wordt opgetrokken uit hout afkomstig van bossen uit heel Japan. Na afloop van de spelen zal alles weer worden afgebroken en hergebruikt. De legacy zal tot nul worden gereduceerd of, zoals de organisatoren stellen, deze zal ‘zacht’ zijn. En alles moet onder controle.
Waarom heetten die van 1964 ‘science fiction spelen’? In dat jaar ging de eerste hogesnelheidstrein op aarde rijden; hij verbond Tokio met Osaka. Voor het eerst ook werden de Olympische Spelen uitgezonden via een satelliet. Dat betekende dat Europa ‘s nachts kon opblijven om de wedstrijden te zien. De modernistische architect Kenzo Tange ontwierp de belangrijkste venues, waaronder het schitterende Yoyogi gym. De stad zelf bouwde liefst 100 kilometer stadsautowegen tussen Haneda airport en de venues plus nog eens 40 kilometer metrolijn. En het belangrijkste: een uiterst modern rioolstelsel werd door de hele metropool aangelegd waardoor het vervuilde water in de baai gezuiverd werd. Noem dat geen kwaliteit. Time magazine vond Tokio “de meest dynamische stad op aarde”, haar hart klopte sneller dan dat van New York. Destijds telde Tokio ruim 10 miljoen inwoners -vergeleken echter met New York waren er dubbel zoveel bars, nachtclubs en restaurants. “There was so much going on – the visual density was so great – that the Western eye could not process it all.” Tegenwoordig telt Tokio 38 miljoen inwoners. De stad verdicht en breidt in, de randen krimpen. Ze vreest vooral een hete zomer, want door klimaatverandering stijgt de temperatuur. Afgelopen zomer werd een record van 41,1 C gemeten, in heel Japan stierven 50 mensen als gevolg van de hitte. “The weather cannot be changed – there’s absolutely nothing we can do about it.” Het verschil met 1964 kan inderdaad niet groter.
Gelezen in ‘The Spatial Effects of the Olympic Games in Mexico City‘ van Fernando Greene Castillo:
Nog steeds is Mexico City trots als een pauw op de Olympische Spelen die de stad in 1968 organiseerde. Het viel me op toen ik deze winter de megastad bezocht. Ik wist er eerlijk gezegd weinig van. In het Pallacio de Bellas Artes trof ik een fraaie tentoonstelling aan over de legacy van de Spelen, inmiddels vijftig jaar geleden gehouden. Daar was ook een kaartje te zien met alle grootstedelijke openbare werken die met de spelen in de stad waren gereedgekomen. Het zag er indrukwekkend uit. In de jaren ‘60 ging het Mexico economisch voor de wind. Daardoor durfde het IOC de Spelen van ‘68 aan het Midden-Amerikaanse land toe te wijzen. De beslissing van de Mexicanen zelf om, na andere Olympische steden bestudeerd te hebben, te kiezen voor een opzet waarbij de sportvoorzieningen over de stad werden gespreid, blijkt vijftig jaar later ronduit visionair. Fernando Greene Castillo schreef er een rapport over. Alle venues, las ik, werden op 20 minuten reizen van het te bouwen Olympisch dorp gesitueerd; dit kwam neer op een onderlinge afstand van 26 kilometer. Er werden zes nieuwe wegen gebouwd om alle stadions met elkaar te verbinden. De belangrijkste was de Periferico Sur met een lengte van 16 kilometer. Juist door de aanleg van deze hoofdweg werd Mexico City aan de zuidzijde opengelegd voor verdere expansie: een nieuw stedelijk gebied van zeker 2.500 hectare.
De andere stedelijke hoofdaders die voor de Spelen werden aangelegd of verbreed waren de Viaducto Tialpan met een lengte van 4,6 kilometer, dit is nu een van de belangrijkste radialen in de stad, en nog eens vijf andere stedelijke boulevards. Castillo: “Road infrastructure expansions on empty areas, as those built in the south part of the Metropolis, affected the territorial shape and size of the city very fast, since they pushed the opening of new urban areas almost immediately.” Tijdens mijn bezoek viel me op dat de zuidkant rond de universiteit qua stedenbouw inderdaad uitstekend is gedimensioneerd en zowel intern als extern goed verbonden. In totaal werd er destijds voor 79 miljoen US dollar aan infrastructuur in de stad aangelegd. In die tijd was dat veel geld. Maar achteraf gezien was deze uitgave alleszins welbesteed en eigenlijk ook bitter noodzakelijk. Ook alle sportfaciliteiten blijken vijftig jaar later nog volop in gebruik. Geen ‘witte olifanten’ in deze megastad. Tijdens een van onze stadswandelingen zagen we juist dat het oude gymnasiumcomplex grondig werd opgeknapt. Misschien had u dat niet gedacht. In 1968 telde Mexico City nog 9 miljoen inwoners; inmiddels zijn dat er driemaal zoveel.
Gehoord in het Amstelpark te Amsterdam op 7 juni 2018:
Erik de Jong is hoogleraar Cultuur, landschap en natuur (Artis-leerstoel) aan de Universiteit van Amsterdam. Afgelopen week sprak hij over de tuinen van Kyoto, Japan, in de Oranjerie van het Amstelpark op een zonovergoten donderdagochtend. Zijn gehoor: de honderdvijftig tuinmannen van Amsterdam, ook wel ‘tuinbazen’ genoemd. Na veertig jaren waren ze herenigd in één afdeling ‘Groen, Flora en Fauna’ van een op te richten dienst ‘Stadswerken’. Ze kwamen bij elkaar om te praten over hun werk in het licht van de toekomst van de stad en de rol daarin van het groen. Ketter & Co, het bureau van kunstenaar Irene Fortuyn, had het dagprogramma samengesteld. In de wandelgangen sprak ik De Jong over Japan, hij vertelde me over de sterke Amerikaanse invloed op de naoorlogse Japanse samenleving, de vreemde mix van westerse en oosterse culturen die dit had opgeleverd, de verspillende wegwerpmaatschappij en de problemen van het plastic afval die hierdoor nergens zo groot zijn als in Japan, de enorme invloed van de kernramp bij Fukushima op de Japanse politieke agenda, en zo kwamen we ook op de Olympische Spelen van 2020 die in hoofdstad Tokio zullen worden gehouden. De historicus De Jong herinnerde aan de geweldige impact die de Spelen in 1964 op de Japanse metropool hebben gehad. Hij hoopte op een soortgelijke impact in 2020, op niet minder dan een ommekeer in het verspillende denken van het snel verouderende Japan. Door de Olympische Spelen, vond De Jong, moest Japan terugkeren naar zijn culturele wortels.
Dit bracht ons bij de impact die de Olympische Spelen van 1928 op Amsterdam moeten hebben gehad. Uiteraard riep De Jong de voltooiing van het plan van H.P. Berlage voor Amsterdam-Zuid in herinnering, maar toen ik het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam van 1934 van Cornelis van Eesteren en Theo van Lohuizen een rechtstreeks uitvloeisel noemde van de Spelen van 1928 keek hij me niet begrijpend aan. De motie van Wibaut waarin om de oprichting van een Stedenbouwkundige Dienst voor Amsterdam was gevraagd, lichtte ik toe, was eind 1927 bij de gemeenteraad ingediend. Al jaren was er door het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw gelobbyd voor zo’n goed geoutilleerde dienst, die in de hoofdstad een uitbreidingsplan moest helpen voorbereiden, maar het was er steeds niet van gekomen. Door het elan en het enorme optimisme als gevolg van de Olympische Spelen echter werd de lokale politiek eindelijk vatbaar voor het idee. Nota bene vanuit de oppositiebanken wist raadslid Wibaut het gemeentebestuur in februari 1928 aan te zetten tot de oprichting van een Afdeling Stadsontwikkeling. Vijf jaar later was het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam gereed: een grandioos toekomstplan voor een uiterst moderne metropool van 960.000 inwoners. Parken en plantsoenen vormden daarvan een belangrijk onderdeel. Al die tuinmannen tot wie De Jong zich daar in het Amstelpark richtte, waren in feite een uitvloeisel van die Spelen van 1928.
Gelezen op Citylab.com van 2 augustus 2017:
Vandaag wordt door het IOC officieel bekendgemaakt dat Parijs de Olympische Spelen van 2024 mag gaan organiseren. Na talrijke pogingen is het de Fransen dan toch gelukt. Honderd jaar eerder organiseerde Parijs ook al een Olympische Spelen, maar dat idee lijkt niet de werkelijke doorslag te hebben gegeven voor de keuze van het IOC. Pas toen concurrent Los Angeles bereid was om vier jaar op te schuiven, naar 2028, lag de weg open voor Parijs. Op Citylab las ik dat de enorme investeringen in het metronetwerk van Parijs sterk in het voordeel van de Fransen hebben gewerkt. De verschrikkelijke congestie in Rio de Janeiro heeft het Internationaal Olympisch Comité doen beseffen dat de spelen niet zonder goed grootstedelijk openbaar vervoer kunnen en dat met de bouw van de Grand Paris Express Parijs straks enorme voordelen geniet. Zoiets moois heeft Los Angeles niet in de aanbieding. En verder beweren de Fransen dat 95 procent van de Olympische infrastructuur al aanwezig is: Stade de France in de noordelijke periferie wordt het Olympische stadion, de overige sportvoorzieningen liggen door de stad verspreid, er komt geen echt Olympisch park.
Daarmee heeft vooral voormalig president Sarkozy de weg geplaveid voor de Franse overwinning. Destijds beloofde hij in het kader van zijn ‘Grand Paris’ een mega-investering in het Parijse metrostelsel, kosten 35 miljard euro. Vier nieuwe lijnen zullen de buitenwijken met elkaar gaan verbinden, maar dat niet alleen. Ook de twee grote vliegvelden, Orly en Charles de Gaulle, zullen op de banlieus worden aangesloten. In banlieu Saint Denis komt het Olympische dorp. Bij Stade de France is al een RER-station, maar dat krijgt door het nieuwe metronetwerk nu ook een directe aansluiting op de twee vliegvelden. Het nieuwe netwerk zal ergens tussen 2020 en 2030 gereed komen, de voor de Spelen essentiële verbindingen vóór 2024. De enorme investeringen vallen overigens buiten het Olympische budget van 6,6 miljard euro. In navolging van Londen belooft Parijs vooral een impuls voor het arme noorden: Seine-Saint-Denis. Daar staat dus al het stadion en komt het Olympische dorp. Het drukke toeristische centrum wordt echter niet ontzien, want overal verspreid liggen de sportvoorzieningen. Sporters en publiek zullen zich dwars door de stad moeten bewegen. Het worden echte metrospelen. Wordt Parijs hier werkelijk beter van? Dat is de vraag die ook Citylab zich stelt.
Gelezen in Future Cape Town van 10 augustus 2012:
Een recent verblijf in Kaapstad deed bij mij de vraag rijzen of een Olympische Spelen in deze stad zou helpen om de vele structurele sociaal-ruimtelijke problemen inclusief de erfenis van de Apartheid te overwinnen: een soort van shock-therapie, weliswaar erg kostbaar maar noodzakelijk om deze bijzondere Afrikaanse megastad weer in balans te brengen. Toen zag ik dat Kaapstad in 1997 een bid heeft uitgebracht voor de Spelen van 2004 dat eigenlijk precies dit tot doel had. Daar is echter niets van terecht gekomen. In een artikel uit 2012 in Future Cape Town wordt, vijftien jaar later, door Rashiq Fataar dezelfde vraag gesteld. Het antwoord: aarzelend positief. “What immediately comes to mind would be the strategic land parcels, like Wingfield, Culemborg and others, which would have been developed for the Olympic Games. Today, 15 years later, both sites remain unused and in a appalling state, while the relevant national government departments and parastatals like Transnet drag their feet.” Niet veel gebeurd dus. Maar sommige sportfaciliteiten en infrastructurele onderdelen van het plan zijn wèl uitgevoerd, ook zonder winnend bod. Dat is winst.
Probleem is alleen dat het bidbood van destijds vooral de opwaardering van de relatief goede (want blanke) gebieden: Wingfield en Culemborg, betrof. Desalniettemin zou anderhalf miljard Rand zijn geïnvesteerd in openbaar vervoer, ook naar het achtergestelde zuidoosten van de metropoolregio als de spelen waren doorgegaan. Dus werd er in 2011 in Kaapstad opnieuw overwogen om een bid uit te brengen, nu voor de Olympische Spelen van 2020. Ik weet niet hoe serieus dit voorstel was, maar ditmaal werd in navolging van Londen voorgesteld om het Olympisch Park in het arme en achtergestelde zuidoosten van de metropool te situeren. Het zou voor een regelrechte omwenteling hebben gezorgd als het was geïmplementeerd. Fataar: “Mega-events are clearly never a solution to all our social and economic challenges, but can we use them as part of a solution and are we willing to learn how?” Studies als de genoemde kunnen helpen om agenda’s te maken en voorstellen te doen omtrent hoe een stad als Kaapstad betere infrastructuur te geven. Maar dan moeten de projecten wel meer zijn dan, zoals de World Cup in 2010, alleen een nieuw stadion in het veilige Greenpoint en een opgeknapt internationaal vliegveld te midden van de townships.
Gelezen in The Guardian van 1 september 2016:
Voor Tokio zelf zijn de OS 2020 van belang omdat de stad zijn positie als financieel centrum van Azië dreigt kwijt te raken. Concurrenten als Shanghai en Singapore azen op haar financiële instellingen; ze maken goede kans om de rol van Tokio op het wereldtoneel over te nemen. Tokio is ook geen fraaie stad en sommigen vinden haar zelfs veel te groot. Kengo Kuma moet met zijn stadionontwerp het ongunstige tij doen keren. Zijn schitterende ontwerp sluit aan bij de Japanse traditie, hij bouwt vooral in hout, het stadion komt op de plek van het oude stadion, verrijst dus midden in de stad, maar dan wel als een tempel in het bos. Is zoiets voldoende? Toen las ik dat het aardbevingsgevoelige Tokio in 2015 door The Economist tot de veiligste stad ter wereld was uitgeroepen, ook omdat direct na de ramp in Fukushima was opgevallen hoe de Japanse bevolking de getroffen regio spontaan te hulp was geschoten. Christian Dimmer van Urban Studies, verbonden aan Tokyo University, schreef daarover: “There is a long tradition of community organisations, non-profits, local governments and neighbourhood associations closely collaborating in disaster risk management and awareness building. Such strong social networks, in turn, have come to be recognised as key to foster community resilience.” Precies hierin schuilt dus een grote mogelijkheid: Tokio kan straks met de OS 2020 de wereld laten zien hoe een reusachtige stad in staat is zichzelf van onderop te organiseren. In deze tumultueuze tijden is dat een belangrijke boodschap aan de hele wereld.
Gelezen in NRC Handelsblad van 10 september 2013:
Begin september maakte het IOC in Buenos Aires bekend dat Tokio de Olympische Spelen in 2020 mag organiseren. Tokio, met 37 miljoen inwoners de grootste metropool ter wereld, won gemakkelijk van kandidaat-steden Istanbul en Madrid. Wat behelzen eigenlijk de Japanse plannen? Geen grootschalige infrastructuur, zoals bij de Spelen van 1964, toen Japan het unieke en futuristische hogesnelheidstreinennet aanlegde. De voorgenomen investeringen bedragen slechts de helft van die voor ‘Londen 2012’ (namelijk 8 miljard US dollar). Ruim 40 procent van de 37 accommodaties staat er al; veel van de Olympische infrastructuur van 1964 zal opnieuw worden gebruikt. Ruim 85 procent van de olympische evenementen zal binnen een straal van 8 kilometer van het Olympische dorp plaatsvinden. Alles kan dus te voet of met de fiets worden bereikt. Het nieuwe stadion komt op de plek van het oude en zal al tijdens de Wereld Rugby Cup van 2019 in gebruik worden genomen. Alleen het Olympische dorp zal nieuw worden gebouwd in de baai van Tokio. “De sporters hebben hier een prachtig uitzicht op een landschap van water en futuristische hoogbouw,” schreef Kjeld Duits in NRC Handelsblad. En inderdaad, het geheel oogt fraai, als een IJburg eerste en tweede fase.
Toch verwacht de stad een forse impuls in de lokale economie, met tenminste 150.000 extra banen, zelfs na verplaatsing van de oude vismarkt. Er komt weliswaar geen nieuwe metro, maar de beide luchthavens – Haneda en Narita – zullen wel met elkaar worden verbonden. Wat een verschil met de bids van Beijing, Londen en Rio de Janeiro! Daarom schreef The New Yorker: “By rewarding Tokyo’s seemingly restrained plan to host a more modest Olympics, the IOC may be signalling its desire to move away from the kinds of nationalistic, gaudy and transformative Olympic Games represented by Beijing and Sochi, which, combined, have made for a trillion dollars in spending.” Het tijdschrift toonde zich voorstander van vaste locaties voor zomer- en winterspelen. Geen verspillende stedenstrijd meer. De kans daarop achtte het echter niet groot, hoewel het tijdschrift de nieuwe IOC-voorzitter Bach aanhaalt, die steden opgeroepen zou hebben na te denken over meer duurzame bids in de toekomst. “But if we can’t have the twin Olympias, then perhaps Tokyo is the next best thing: a city prepared for the challenges of hosting an international spectacle, and modest enough to shape the Olympics to fit a city rather than reshape a city to fit the Olympics.”
Gelezen in NRC Handelsblad van 28 juli 2013:
Komkommernieuws was het. Maar wel belangwekkend komkommernieuws. De Olympische Spelen in Londen hebben, zo bleek deze zomer, de Britse hoofdstad meer opgeleverd dan gekost: 9,9 miljard pond tegen 9 miljard pond. En wat misschien nog wel belangrijker is: alle acht stadions hebben nieuwe huurders en worden bespeeld, het mediacomplex heeft een nieuw leven als data-opslaggebouw, de 2800 flats in het Olympische dorp ontvangen deze maand hun nieuwe bewoners, het winkelcentrum van Westfield blijkt een hit, het Olympische park – omgedoopt in Queen Elisabeth Olympic Park – werd deze zomer feestelijk heropend en het station voor de Eurostar-treinen functioneert goed en is elke dag druk en vol. Heel Oost-Londen is dankzij de Olympische Spelen in een paar jaar tijd herschapen in een bruisend stadsdeel, terwijl het nog niet zo lang geleden de armste buurten bevatte van heel Londen, met 2,5 vierkante kilometer industrieel vervuild land. Sebastian Coe, voorzitter van het organiserend comité van de Spelen en tegenwoordig legacy advisor, kon dan ook meer dan tevreden deze zomer de resultaten presenteren tegenover een naar vakantie hunkerende pers.
Al met al duurde de planvorming in Londen niet meer tien jaar. Het resultaat is verbluffend. Niet alleen is de oostkant van Londen qua uitstraling en voorzieningen door de Olympische infrastructuur sterk verbeterd, ook het Britse bedrijfsleven heeft van de Spelen immens geprofiteerd. Zelfs degenen in Londen die bang waren voor een yuppiesville hebben geen gelijk gekregen. Trouwens, het hele Verenigd Koninkrijk is door de Spelen bekend komen te staan als een knap organisator en een professioneel sport- en medialand. Dat de organisatie van het grootste sportevenement ter wereld altijd uitloopt op een financieel fiasco is met de Londense ervaring ook meteen gelogenstraft. Dat brengt me op het volgende. Je zou de kwakkelende economie van Nederland een enorme impuls kunnen geven door de Olympische Spelen naar de hoofdstad te halen. Eindelijk bouwen we dan een echte metropool. In 15 jaar kun je niet alleen een erfenis voorbereiden waarvan volgende generaties als geen ander zullen profiteren, maar kun je ook de zittende bevolking een grote dienst bewijzen door midden in de crisis de economie Keynsiaans en Berlagiaans te stimuleren.
reacties