Anders plannen maken

On 27 september 2016, in boeken, by Zef Hemel

Hoe kun je nog plannen maken in situaties van grote complexiteit? In zijn nieuwste boek ‘De toekomst van de stad. Een pleidooi voor de metropool’ betoogt Zef Hemel dat de sturing in onze grote steden veel lichter en opener kan dan planologen vaak denken. Met Volksvlijt 2056 deed hij een experiment in open planning. Een impressie.

 _MGL1839 _MGL1815

_MGL1857  _MGL1711

Foto’s: Lex Banning

Om erachter te komen wat een stad wil en nodig heeft, zou men haar bewoners eigenlijk voortdurend moeten raadplegen. Dat klinkt logisch, maar het gebeurt zelden. Het argument is vaak dat het praktisch lastig zou zijn om zoiets te organiseren. En als het dan eens gebeurt, wordt door autoriteiten vaak een ja- of nee-stem gevraagd, echt geluisterd wordt er niet. Vaker zoekt het bestuur draagvlak voor de eigen plannen, wordt veel energie in voorlichting en overtuigingskracht gestoken; echte betrokkenheid wordt zelden op prijs gesteld. Dit hoort ook bij het proces van professionalisering van de planologie. Door de verwetenschappelijking werden de afgelopen honderd jaar steeds meer statistieken, diagrammen en kaarten leidraad in de stadsontwikkeling. Planologen en stedenbouwkundigen eisten hun rol in de belangenafweging op en richten zich op het bestuur dat hun plannen en ontwerpen moet vaststellen en uitvoeren. Bestuurlijk georiënteerde planologen problematiseren graag de governance, die inderdaad niet werkt en waaraan men eindeloos lang kan sleutelen. Zulk werk is goed voor de broodwinning, maar het raakt de fundamentele problemen niet en lost ze ook niet op. Iedereen lijkt vergeten de dromen en ideeën van gewone mensen op te slaan. Sinds er digitale sociale media bestaan weten we echter dat hele grote groepen mensen bijna permanent met elkaar in gesprek gaan over alles wat hen bezighoudt, dankzij internet kunnen ze zich steeds beter organiseren en steeds meer macht naar zich toetrekken. Door zich aan te sluiten bij zulke platforms, virtueel maar ook fysiek, zouden overheden heel goed kunnen aftappen van deze ‘collectieve intelligentie’. Een dergelijke werkwijze heet open planning.

Om open planning in de praktijk te beproeven organiseerde de Wibautleerstoel aan de UvA afgelopen jaar ‘Volksvlijt 2056’. Volksvlijt was een tentoonstelling in de Openbare Bibliotheek Amsterdam over de economische toekomst van de hoofdstad. Bezoekers konden er hun eigen toekomst dromen. De programmering van Volksvlijt was helemaal open, alles was op zoveel mogelijk interactie gericht, een centrale autoriteit ontbrak, er lagen ook geen plannen of voornemens op tafel. We wilden zoveel mogelijk mensen in de stad activeren, hen bij hun eigen toekomst betrekken, hen een stem geven, en vooral elkaar laten inspireren. Onze referentie was Samuel Sarphati (1813-1866). Diens ‘Vereniging voor Volksvlijt’, opgericht in 1852 en tien jaar later uitmondend in zijn roemruchte Paleis voor Volksvlijt aan het Frederiksplein, beoogde precies dit:  tentoonstellingen die inspireren, een vereniging oprichten die als een open platform functioneert, samenwerking beijveren, iedereen in de stad aanzetten tot ondernemen, kapitaal op de nieuwe ondernemingen richten, onderwijs en onderzoek bevorderen en iedereen daarin laten delen, honger en armoede bestrijden door nieuwe nijverheid, voorbeeldige stadsontwikkeling entameren, een betere toekomst dromen. Nog altijd koestert Amsterdam een verrukkelijke herinnering aan Samuel Sarphati. Zijn Vereniging leidde tot de aanleg van het Vondelpark bijvoorbeeld, maar ook van de bouw van het Concertgebouw, de oprichting van het Concertgebouworkest, de instelling van het conservatorium, de stichting van de eerste woningbouwcorporatie en de eerste hypotheekbank, de opening van de eerste openbare bibliotheek, de Amsterdam RAI. Eind negentiende eeuw spoelde een golf van positief, praktisch idealisme over de stad. Op die golf kwam wethouder Floor Wibaut bovendrijven. Berlage werd van dat nieuwe Amsterdam uiteindelijk de grote bouwmeester. Alles dankzij het platform.

Fragment uit ‘De toekomst van de stad. Een pleidooi voor de metropool’ (2016) van Zef Hemel. Amsterdam University Press. ISBN 978 94 6298 246 8.

Open City

On 20 juli 2014, in participatie, ruimtelijke ordening, stedenbouw, by Zef Hemel

Gehoord in de Stadsschouwburg in Amsterdam op 18 juli 2014:

Richard Sennett interviewen is een droom. Afgelopen vrijdag kwam hij uit. Sennett sprak in de Amsterdamse stadsschouwburg, aan het begin van de eindpresentaties van de summer school ‘Thinking City’. Via een Skype-verbinding weliswaar, want hij bleek te moe om te reizen. Sennett is 71 jaar. Vanuit zijn Londense werkkamer sprak hij over zijn nieuwste boek, dat nog moet verschijnen: Open City. De socioloog, auteur van boeken als ‘The Fall of Public Man’, ‘The Craftsman’ en ‘Together’, maakt zich grote zorgen over de huidige mondiale verstedelijking. Sinds de Tweede Wereldoorlog bouwen wij onze steden helemaal verkeerd, dat wil zeggen op een bureaucratische wijze, te rigide, in te grote eenheden, met gescheiden functies, in veelal geïsoleerde campussen, met gated communities, een planning die teveel top-down is, alles vanuit omvattende masterplannen. Dit levert ons geen leefbare steden op. Zelfs Silicon Valley, waar iedereen van droomt, vond hij veel te ‘smooth‘. Sennett noemde onze moderne steden ‘gesloten steden’, nee ‘frozen cities’.

De slums die overal in Azië, Afrika en Zuid-Amerika verschijnen hebben van dit alles juist te weinig: geen structuur, weinig overheidsbemoeienis, te zeer bottom-up. Ook zij zijn daardoor onleefbaar. Ergens gaat iets helemaal mis. Sennett noemde het voorbeeld van Shanghai, waar hij veel onderzoek heeft gedaan: die metropool is simpelweg niet leefbaar. Wat nodig is, zei hij, is meer anarchisme. Theoretisch is het probleem vooral dat planners, managers en bestuurders telkens weer streven naar stabiliteit. Echter, stabiele complexe systemen zijn dood-in-de-pot, het levert bevroren toestanden op; je moet juist streven naar een dynamisch evenwicht met voldoende ruimte voor bottom-up initiatieven. Zeker, de vorm van de stad is cruciaal. Maar moderne architecten willen hem beheersen en liefst bevriezen. De vorm moet juist aansluiten bij de telkens veranderende behoeften van de samenleving. Sennett noemde het voorbeeld van scholen in Londen die samen met de gebruikers werden ontworpen; mensen konden kiezen uit verschillende alternatieven. Gebruikers en omwonenden bleken veel intelligenter en redelijker dan door de experts gedacht. Sennett vond het hierna genoeg. Het gesprek had een half uur geduurd. Daarna volgden de eindpresentaties van de zestig deelnemers aan de summer school. Een mooier programma was nauwelijks denkbaar.

Tagged with:
 

Open kunst / gesloten kunst

On 21 augustus 2013, in innovatie, internationaal, kunst, by Zef Hemel

Gezien in Venetië op 8 en 9 augustus 2013:

De Italiaan Massimiliano Gioni is de directeur van de 55e Kunst Biënnale van Venetië. Zijn ‘The Encyclopedic Palace’, te zien in de Giardini, het Arsenale en in paviljoens dwars door Venetië, is mooi, actueel en relevant want reageert met begrijpelijke beeldende kunst op de snelle mediatisering, informatisering en digitalisering van onze tijd. Overal zijn verzamelingen, collecties, groeperingen van de meest uiteenlopende kunstwerken te zien, alsof het internet de curator was. Scheidslijnen tussen heden en verleden, tussen westers en niet-westerse kunst en tussen professionele kunst en amateurkunst blijken volledig weggevallen of genegeerd. Dit bewust schrappen van scheidslijnen is verrassend en voelt weldadig aan, alsof er weer nieuwe mogelijkheden zijn en er nieuwe ruimte bestaat voor deelname van alles en iedereen. Sterker, iedereen doet mee op deze biënnale en alles lijkt relevant. Gioni: ““I didn´t want to do a show which is a price list with quotations of young artists going up immediately after the exhibition”“I did an exercise of re-evaluation of the concept of art.” Het lijkt wel alsof Gioni alle kennis van de wereld in Venetië wilde aanboren – alsof hij een gevoel van collectieve intelligentie wilde opwekken –,  met de hulp van kunstenaars bewerkt en gesorteerd, alles met humor, ironie, zelfspot, reflectie en diepgang. Zelden heb ik meer het gevoel gehad dat kunst en leven met elkaar kunnen versmelten.

Opvallend afwijkend blijkt het Nederlandse paviljoen, waar een traditionele beeldhouwer (Mark Manders) zijn traditionele beeldhouwwerk in een traditioneel wit paviljoen – de ruiten ook nog eens met krantenpapier afgeplakt – in afzondering tentoonstelt. De kunstenaar staat centraal ("I made this work in 2013. It really should have been made in the 1920s, but I simply was not alive at that time. (…) I caught it at a moment in time. (…) This is a very small detail of a room that I’ve been working on for a long time.") De Nederlandse bijdrage aan deze verder inspirerende en open biënnale blijkt behoudend, ernstig, calvinistisch, gesloten en zuinig. Het verschil met de Britten, de Belgen, de Denen, de IJslanders, de Angolezen, de Chilenen of de Italianen, waar de energie van afspat en de wereld je omringt, kon gewoon niet groter. Ook elders ontbreekt in deze biënnale elk spoor van aansprekende Nederlandse kunst. Zelfs Erik van Lieshout stelt zwaar teleur. Kunstenaars die vervuld zijn van zichzelf of die voor hun positie vrezen, hebben, net als bange journalisten, musici, rechters, planologen, politici en wetenschappers, het nakijken. Alleen moedige kunstenaars die open zijn naar de samenleving overleven het tijdperk van het internet.

Tagged with:
 

Lots of little plans, please

On 22 maart 2011, in stedenbouw, by Zef Hemel

Gelezen in The Seduction of Place (2000) van Joseph Rykwert:

Iemand herinnerde me aan een boek van Joseph Rykwert, emeritus hoogleraar architectuurgeschiedenis aan de Universiteit van Pennsylvania. Rykwert was de leermeester van Carolyn Steel, die de afgelopen week optrad in De Balie met haar verhaal over Londen en het voedselsysteem. Ooit had ik het genoemde boek gekocht nadat een Amsterdamse hoogleraar me erover had getipt. Nu las ik het opnieuw. Over voedsel vond ik helemaal niets, wel dat ene bijzonder citaat van Daniel Burnham, ontwerper van het plan voor Chicago uit 1909: “Make no small plans, they have no magic to stir men’s blood.” Rykwert is het hartgrondig met Burnham oneens. Ik voel me aangesproken, druk als ik ben met het schrijven van een Amsterdamse hervormingsagenda. “It is not intoxication and grandiloquence we need now, but sobriety and effective action. Therefore, make little plans, say I – and lots of them.” Zo is het maar net.

In Seduction of Place keert Rykwert zich tegen rationele planning, maar ook tegen sprawl; dat eindeloos suburbaniseren heeft volgens hem geen toekomst. De stedelijke centra zullen niet oplossen in reusachtige stedelijke velden. Ondanks alles zullen de metropolen mensen aan zich blijven binden. “Manhattan, not Bos-Wash (Boston-Wasington, ZH), is the world capital.” Op het eind van zijn boek betoont hij zich een fervent voorstander van burgerparticipatie. “Constant community participation and involvement are needed to shape our cities and to make them communicative, and this notion seems tragically to have been forgotten by the various bodies that govern us.” Wat hij daarop laat volgen leent zich voor een citaat aan het begin van een goed boek over stadsontwikkeling: “To understand the city as a dynamic and three-dimensional figure, to follow and inflect its process of self-generation, to knit and extend its fabric requires a humane discipline, and understanding of how built forms are transformed in to image by experience.” Wat me erin aanspreekt is de humane stadsontwikkeling, de dagelijkse ervaring die aan de basis wordt gelegd van de vorm van de stad, en de bescheidenheid die eruit spreekt. Vooral dat laatste. “The very condition of openness is what makes our city of conflicts so attractive to its growing crowd of inhabitants. The lack of any coherent, explicit, image may therefore, in our circumstances, be a positive virtue, not a fault at all, or even a problem.” Een opmerkelijke uitspraak voor een architectuurhistoricus. Elders stelt hij de cruciale vraag: “what strategies are open to citizens who wish to shape their habitats in ways that would conform more closely to their wishes.” De stad wordt nooit perfect, maar ze wordt wel door mensen voor mensen gemaakt.

Why?

On 15 oktober 2010, in stedenbouw, by Zef Hemel

Gelezen in The Why Factor(y) and the Future City (2010) van Winy Maas:

Ontwerpers verzinnen doorgaans oplossingen voor niet gestelde vragen. En omgekeerd, urgente vraagstukken worden door ontwerpers niet opgelost. Afgelopen week viel in mijn brievenbus een exemplaar van het boekje ‘The Why Factory’. Het bleek onjuist geadresseerd, maar dat terzijde. Het verhaalt van de opening van The Why Factory bij de faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft op 15 oktober 2009, een jaar geleden, en een symposium My Future City dat erop volgde. Het is arm aan tekst, maar rijk aan beeld. Zeg maar gerust dat het boekje grotendeels uit foto’s bestaat. By The Why Factory blijkt het om een onderwijsformule te gaan, door Winy Maas van MVRDV aan de TU geïntroduceerd, bedoeld om gedurende langere tijd – zeg vijf jaar – ontwerponderzoek te doen rond een bepaald thema. Het heet The Why Factory omdat het vragen stelt en blijft doorvragen: waarom? Als eerste project koos het The Future City. Zo’n tien mensen vertellen in het boekje waar ze aan denken als het om de toekomstige stad gaat. Zij waren de sprekers op het symposium. De waarom-vraag wordt door hen echter niet gesteld. Verder doet Winy Maas uit de doeken waarnaar hij onderzoek wil doen als het om ‘’My Future City’ gaat. Een waarom-vraag kan ik ook hier niet ontdekken. Hij vertelt over de snelle urbanisatie op onze planeet en de marginale rol die architecten daarin spelen. Klopt als een bus. Maar waarom? Vervolgens stelt hij zich vooral hoe-vragen: “How can we use architecture as a ‘device’ for imagining solutions for these increasingly complex global cities? How can we use our time here, to begin painting the image for both the present and the future city?”

Het mooie van het boekje is dat ergens halverwege de rede van de minister van Cultuur, Ronald Plasterk, staat afgedrukt, uitgesproken bij de opening van The Why Factory op 15 oktober. Plasterk noemt het thema van The Why Factory – My Future City – en zegt dat het hem herinnert aan de opening van de Vrijstaat Amsterdam, amper twintig dagen eerder, in de Tolhuistuin in Amsterdam-Noord. Daar ontspon zich een gesprek tussen hem en de Duitse filosoof Peter Sloterdijk over het ontwerp van de stad. “I had the opportunity to discuss some of these ideas with him.” Waarover ging het? “We want to be open, we want to create the possibility for people to live their own life, rather than to lay out their life for them. In an open city people create their own life, if we make a city we make their life; so how can we make an open city?” Nergens in het boekje vind ik een antwoord op die fundamentele vraag. De minister zat kennelijk helemaal verkeerd. Zo’n vraag moet je niet in Delft stellen. Waarom? Vraag het aan The Why Factory.

Tagged with:
 

Strategische tolerantie

On 21 juni 2009, in boeken, economie, by Zef Hemel

Gelezen in De Volkskrant van 30 mei 2009:

Ze heet Amy Chua. Ze is Chinese en hoogleraar rechten aan Yale University, USA. Ze schreef een boek, getiteld ‘Wereldrijk voor een dag’. Ze was in Nederland om haar boek te promoten. In genoemde boek beweert ze dat tolerantie en vrijheid steeds tot grote welvaart hebben geleid, niet een groot leger, veroveringen, macht. Ze gelooft ook niet dat China of India of Brazilië grote welvaartstaten zijn of worden. De USA blijft superieur – niet vanwege haar leger, maar vanwege haar grote openheid. Chua en haar ouders zijn er zelf het product van. Zij emigreerden van China naar Amerika en denken er niet over om terug te keren naar hun vaderland. Ze hebben het in Amerika ver geschopt. "Laten we reëel blijven. In de Aziatische landen leeft 80 procent van de bevolking nog van minder dan twee dollar per dag. Kijk eens naar het probleem van schoon water in India en je weet dat dat land nog niet in de buurt komt van de welvaart in de VS. Denk aan de diepgewortelde corruptie, aan de milieurampen die zich daar voltrekken, aan het oprukkende fundamentalisme, ook onder de hindoes in India." Haar relativering doet denken aan de opmerking van Paul Krugman dat het geloof in het Chinese wonder sterk doet denken aan het ontzag voor de prestaties van de Sovjet Republiek eind jaren vijftig.

De wens van de USA om hypermacht te zijn en oorlogen te winnen, aldus Chua, doet afbreuk aan haar ongekende vermogen tot welvaartscreatie. Die welvaartscreatie valt alleen met openheid en tolerantie te bewerkstelligen. De VS doet er daaom goed aan ‘strategisch tolerant’ te zijn. Wat ze nog altijd overwegend is. Haar boek is slechts een waarschuwing. "In de VS hebben we het principe van strategische tolerantie beter begrepen dan in Europa."

Een uitstekende observatie van Chua Maar wel een die vertrekt vanuit de dominante rol van de natie-staat en die de rol van steden onderbelicht laat. Wie nauwkeuriger kijkt ziet open steden en gesloten steden, ook binnen hypermachten, en het zijn de open steden die floreren en die talent aan weten te trekken vanuit de hele wereld. Zij creëren welvaart, niet de staat waarin ze liggen.

Tagged with:
 

Open stad

On 28 augustus 2008, in planningtheorie, by Zef Hemel

Gelezen in The Endless City (2008) van Ricky Burdett en Dejan Sudjic (redactie):

De interessantste bijdrage aan het dikke boekwerk dat Burdett en Sudjic onlangs over de stad hebben afgescheiden, is afkomstig van Richard Sennett. Zijn artikel, getiteld ‘The Open City’, gaat over goede stedenbouw en goede stadsontwikkeling in deze tijd. Zijn stelling is dat de stedenbouw de gave om schone, veilige, efficiënte, dynamische, stimulerende en rechtvaardige steden te verbeelden heeft verloren. Het is, stelt hij, een modern probleem. Je ziet het verlies aan verbeelding in de tweede helft van de twintigste eeuw zich voltrekken, ondanks het groeiende arsenaal aan technologische tools. "We have more resources to use than ever before, but we simply do not use them creatively." Waar is het fout gegaan? Het probleem is volgens Sennett: zelfoverschatting. We willen totale controle. En al helemaal zijn we het gevoel voor tijd verloren. Wat we niet meer kunnen: "the city understood as process, its imagery changing through use, an urban imagination image formed by anticipation, welcoming surprise." De stad wordt steeds meer opgevat als een gesloten systeem, door zoning en regulering gedomineerd. "In a closed system, a little bit of everything happens all at once. A closed system is also meant to be an integrated system. (..) Things that don’t fit are diminished in value." Er is geen ruimte meer voor experiment. Alles moet onder controle.

Tegenover het gesloten systeem of de gesloten stad stelt Sennett de open stad. Waarna hij verwijst naar de Amerikaanse publiciste Jane Jacobs. Net als vele anderen heeft hij haar gedachtegoed weer ontdekt en is hij haar boeken aan het herlezen. "In jacobs’ view, big capitalism and powerful developers tend to favour homogeneity, determinate, predictable and balanced in form. The role of the radical planner, therefore, is to champion dissonance, as she declares: "If density and diversity give life, the life they breed is disorderly." Waarna Sennett concludeert: "The open city feels like Naples, the closed city feels like Frankfurt."

Tagged with: