Op de helft

On 20 april 2018, in boeken, economie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Kapitaal in de 21ste eeuw’ (2013) van Thomas Piketty:

Afbeeldingsresultaat voor piketty capital

Nu pas gelezen en nog maar halverwege: Thomas Piketty’s ‘Kapitaal in de 21ste eeuw’. Eerst wilde ik ‘Dat Kapital’ van Karl Marx zelf lezen. Dat heb ik inmiddels gedaan. Nu dus Piketty. De lange historische lijnen die de Fransman, verbonden aan de École d’economie de Paris, trekt gaan terug op Marx, nee verder, ze voeren de lezer naar het begin van de Industriële revolutie. Mooi is het om te lezen hoe hij vanuit de negentiende eeuw op onze tijd terugblikt en vaststelt dat kapitaal terug is van weggeweest. De twintigste eeuw met zijn twee wereldoorlogen en moeizame wederopbouw zijn vooral een breuk geweest in een lange geschiedenis van het globale kapitalisme. Even leek arbeid beslissend te worden, maar uiteindelijk is vermogen toch weer in hoge mate bepalend voor iemands maatschappelijke positie. Dat is balen. Bijzonder in het boek is het hoe Piketty dit illustreert aan de hand van negentiende eeuwse romans als die van Austen en De Balzac. Zo ongeveer moeten we ons de toekomst dus voorstellen. Zelfs al is de recente verandering in de technologie gunstig voor de factor arbeid, toch zal het aandeel van kapitaal niet afnemen, denkt hij. Sterker, de moderne technologie maakt het mogelijk om kolossale hoeveelheden kapitaal te accumuleren zonder dat het rendement volledig verloren gaat. “Wordt de eenentwintigste eeuw nog minder egalitair dan de negentiende, voor zover hij dat niet al is?” De vraag stellen is hem beantwoorden.

Net als Marx heeft Piketty weinig op met steden. Zijn analyses gaan over landen, Engeland en Frankrijk in de eerste plaats. Dat vader Goriot, een schepping van Honoré de Balzac, in Parijs leefde, neemt hij voetstoots aan. Zijn dochters uithuwelijken in de beste Parijse kringen is ook al zo’n ding. En dan verschijnt daar Rastignac als berooide edelman uit de Franse provincie, die zijn geluk komt beproeven in de Franse hoofdstad. Ook die laat zich uiteindelijk meeslepen door de aanblik van alle rijkdommen, om uiteindelijk even meedogenloos te worden als de door geld gecorrumpeerde Parijse elite. Rastignac aast op de erfenis van Victorine in plaats van door studie, talent en hard werken rijkdom te vergaren. Kortom, het negentiende eeuwse Parijs groeide en bloeide in de ogen van De Balzac door de ongebreidelde accumulatie van kapitaal, door corruptie onder elites rond erfenissen en huwelijken, soms gepaard gaande met moorden, een zeer ongelijke samenleving waarin kapitaal belangrijker was dan arbeid. Volgens Piketty gaan we terug naar die verdorven tijd, een tijd van grote ongelijkheid, met grootstedelijke elites die zich via erfenissen verrijken en een verarmend platteland. Was het negentiende eeuwse Parijs werkelijk zo’n corrupte bende? Was die snel groeiende metropool van destijds niet óók een grandioos economisch, sociaal-cultureel laboratorium, een eclatant succes? Piketty, zelf woonachtig in Parijs, vertelt liever het oude verhaal van Karl Marx. Nogmaals, ik ben pas op de helft van zijn magistrale boek. Misschien ontdekt de auteur alsnog de zegeningen van de in de twintigste eeuw door Europeanen weggebombardeerde maar dus nooit verslagen metropolen.

Tagged with:
 

Pleidooi voor een wereldregering

On 5 april 2018, in economie, sociaal, by Zef Hemel

Gehoord in CREA Amsterdam op 3 april 2018:

Afbeeldingsresultaat voor don kalb

Bron: CUNY, The Gaduate Center

Zijn onderzoek naar kapitalisme en mondiale ongelijkheid wordt op dit moment gefinancierd met petrodollars uit Noorwegen, net zoals zijn eerdere onderzoek aan de Central European University in Boedapest werd betaald door de Hongaars-Amerikaanse zakenman George Soros. De antropoloog Don Kalb vertelde er boeiend over tijdens de laatste Amsterdamlezing van 2018 die alle in het teken stonden van de toekomst. Voor hem waren de recente politiek-economische verwikkelingen in Hongarije en Polen geen afwijking, maar de voorbode van wat ons te wachten staat. Naarmate het kapitalisme dieper doorwerkt in de samenleving gaat het aanvankelijke gevoel van nostalgie over in een ernstig vermoeden van diefstal en corruptie. Het eindigt in xenofobie. Rechtse partijen weten dit sentiment onder brede lagen van de bevolking slim uit te spelen. Heel precies schetste hij hoe dit in zijn werk was gegaan in het Hongarije van Victor Orbán. Na de Val van de Muur was daar liefst een kwart van de banen verloren gegaan. Die banen zijn nooit meer teruggekeerd, want het post-Maoïstische China voegde zich bij het kapitalisme en concurreerde Oost-Europa er gemakkelijk uit. Intellectuelen in Oost-Europa, aldus Kalb, hadden geen idee wat kapitalisme betekent. Ze huurden nota bene Jefffrey Sachs in, wisten zij veel. De moordende concurrentie heeft hun regeringen een uiterst fragiele belastingbasis bezorgd. Sinds de financiële crisis van 2008 zijn de overheidsschulden enorm opgelopen. Armoede treft grote delen van Oost- en Zuid-Europa. Mensen spreken van diefstal.

De rechts-populistische revolutie die zich in Centraal- en Oost-Europa voltrok, voltrekt zich nu ook in het Westen: boze Amerikanen hebben Donald Trump de overwinning bezorgd, de Britten splitsen zich af, de Duitsers en Nederlanders wanen zich winnaars in een felle concurrentiestrijd tussen landen, premier Rutte heeft een Baltisch-Ierse coalitie gevormd van belastingparadijzen en predikte in Berlijn puur nationalisme, de belastingdruk blijft maar dalen, er komen steeds meer verliezers, nationalisme viert hoogtij, rechts-populistische partijen profiteren, Europa valt uit elkaar, het is een race naar de bodem. Volgens Kalb bevinden we ons in een tijd van grote bifurcatie. Aan de ene kant zijn er degenen die verder willen op de weg van moordende concurrentie, aan de andere kant roeren zich de nazaten van de opstand van 2011. Grote bewondering had Kalb voor iemand als Rutger Bregman die met zijn idee van een basisinkomen de race naar de bodem probeert te stoppen. Stevige belastingen op kapitaal, een expanderende sociale huursector, een vitale democratie en veel meer nadruk op gelijkheid zijn dringend nodig om overeind te blijven. Zoiets kan niet van onderop gebeuren, meende hij. Dit vergt internationale wilskracht en coördinatie. Zo pleitte hij voor een wereldregering. Niet een slappe VN, maar een krachtige wereldgemeenschap die tweehonderd jaar na de geboorte van Karl Marx vanuit zijn hoofdkwartier in New York of waar dan ook een einde maakt aan deze slopende en mensonterende mondiale ratrace vol verliezers. Dat was helemaal aan het slot van zijn vlammende betoog. De volle zaal was onder de indruk.

Tagged with:
 

Amsterdamlezing 2018 #4

On 20 februari 2018, in economie, sociaal, wetenschap, by Zef Hemel

Gelezen in NRC Handelsblad van 8 mei 1917:

 Afbeeldingsresultaat voor don kalb expanding class philips

Op maandagavond 5 maart 2018 spreekt marxistisch antropoloog Don Kalb (1959) de vierde Amsterdamlezing van 2018. Op 8 mei vorig jaar las ik in NRC Handelsblad een interview met hem waarin hij de integratie van Oost-Europa in de Europese Unie mislukt noemde. Kalb: “Als je gebieden met een verouderde industrie integreert in de Europese markt, dan leven ze niet op, maar storten ze in eerste instantie in. Iedere sociale wetenschapper weet dat. En dat is ook gebeurd. De toetreding in 2004 kwam te laat en was niet genereus genoeg.” Dit is volgens hem de oorzaak van de opkomst van neo-nationalisme in de perifere regio’s in het oosten. En dat ziet er niet goed uit. Lonen zijn er laag, vakbonden worden aan banden gelegd, er wordt gestreden om het aantrekken van westers kapitaal, belastingtarieven zijn daardoor laag, er is een sterke her-industrialisatie gaande, maar daarvoor moet op grote schaal geld worden geleend. Het resultaat is dat de bevolking zich afzet tegen de Europese Unie èn tegen de ‘uitvreters’ in eigen land, de niet-werkenden. Don Kalb is Brabander, maar woont in Antwerpen. In het verleden bezette hij een leerstoel aan de Central European University in Boedapest. Sinds kort is hij hoogleraar aan de Universiteit van Bergen, Noorwegen. In Noorwegen doet hij onderzoek naar nieuwe klasse-ongelijkheid in China, op het zuidelijk halfrond en in Europa.

Volgens Kalb is er wat ongelijkheid betreft een sterke onderlinge relatie tussen die continenten. Macht, arbeid, geschiedenis en klasse hebben zijn bijzondere interesse. Zelf groeide hij op in Eindhoven in de tijd dat Philips daar dominant was. De stad in het zuiden groeide in die tijd razendsnel, met een tegenstrijdige mix van high-tech, zelfvoorzienende boeren, gelovige arbeiders, armoede en een informele economie. Hij schreef er zijn proefschrift over. In ‘Expanding class’ liet hij zien hoe het Philipsconcern groot werd dankzij familisme, het waren vaders die hun dochters meenamen naar de fabriek. Jonge, ongeschoolde vrouwen werden op deze wijze geëxploiteerd. Tot 1920 was circa 70 procent van de arbeidskrachten van Philips vrouw. Tegenover een Noorse krant verklaarde hij op 25 november 2016: “We have reached a very important moment in capitalist history. The beast is not working, investment is zero, capital is worth nothing, and labour is worth ever less. That has not happened before.” De mondiale Gini-coëfficient (die ongelijkheid meet) heeft een niveau bereikt van 0,7. Dat is ongekend hoog. Dat kan zo niet doorgaan. Kalb: “My project is going to contribute to the ways we allow and enable ourselves to think about capitalism, how to help civilise it, possibly to end it and transform it into something else.” Op 5 maart 2018 spreekt hij uitgebreid, in CREA, aanvang 20.00 uur. De lezing is gratis. Meld u aan: http://www.uva.nl/nieuws-agenda/nieuws/amsterdamlezingen/amsterdamlezingen-uva.html

Tagged with:
 

Limits to growth

On 17 februari 2018, in internationaal, by Zef Hemel

Gelezen in China Economic Review van 9 februari 2018:

Afbeeldingsresultaat voor beijing population growth 2017

Door Tom Wolters, woonachtig in Peking, kreeg ik een interessant artikel toegespeeld, geschreven door Dominic Morgan in de China Economic Review, over de discussie die op dit moment speelt in China rond de omvang van de megasteden. De lucht van Peking, Shanghai en Hong Kong is ernstig vervuild, het verkeer zit muurvast, en de grondprijzen stijgen tot ongekende hoogte, het is genoegzaam bekend. Vorig jaar kondigde de Chinese overheid daarom aan de omvang van de grootste Chinese steden te willen begrenzen. Peking mag niet groter worden dan 23 miljoen, Shanghai wordt begrensd op 22 miljoen inwoners. In plaats van nog verder te investeren in deze steden, begon de regering haar aandacht te verleggen naar de achterblijvende provincies in het oosten van het enorme land. Onmiddellijk begonnen de steden hun achterbuurten op te ruimen en de arme, vaak illegale mensen te verdrijven. Alleen al Peking wil twee miljoen arme stakkers uit de stad wegjagen. Hiermee proberen de steden vooral ruimte te scheppen voor parken en ontspanningsruimte. Shanghai bijvoorbeeld wil een twee kilometer strekkende groene corridor langs de oostoever van de Huangpu rivier aanleggen. Aan groen hebben de beide steden een groot gebrek. Voor het eerst sinds 1978 zijn Peking en Shanghai niet meer gegroeid. Verstandig? Succesvol? Dat valt te bezien.

Chinese wetenschappers, aldus China Economic Review, wijzen op het feit dat wereldwijd de economie steeds meer samentrekt in de allergrootste steden. Daar worden de nieuwe banen gecreëerd, aldus Lu Ming van Shanghai Jiao Tong University. Hij wijst op Tokio, dat nu al een derde van de Japanse bevolking omvat, het GDP van deze Japanse megastad is naar verhouding nog groter. “In fact, Lu believes that China’s problem is not that its megacities are too big; it’s that they’re not big enough.” Hij is niet de enige. De problemen waar de allergrootste steden in China en in de wereld op dit moment mee worstelen zouden volgens vele deskundigen juist voortvarend moeten worden aangepakt door goede stadsplanning en door grootschalige investeringen in scholen, ziekenhuizen, woningen, parken en infrastructuur, niet met bevolkingslimieten of door mínder woningen te bouwen. Opzettelijke schaarste aan bouwgrond doet de vastgoedprijzen juist de pan uitrijzen. “In China, we restrict land supply and accordingly we also restrict housing supply as a policy to restrict population growth. This is distortion.” Groeiende ongelijkheid wordt er evenmin mee opgelost. “Despite their problems, the big cities offer the best wages, the best schools and hospitals, and, therefore, are probably the most effective source of social mobility.” Doorgroeien dus. Maar dan wel verantwoord. Zal de Chinese overheid naar deze adviezen luisteren?

Tagged with:
 

Encourage people to live in cities

On 27 januari 2018, in economie, by Zef Hemel

Gelezen in The Economist van 16 december 2017:

Afbeeldingsresultaat voor capitalism without capital

Waardoor worden economieën ongelijker? Waarom gaat dat zo snel? En waarom stijgen de lonen niet? Jonathan Haskel en Stian Westlake schreven hierover een interessant boek. Intrigerende titel: ‘Capitalism without Capital’. Vlak voor de kerst werd het zowel in The Economist als The Guardian lovend besproken. De auteurs zijn afkomstig van Imperial College in Londen en Nesta, de Britse denktank op het gebied van de creatieve industrie. Anders dan wat veel economen beweren, lopen bedrijfsinvesteringen niet terug, zo stellen zij. Economen kijken nog teveel naar investeringen in machines, computers en vastgoed. Investeringen in software, ontwerp, kennis en branding groeien daarentegen explosief en die zijn veel belangrijker. De spillover-effecten van dergelijke abstracte (‘intangible’) investeringen zijn ook veel groter. Opschaling door dit soort investeringen gaat sneller dan bij traditionele investeringen. Traditionele bedrijven groeien amper of groeien steeds trager. Snelle groeiers zijn de bedrijven die investeren in mensen, ontwerpen, ideeën, kennis, digitale concepten. Wat dat betreft doet Groot-Brittannië, met Londen voorop, het veel beter dan vaak wordt voorgespiegeld.

Wie op deze nieuwe wijze naar de economie kijkt begint te begrijpen waarom het verschil in succes tussen bedrijven onderling zo snel groeit. Zij die traag groeien, koesteren nog steeds hun bedrijfsgeheimen, hechten waarde aan gebouwen, machines, bezittingen en vaste productiemiddelen. Zij die dat niet doen en die vertrouwen op kennis en kennisdelen, zijn lichter en kunnen daardoor veel harder groeien. Sterker, er komen winnaars aan die niet meer te passeren zullen zijn. Ook voor overheden, aldus de auteurs, is dit buitengewoon relevant. Want wat moeten ze doen, nu ze dit weten? The Economist: “They should ensure that digital infrastructure – broadband and the like – is top-notch. Governments need to encourage people to live in cities; sensible planning regulation is thus vital.” De ruimtelijke planning moet op steden worden gericht, minder op achterland of fysieke infrastructuur; goede digitale infrastructuur is zeer belangrijk. Het betekent wel dat de verschillen tussen stad en land snel groter zullen worden. Ik citeer: “The pioneers of an intangible economy benefit from geographic intimacy, even if their work then flies weightlessly around a global network. This pattern in turn accelerates social polarization.” Want hoe werkt die polarisatie ruimtelijk uit? “Those with the skills to navigate the new economy gather in high income hotspots where housing costs soar. These citadels then become unaffordable and culturally alien to those who lack the qualifications to join the higher caste.” Anders gezegd, hele grote en dure steden met veel getalenteerde kenniswerkers worden snel rijker en gaan uiteindelijk winnen. Mensen die dit idee nog steeds wegwuiven of negeren, zijn de verliezers van de toekomst. Denken de auteurs.

Tagged with:
 

Arme mensen beter af in dure steden

On 24 januari 2018, in gezondheid, by Zef Hemel

Gelezen op Citylab.com van 16 januari 2018:

 

Gerelateerde afbeelding

Bron: Raj Chetty

 

Onder de kop ‘Great Cities Enable You to Live Longer’ verscheen afgelopen week een opvallend artikel van de hand van Joe Cortright op Citylab.com over de voordelen van grote, dichtbebouwde, immigrantvriendelijke steden met veel rijke en hoogopgeleiden inwoners voor de arme bevolking. Arme mensen blijken gezonder en leven langer in grote steden dan in kleine steden of op het platteland. Deze opvallende uitkomsten baseerde Cortright op onderzoek van de econoom Raj Chetty en collega’s van Stanford University, San Francisco. In hun Equality of Opportunity Project vonden zij opvallende correlaties tussen een aantal variabelen en de gemiddelde levensverwachting van mensen. Cortright: “Poor people tend to live longer in places with more immigrants, more expensive housing, higher local government spending, more density, and a better educated population.” Grote steden hebben doorgaans een hogere dichtheid en trekken meer immigranten aan, wonen is er over het algemeen duurder en er leven gemiddeld meer hoogopgeleiden. Juist daar leven arme mensen gemiddeld langer. Let wel, een oorzakelijk verband hebben de onderzoekers niet gevonden, het gaat slechts om correlaties. Echter, de positieve correlaties die ze vonden zijn zo sterk dat iets van een oorzakelijk verband nauwelijks valt uit te sluiten.

Dat metropolen gemiddeld gezonder zijn dan kleine steden of het platteland is al lang bekend. De inwoners van hele grote steden lopen meer, rijden minder auto, hebben een gezondere leefstijl en profiteren ook meer van onderwijs- en ziekenhuisvoorzieningen. Doordat er zoveel mensen dicht op elkaar wonen, zijn er aan metropolen weliswaar grote gezondheidsrisico’s verbonden, schreef Edward Glaeser in ‘Triumph of the City’ (2011). Maar uitgerekend in de allergrootste steden is de gemiddelde levensverwachting negen maanden hoger dan in kleine steden. Dat komt, aldus Glaeser, door de veel hogere overheidsuitgaven en grote inspanningen van stadsbesturen om in de leefsituatie van stedelingen verbetering te brengen. Het was de burgemeester van New York die vooropliep in de strijd tegen de tabaksindustrie. En dronkaards nemen in New York doorgaans de bus, niet de auto. Verkeersdoden en ook zelfmoorden per 1000 inwoners zijn er lager dan in kleine steden. Het zelfmoordcijfer voor jongeren in New York is zelf 56 procent lager dan het nationaal gemiddelde. De gezondheid in steden als New York, Los Angeles en San Francisco was vroeger belabberd, maar is tegenwoordig veel beter dan in de rest van het land. Glaeser: “The troubled cities of the developing world must go through a similar difficult process if they are to become safe and clean.”

Tagged with:
 

Nu decentraliseren!

On 24 december 2017, in boeken, economie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘The New Urban Crisis’ (2017) van Richard Florida:

Afbeeldingsresultaat voor richard florida new urban crisis

Nee, Richard Florida is niet van mening veranderd. Nog steeds zijn steden de motoren van de economie en nog steeds gelooft hij dat ze ons voorspoed zullen brengen. Maar regeringen keren zich van de steden af en kiezen voor het verpauperende platteland. Want de verschillen worden snel groter. Een sommige steden zijn gewoon tè succesvol. Florida, die hoogleraar Global Research is in Toronto, duidt deze laatste aan als ‘superstar cities’. Ze zijn losgezongen van de rest van het land en presteren economisch niet alleen veel beter, maar trekken ook de jetset naar zich toe. Dan win je met dubbele cijfers. In zijn recent verschenen ‘The New Urban Crisis’ schrijft hij: “Economic inequality grows worse as cities and metros grow larger, denser, and more clustered.” Kortom, hoe groter de steden, hoe groter de ongelijkheid. En de factoren die bepalend zijn voor economische groei, veroorzaken tevens groeiende ongelijkheid. Uitgerekend in de meest succesvolle steden wonen veel linkse schrijvers, wetenschappers en journalisten, die geen gelegenheid voorbij laten gaan om de ongelijkheid aan de kaak te stellen. Ongelijkheid wordt daardoor direct een politieke kwestie.

Maar wat gebeurt er? Juist in de buitenwijken en op het platteland ontstaat politieke woede. Van die kant had Florida de opstand niet verwacht. De verkiezing van Rob Ford als burgemeester van het progressieve Toronto vormde de aanleiding voor het schrijven van zijn boek. Deze reactionaire witte man uit de buitenwijken heeft de Canadese stad veel schade berokkend. Zijn ruwe optreden werkte verlammend, nee het was beschamend. Florida weet het zeker: de opkomst van Ford had alles te maken met de groeiende ongelijkheid tussen het rijke centrum en de verarmende randen van Toronto. En wat Ford met Toronto deed, dat doet Trump op dit moment met de Verenigde Staten en Baudet en Wilders met Nederland. Ook die fnuiken de verdere ontwikkeling van de steden zonder dat dit het platteland verder helpt. Wat moet er volgens Florida gebeuren? “Ultimately, the only way forward for our economy and society is more, not less, urbanism.” Nationale consensus is volgens hem niet mogelijk, daarvoor is het al te laat; het van bovenaf sturen moeten we opgeven, elke stad en regio is anders, steden moeten hun eigen belastingen heffen, staten moeten nu ècht decentraliseren. En wat de steden zelf betreft, die moeten werk maken van inclusieve stadsontwikkeling. Wat dat is? Suburbaan bouwen, aldus Florida, was goedkoop bouwen; we hebben het decennia naar hartenlust gedaan. Maar dat werkt niet meer. Echte grootstedelijkheid is nu nodig. Echte steden bouwen is duur.

Tagged with:
 

Stedelijke crisis?

On 30 augustus 2017, in economie, by Zef Hemel

Gelezen op Citylab van 21 april 2017:

Afbeeldingsresultaat voor the new urban crisis richard

Weinigen zal het zijn ontgaan dat de Amerikaanse stedenonderzoeker Richard Florida met een nieuw boek op de markt is verschenen. In ‘The New Urban Crisis’ laat hij ons weten dat de huidige situatie in de Amerikaanse steden ernstig is en dat zijn hoopvol gestemde voorspellingen uit 2002, toen hij zijn ‘The Rise of the Creative Class’ publiceerde, niet zijn uitgekomen. Integendeel. Er is sprake van niet minder dan een crisis. De rijken hebben bezit genomen van de steden en wie in de buitenwijken woont blijkt flink verarmd. Veel sceptici wrijven zich nu in hun handen. Die hype van destijds hebben ze nooit vertrouwd. Florida was in hun ogen een verderfelijke neoliberaal die sprookjes vertelde over grote succesvolle ‘creatieve steden’. Dus las ik met meer dan gewone belangstelling een gesprek op Citylab, opgetekend door Richard Florida zelf, waarin deze van gedachten wisselt met de Amerikaanse econoom Edward Glaeser over de toestand in de Amerikaanse steden. Is er werkelijk sprake van een crisis? Hebben Florida en anderen zich vergist? In ‘Two Takes on the Fate of Future Cities’ staat de groeiende ongelijkheid tussen Amerikanen in en buiten de grote steden centraal. Eerst spreekt Florida, daarna Glaeser. De schaduw van de figuur van Donald Trump hangt dreigend boven hun gesprek.

Glaeser, auteur van ‘Triumph of the City’ (2011), weigert om met Florida boete te doen. Hij geeft toe dat er sprake is van een crisis, maar het betreft volgens hem geen stedelijke crisis, eerder een politieke en economische. Wel is hij geschrokken van de woede van de Amerikaanse middenklasse. De werkloosheid onder mannen tussen 25 en 54 jaar is dan ook groot. In Kentucky bijvoorbeeld zijn drie op de tien mannen werkloos. En het wordt niet beter. Toch denkt hij dat juist steden voor dit ernstige probleem een oplossing kunnen bieden. Meer investeren in het platteland of in kleinere steden helpt niet, dat is weggegooid geld. Vervolgens wijst hij op de grote verschillen tussen steden, tussen een Scranton en een New York. Willen we meer welvaart, dan zullen we New York als voorbeeld moeten nemen, niet Scranton. Wel baren de snel stijgende grond- en vastgoedprijzen in de eerste hem zorgen. Zijn conclusie blijft onverminderd dat de dichtheid er fors moet worden verhoogd. Van goedkope woningen bouwen met veel subsidie in hele dure steden is hij geen voorstander. Eerder denkt hij aan belastingvoordelen. Verder moet ongelijkheid bestreden met beter onderwijs, niet met beton en stenen. Terwijl Florida een slag van 180 graden maakt, blijft Glaeser gewoon vasthouden aan zijn uitgangspunten. Lees ‘Triumph of the City’. Daar word je nog steeds wijzer van.

Tagged with:
 

Hoe ongelijk is Tokio? deel II

On 12 juni 2017, in economie, sociaal, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Why inequality is different in Japan’ (2015) van Yuriko Koike:

Income of Japan's Prefectures

Inkomensniveau per provincie in Japan (bron: GeoCurrents 2011)

Wat wilde ik eigenlijk bewijzen met mijn blog over de geringe ongelijkheid van Tokio? Dat was de pertinente vraag die mij via Twitter bereikte. En waarom ik Saskia Sassen daarbij als bron gebruikte. Die bron was immers al vijfentwintig jaar oud. Dat ik de autoriteit van Sassen op dit gebied hoog aansla was kennelijk niet voldoende. Mijn antwoord is eenvoudig. Ik wilde laten zien dat de megastad Tokio minder ongelijk is dan Londen of New York of zelfs ‘de metropool Nederland’. Omvang zegt niets over polarisatie. Zeker, Tokio telt met 461.000 miljonairs de meeste rijken van alle steden op aarde (zie kaart), maar qua miljardairs spannen New York en Londen de kroon. Belangrijker is het ontbreken van criminaliteit en de afwezigheid van achterbuurten of getto’s in Tokio en het straatbeeld dat gedomineerd wordt door een welvarende middenklasse. Tokio oogt verrassend egalitair, welvarend en eerlijk, veel eerlijker en fatsoenlijker dan Nederland. Ik wilde dus weten of mijn indruk klopte. Het eerste boek dat me te binnen schoot was ‘The Global City’ (1991) van Saskia Sassen. Sassen, schreef ik, was gespitst op sociale polarisatie toen zij haar grondige studie naar het fenomeen van de postindustriële wereldstad verrichtte. Maar in Tokio vond ze weinig aanwijzingen. Gelukkig ontdekte ze het probleem van de uitgebuite dagloners. En Japanse vrouwen verdienen minder dan mannen. (En op het Japanse platteland is meer armoede).

Een recente studie is die van Yuriko Koike, lid van het Japanse parlement, geschreven voor het World Economic Forum in 2015. In ‘Why inequality is different in Japan’ legt Koike uit waarom de Japanse samenleving veel minder ongelijk is dan alle andere ontwikkelde landen. Japan kent een zeer hoge inkomstenbelasting voor de rijken (45%) en de belasting op het schenken van erfenissen en vermogens is nog hoger (55%). Dit maakt het moeilijk voor Japanners om vermogen op te bouwen. Binnen drie generaties verliest een Japanse familie weer zijn opgebouwde bezit.  Extreme rijkdom bestaat niet in Japan. Vandaar dat een groeiend aantal rijke Japanners zijn heil zoekt in Singapore of Australië. Trouwens, het tentoonspreiden van rijkdom door bezit en leefstijl past niet in de Japanse cultuur. Zelfs de rijksten leiden een bestaan dat eenvoudig is en voor de buitenwereld niet opvalt. Geen dure jachten, luxueuze villa’s, eigen vliegtuigen, ook miljonairs reizen gewoon met het openbaar vervoer en lunchen met collega’s in een eethuisje om de hoek. Echter, ‘Abenomics’ ligt wel degelijk onder vuur omdat het financieel-economische beleid van premier Abe de grote industriële conglomeraten bevoordeelt door lagere winstbelastingen. Vandaar dat Piketty’s ‘Capital in the Twenty-First Century’ grif over de toonbank gaat in Japanse boekhandels. Tokio is meer egalitair dan Nederland en ook in dat opzicht een voorbeeld voor onze vaderlandse Metropool.

Tagged with:
 

Winner takes all

On 17 juni 2015, in bestuur, economie, politiek, by Zef Hemel

Read in The Economist of 12 June 2016:

 

In the UK, just like in many other countries, regional inequality is growing fast. London is the big winner, cities in the North are the big losers. As Richard Florida already forecasted years ago, the world is getting pretty spiky. The principle is simple: ‘success breeds success’. The winner takes all. This feels uncomfortable, to say the least. But in ‘Time for a civic surge’ The Economist writes about “the best opportunities for Engeland’s regional cities for a renaissance in decades” – opportunities they must not waste.  The Economist: “Britain is absurdly top-heavy: whereas half a dozen German cities have economies three-quarters the size of Berlin’s, no English city’s economy is even a quarter the size of London’s.” But can you do anything about it? How to stop London being successful? This is what governments always do: embracing distributive justice by relegating public money from successful cities to struggling cities in the hope markets will follow. Also London-based The Economist thinks the other cities in the UK should grab their chance now. George Osborne, the chancellor in the Cameron administration, has offered to cede billions of pounds of public spending to clusters of cities that agree to join together and be run by an elected mayor. So do it! I’m afraid more countries will follow his model.

Will it work? Surely not. Jane Jacobs was clear about it. In ‘Cities and the Wealth of Nations’ (1985) she dismantled all existing economic theory and argued that a nation is an inadequate unit of analysis for understanding economic life. Differences between cities – some rich and some poor – in one country simply cannot be balanced by redistribution. The point is, countries and also economists, she stressed, do not understand how cities work. Only local production can create wealth, wealth cannot be bought or acquired by loans or grants. The Economist also hesitates, but the magazine only points at some practical objections. It thinks the conditions under which the British government will redistribute taxpayers money will be too troublesome for many cities. They will not collaborate. The editors also point out the danger of incompetence and corruption. They’re right. Nevertheless, “This deal offers a chance to claw back power, make savings and reshape English governance.” I don’t think so. It will only harm the British economy. Trouble is on the road again.