Gelezen in NRC Handelsblad van 27 november 2019:
Onlangs meldde NRC Handelsblad dat de Commissie Milieu Effect Rapportage een negatief advies heeft uitgebracht aan het kabinet over de Nationale Omgevingsvisie. Veel publiciteit kreeg het niet. Dat is ook niet zo verwonderlijk. Het is een ambtelijk traject, dus beter geen media-aandacht. Kees Linse, de voorzitter voor de Landelijke Commissie voor de M.E.R., moest eraan te pas komen. Omfloerst vertelde hij over het vernietigende oordeel van zijn commissie: alle mooie ambities van de regering met Nederland in de verre toekomst zijn gewoon niet met elkaar te rijmen. Het is ook onduidelijk hoe ze dit allemaal wil realiseren. Linse: “Het is lastig al deze voeten in één schoen te passen. Onze vraag luidt: waar wringt de schoen?” Met schoen bedoelde de voorzitter het grondgebied van Nederland. Groei van mobiliteit en economie hebben grote ruimtelijke en milieu- effecten, die kun je niet wegpoetsen, die zullen botsen met andere functies. Zijn boodschap deed sterk denken aan het recente rapport van de commissie-Remkes. In ‘Niet alles kan’ (2019) gaf deze staatscommissie aan dat de recente stikstofcrisis de regering dwingt tot het maken scherpe keuzes, nu maar ook in de toekomst. Wonen, mobiliteit, landbouw, distributie, ze kunnen niet ongeremd doorgroeien. Flauwekul dus, die zalvende, ambtelijke Nationale Omgevingsvisie.
Net als bij de stikstofcrisis zijn in de toekomstige Omgevingswet in de eerste plaats de provincies aan zet. Omgevingsbeleid, waar ruimtelijke ordening onder valt, is door eerdere regeringen-Balkenende en -Rutte naar dit provinciale niveau doorverwezen. Tegelijk maakt Europa tal van regels die doorwerken naar het lokale en regionale niveau. Dus wat wil de regering eigenlijk met haar visie? De Landelijke Commissie m.e.r. laat haar nu het huiswerk overmaken, maar de vraag is of het daarmee allemaal beter wordt. De problemen zijn te ernstig. Zou Den Haag niet eens de bevolking moeten raadplegen? Diezelfde NRC Handelsblad berichtte op 18 november over het ‘democratische experiment’ dat de Franse president Emmanuel Macron na het klimaatakkoord van Parijs en de opkomst van de gele hesjes is aangegaan: honderdvijftig geselecteerde burgers komen zes weekeinden lang in de Franse hoofdstad bijeen om een antwoord te formuleren op de vraag: ‘hoe kunnen we tot 2030 de uitstoot van broeikasgassen met minstens 40 procent verminderen op sociaal rechtvaardige wijze?’ Hun beraadslagingen moeten leiden tot een concreet plan dat per referendum aan de Franse bevolking zal worden voorgelegd. Dat is andere koek. Zoiets zie je de Nederlandse regering niet doen. Die wil gewoon geen keuzes maken. Het liefste wil ze visieloos doorgroeien met alles. Tot de wal het schip keert. Laat de ambtenaren maar doormodderen.
Gelezen in de Volkskrant van 12 mei 2015:
Bron: Ademloos
In Antwerpen, een stad van bijna 500.000 inwoners, gebeurt een wonder. Vrijwel de gehele ring van autosnelwegen door de Vlaamse havenstad wordt de komende jaren overkapt. Maar dat niet alleen, ook het feit dat deze overkapping werd afgedwongen door breed burgerverzet en dat dit burgeractivisme een democratische beweging in het leven heeft geroepen die zijn weerga niet kent en die ook lijkt te beklijven, is niet minder dan miraculeus. Op 25 juni 2018 maakte een commissie een selectie van 18 overkappings- en leefbaarheidsvoorstellen die alle van onderop waren ingediend, goed voor 1,25 miljard euro. Ringland is een lokale beweging die zich organiseerde via Facebook en die in mei 2014 1500 burgers naar een bijeenkomst wist te lokken waar alternatieve plannen voor de ringzone werden besproken. Later dat jaar organiseerde ze zelfs een festival op het dak van de Craeybeckxtunnel dat liefst 15.000 bezoekers trok. Via een crowdfundingcampagne werd vervolgens 100.000 euro opgehaald voor alternatieve studies. De acties waren een reactie op een aansprekend ontwerp van bureau Stramien uit 2012. Wie nog verder teruggaat in de tijd komt uit bij plannen van de Vlaamse regering voor voltooiing van de ring via het Oosterweeltracé met een opvallend, als ‘landmark’ bedoeld viaduct en nieuwe brug over de Schelde (Lange Wapper) en een verdere verbreding van de ring als geheel. Kosten: 7 miljard euro. Slechts 28 procent van de Antwerpenaren kon zich in de plannen vinden, er ontstond burgerverzet. Ringland wist het verzet om te buigen in alternatieve plannen. In maart 2017 zwichtte de Vlaamse regering voor het burgeractivisme.
Naast Ringland was er stRaten-Generaal van Manu Claeys. Al in 2005 was deze lokale actiegroep gestart met verzet tegen de plannen voor de expansie van de Antwerpse ring. Dat was zeker toen nog taai werk, want de regering had de plannenmakerij in handen gegeven van een aparte organisatie – BAM – die uit vrees voor protesten zo weinig mogelijk met burgers communiceerde. Manu Claeys leidde het verzet. Al vroeg sprak hij over de plannen als ‘de vergissing van de eeuw’. In 2015 diende hij een klacht in bij de Raad van State, waarop de regering een intendant aanstelde die tussen de partijen moest gaan bemiddelen. En dan was er Ademloos, weer een andere actiegroep die zich tegen de plannen verzette. De drie partijen sloten ‘Het Toekomstverbond’ en samen richtten zij een Werkgemeenschap op. Daarin zijn ‘werkbanken’ actief. Zo groeit bij onze zuiderburen een nieuwe vorm van governance rond de figuur van de intendant van de Vlaamse regering. Die intendant, Alexander D’Hooghe, in het dagelijks leven hoogleraar aan MIT in Boston, heeft door te spreken met alle partijen in 2017 het voornemen tot overkapping uit het vuur weten te slepen. Hierdoor geniet hij bij iedereen veel vertrouwen. Onlangs tekende hij voor acht jaar bij. Antwerpen, denken de burgeractivisten, wordt eindelijk de meest leefbare stad van Vlaanderen. Het kan verkeren. Arm Brussel. Arme ring A10 in Amsterdam.
Gehoord in het Stadsdeelkantoor van Amsterdam-Oost op 30 juni 2017:
Afgelopen vrijdag presenteerden acht studententeams van de Universiteit van Amsterdam hun ruimtelijke analyses en daarvan afgeleide planologische interventies in Amsterdam-Oost in aanwezigheid van twee stadsdeelbestuurders en de ambtelijk opdrachtgever. Die laatsten vormden de jury die het werk moest beoordelen. De eindpresentaties vonden plaats in de raadszaal van Oost. Dat gaf iets feestelijks. De vraagstukken waarvoor ze in een maand tijd interventies moesten verzinnen hadden betrekking op kantorenleegstand aan de Mr. Treublaan, ouderenhuisvesting in de Indische buurt, fietsdrukte op de Weesperzijde, wonen op bedrijventerrein Overamstel, toekomst voor de tijdelijke broedplaats Lolalik in de Bijlmerbajes, reconstructie van het Flevopark, overgewicht in de Transvaalbuurt, toekomst van volkstuincomplex Amstelglorie. Het atelier had plaatsgevonden Lolalik in de Bijlmerbajes, waar op dit moment volop wordt gebouwd. Net als de acht vraagstukken bleken de door hun aangedragen interventies buitengewoon divers.
Voor de leegstaande kantoortoren aan de Amstel suggereerden ze een kleurrijke Instagram-actie naar het voorbeeld van Paul Smith’s Pink Boutique in Hollywood, die voor de belegger een uitweg moest bieden uit een impasse die al jaren voortduurde. Voor de ouderenhuisvesting bedachten ze collectieve eettafels die ouderen uit hun isolement zouden moeten halen. Voor het probleem van de fietsdrukte bedachten ze een verrijking van de zogenoemde Knowledge Mile met buurtvereniging Weesperzijde en de Fietsersbond om van de Wibautstraat een fietsbypass te maken. Voor de ontwikkeling van wonen èn werken op Overamstel stelden ze een tijdelijke community voor op een van de kavels die zwaar vervuild is en die onlangs door een actieve ontwikkelaar is aangekocht. Voor Lolalik bedachten ze een BajesFest waarmee eenheid in het verbrokkelde gebied tussen Weespertrekvaart en Duivendrechtse vaart zou worden gesmeed. Voor de reconstructie van het Flevopark kwamen ze met een verduidelijkende bewegwijzering die gebruikers zou attenderen op voorgestelde veranderingen. Voor het probleem van overgewicht stelden de studenten straatdiners voor in het stille westelijke deel van de wijk om betrokkenheid van afzijdige bewoners uit te lokken, en een voetbaltoernooi in het veel actievere oostelijke deel. Voor Amstelglorie riepen de studenten gemeente en volkstuinvereniging op om aan de hand van scenario’s een open gesprek over de toekomst van Amstelkwartier te voeren. Bijzonder was het om te ervaren wat dertig studenten in amper een maand tijd aan planologische interventies kunnen verzinnen. In plaats van lastige besluiten te forceren ontwikkelden ze verrassende interventies die door middel van crowdsourcing nieuwe toekomsten kunnen genereren.
Gelezen op Storyplacers.tumblr.com:
Ze promoveert binnenkort op de Universiteit van Helsinki in participatieve planning. We raakten met elkaar in gesprek. Ze vertelde me over Telephonoscope. Telephonoscope is een in Japan ontwikkelde methode, waarbij mensen hun verhalen over hun eigen leven in een bepaalde buurt inspreken in een telefoon. De verhalen worden opgenomen en digitaal gedeeld. Ik bezocht de website die ze me doorspeelde. Het gaat om Storyplacers, een transdisciplinair project van Japanse en Finse wetenschappers. Gewerkt wordt met een ouderwetse bakelieten telefoon, maar onder de omhulling zit moderne opnameapparatuur verborgen. Alleen een Japanner kan zoiets grappigs verzinnen. Op diverse plekken in Helsinki stond de telefoon tijdelijk opgesteld: een bibliotheek, een supermarkt, een kantoor, een keer betrof het zelfs een Finse sauna. Per keer werden circa twintig verhalen opgenomen. Elk verhaal duurde niet langer dan 3 minuten. Die verhalen werden gedeeld.
Telephonoscope is een vorm van digital storytelling (DST), een methodiek die midden jaren ’90 werd ontwikkeld door het Centre for Digital Storytelling in San Francisco. De methode is gericht op het leren, delen en creëren door gewone mensen, alles ondersteund door digitale technologie met dragers als film, fotografie, animatie, muziek of geluid. Kort gezegd gaat het om het delen van korte verhalen die door beeld en geluid worden ondersteund. Digital storytelling maakt gebruik van zowel creatief schrijven, orale geschiedenis als kunsttherapie. Kunstenaars, wetenschappers en activisten hebben de methode gezamenlijk ontwikkeld. Door de verhalen digitaal te delen kunnen alledaagse ervaringen van gewone mensen in lokale gemeenschappen de hele wereld over reizen en uiteindelijk een enorme impact hebben. Ook voor planners lijkt me dit buitengewoon interessant. Voor wie meer wil weten http://sphera.ucam.edu/index.php/sphera-01/article/viewFile/262/243.
Gehoord van Jochgem Gunneman op 21 januari 2017:
Hij had zich gemeld met een idee. Jochgem Gunneman, van Gunneman GIS Geomatics uit Den Haag, wilde me heel graag Maptionnaire laten zien. In De Ingenieur had hij een interview met mij gelezen over mijn nieuwste boek, ‘De toekomst van de stad’. Daaruit had hij opgemaakt dat ik geïnteresseerd zou zijn in de nieuwste Finse software. Waarom? Omdat ik in de noodzaak van burgerraadpleging geloof. Ik maakte een afspraak met hem. Hij zou bij mij langskomen. Via LinkedIn las ik ondertussen zijn blog over Timo Hämäläinen. Deze jonge Finse stedelijke activist had zich opgewonden over het feit dat Helsinki een extreem uiteengelegde stad is. Meer dan 40% van het stedelijke oppervlak is groen, dus onbebouwd. Veel jonge Finnen zouden dolgraag in Helsinki (620.000 inwoners) willen wonen, maar dat lukt ze niet. Helsinki is voor hen te duur. Er wordt ook te weinig gebouwd. Net als Amsterdam zit de Finse hoofdstad op slot. Maptionnaire is software die burgers in staat stelt om suggesties te doen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in hun eigen buurt. Maprionnaire brengt burgerinzichten in beeld, analyseert data, lokt uit tot interactie, voert dialoog en bevordert lokale samenwerking. Hämäläinen is de agent van het nieuwe product dat door Aalto University in Espoo is ontwikkeld. Gunneman, die de Nederlandse markt bestrijkt, liet het me zien. Ik was onder de indruk.
Eigenlijk zou elke Nederlandse gemeente deze Finse software moeten installeren. Burgers kunnen dan heel gemakkelijk aangeven wat hen in hun directe omgeving niet zint, wat anders moet, hoe het beter kan, met deze software ze kunnen tal van ideeën gemotiveerd aandragen via één website en met de gemeente en de mede-burgers delen. Gunneman liet me zien dat de gemeente de bewoners ook vragen kan stellen, reacties uitlokken, concept-plannen voorleggen. Maptionnaire verzamelt alle informatie overzichtelijk en deelt deze met het brede publiek. Mijn vraag was of hiermee de burgers werkelijk uitstijgen boven het niveau van consumenten en burgerschap gaan vertonen. Gunneman meende van wel. Het voorbeeld van een Nederlandse basisschool, waarvan de leerlingen hun eigen schoolgebouw analyseerden, verbeterden en opnieuw samenstelden, moest me overtuigen. Zo toegankelijk is het dus. Het resultaat zag er indrukwekkend uit. Als Helsinki door deze software ècht zou verdichten, dan heeft Finland veel gewonnen. Meer land, meer stad. Ook in het volgepakte Nederland is dit een belangrijke opgave. Nog steeds bouwen we veel te veel woningen aan de randen, buiten, in de polder. Als we werkelijk zouden verdichten, zou dat enorm veel ruimte schelen. Nog beter: grote steden bouwen.
Heb jij ideeën of dromen over de stad van de toekomst? Wonen we anders dan nu en hoe ziet de nieuwe economie eruit? Hoe blijven we gezond in de metropoolregio Amsterdam? Wordt de stad nog groener? Hoe verplaatsen we ons in de toekomst en hoe zal ICT de stad veranderen? Kortom: wat vind jij waardevol?
Kom op 9 september a.s. naar het 2e open atelier Volksvlijt2016 en denk en doe mee!
Volksvlijt 2016
Volksvlijt 2016 is een open platform waaraan iedereen kan bijdragen. In drie ateliers bouwen we samen met ontwerpers, kennisinstellingen, bedrijven, bewoners en studenten aan een nieuw toekomstperspectief op de metropoolregio Amsterdam. Alle ideeën en dromen komen samen in één enorme maquette die vanaf 12 april 2016 twaalf weken lang te bewonderen zal zijn in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam. Naast deze tentoonstelling is er een interactief programma over de toekomst van de stad waarbij iedereen welkom is.
Meedoen op 9 september 2015
De stad van de toekomst is opgebouwd uit twaalf thema’s, zoals voedsel, logistiek, media, industrie, gezondheid, toerisme, ecologie, ICT en zelfvoorzienende buurten. In het atelier op 9 september kun je meedenken over de toekomst van deze thema’s samen met vernieuwende ontwerpers, die de ingebrachte ideeën verbinden
Hoe meer mensen meedoen, des te slimmer en aantrekkelijker de stad van de toekomst wordt. Dus, heb je ideeën over de stad of kennis van één van de thema’s? Ben je een betrokken stadmaker, visionair of creatief denker en wil je samen met anderen bouwen aan de stad van de toekomst?
Doe dan mee! De stad van de toekomst maken we samen.
Zef Hemel
Wibautleerstoel, Universiteit van Amsterdam | Amsterdam Economic Board
Wat: 2e open atelier Volksvlijt
Wanneer: Woensdag 9 september 2015, van 12.00 tot 18.00 u.
Waar: Openbare Bibliotheek van Amsterdam (Oosterdok)
Bijdrage: kennis, ideeën & toekomstdromen
>> Aanmelding (verplicht): via de volgende site: https://tamtam.viadesk.com/do/eventreadpublic?id=14706-6576656e74
wim.jan.hollebeek@amsterdam.nl
Word lid van onze community op Facebook ‘Volksvlijt2016’ om op de hoogte te blijven van Volksvlijt.
Gehoord in CREA, Roeterseiland, op 9 februari 2015:
Tijdens de Amsterdamlezing van Zef Hemel over ‘Smart Cities, Open Planning’, maandagavond op Roeterseiland campus, ontspon zich een discussie met de zaal over de platforms die onze steden intelligent kunnen maken. Hoe open zijn ze? Moeten we ze niet begrenzen? En wie initieert? Hemel stelde dat alles begint bij een enkeling. Hij of zij neemt het initiatief en stelt een groep samen. Die groep is al een platform, maar echt intelligent is hij nog niet. Vereisten daarvoor zijn: diversiteit van de deelnemers, groei door een open karakter, gevoed worden door inspiratie, permanente interactie, decentraliteit. Wat dat laatste betreft, elk platform moet dicht op de realiteit gaan zitten. Allerlei voorbeelden kwamen voorbij: de Hells Angels, de Industrieele Club, het televisieprogramma Utopia, Vrienden van het Singelpark Leiden, de G1000, Pakhuis de Zwijger, de Amsterdam Economic Board, de vele startups, de Amsterdamse gemeenteraad, ‘Volksvlijt 2016’. De meeste platforms bleken niet echt open, zijn onvoldoende divers. Vele missen ook voldoende contact met de realiteit, dan blijft het bij praten, redetwisten, het spreken in abstracties. Hemel probeerde de output breed te definiëren. Hij zei dat we de resultaten vaak niet eens in de gaten hebben, soms kan het jaren duren voordat deze zich manifesteert. Alles hangt af van de inspiratie, de concreetheid, de herhaling, de omvang en gevarieerdheid van de samenstelling.
Tijdens het gesprek kwam moderator Hooimeijer met het voorbeeld van een asielzoekerscentrum. De mensen die daar verblijven zijn vaak afkomstig uit de hele wereld en verschillen ook sterk qua achtergrond. In Nederland zitten ze opgesloten in barakken en mogen soms jarenlang niets doen. Potentieel, gaf Hemel toe, zijn deze centra hele krachtige platforms, die we echter helemaal niet gebruiken. Een oudere heer achterin de zaal vond het allemaal tamelijk vaag: hij miste de grote verhalen. Hemel stelde hem gerust en verzekerde dat de platforms op den duur spannende toekomstverhalen genereren. Een ander klaagde dat alle van onderop gegenereerde intelligentie uiteindelijk vastloopt in bureaucratie. Hemel adviseerde hem om er omheen te bewegen en niet teleurgesteld te zijn. En hoe voorkomen we dat slechts een klein deel van de bevolking meedoet? Hemel gaf toe dat we hierop voortdurend inspanning moeten plegen. Ook om te voorkomen dat ‘tribes’ en ‘groupthink’ ontstaan is het nodig dat de platforms open blijven en dat de diversiteit blijft toenemen. Een middelbare scholier stond op en wierp tegen dat de campussen op de tekening in ‘Volksvlijt 2016’ op gesloten bolwerken leken. Hemel voorspelde dat de campussen in elkaar zouden grijpen en dat ze uiteindelijk één groot kluwen zouden vormen. De verwachte uitkomst van het platform vergeleek hij met een Afrikaanse termietenstad.
Gelezen in ‘The Culture of the New Capitalism’ (2006) van Richard Sennett:
Welke arbeidsverhoudingen karakteriseren het moderne kapitalisme? Die vraag stelde zich de Amerikaanse socioloog Richard Sennett. Hij deed er uitgebreid onderzoek naar. Aan Yale University hield hij in 2004 er een serie lezingen over, die twee jaar later verschenen onder de titel ‘’The Culture of the New Capitalism’. Dat was vlak voor de financiële crisis. Maar Sennett gaat in zijn boek vooral terug in de tijd. Meer vrijheid, daarvoor betoogden de studenten in ‘68, ze wilden zich bevrijden uit de gevangenis van de centraal geplande economie met zijn enorme bureaucratie en vijfjarenplannen. Dat is hen gelukt. In de plaats van ‘the prison of bigness’ trad een zeer flexibele economie aan en een verzwakte overheid, met een minimum aan bemoeizucht van planners. Het resultaat? Onrust, flexibiliteit, toenemende ongelijkheid, sterke gerichtheid op de korte termijn, minder samenhang, geringere loyaliteit, macht zonder gezag, en vooral een gevoel van grote nutteloosheid (uselessness). Veel mensen voelen zich overbodig, buitengesloten. Vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt. “So as cities swelled, uselessness was viewed as a necessary, if tragic, consequence of growth.”
Las ik tussen de regels door ook nog iets positiefs? Ergens op het eind citeert Sennett Abraham Maslov, de psycholoog die in de jaren ‘60 het ideaal van de verantwoordelijke, creatieve individuele mens verwoordde, de mens die vooral uit is op persoonlijke groei. Wat is er van dat ideaal terecht gekomen? Niet veel dus. Sennett wijt dat vooral aan de verzwakte instituties die de mensen weinig vertrouwen inboezemen, bij hen ook geen loyaliteit opwekken en hen dus ook niet aanzetten tot participatie. “Yet I don’t think the dreamers of my youth had the wrong idea in holding up material life to a cultural standard. As the reader may possibly have detected, I was one of those youthful dreamers.” Waarop de oude, wijzer geworden Sennett verzucht: “The normal path of the adult’s ‘sentimental education’ is meant to lead to ever greater resignation about how little life as it is actually conducted can accord with one’s dreams.” En toen was er de crisis. Ineens waren daar de coöperaties, de zelfbouwgroepen, de burgerinitiatieven, de start-ups, de platforms, de mensen zelf, de daders ook.
Gehoord in het KIT op 15 januari 2015:
Peter Sloot, hoogleraar Computational science aan de Universiteit van Amsterdam, gaf voor het Center for Urban Studies, te gast bij de Amsterdam Graduate School for Metropolitan Solutions, een boeiende lezing over ‘Urban complexity’. Zijn lezing, die hij twee jaar geleden al eens gegeven had in de Amsterdamlezingencyclus van de UvA, viel uitgerekend samen met de opening van het ‘Jaar van de Ruimte 2015’ een eindje verderop, in de Beurs van Berlage. Sloot maakte duidelijk dat steden, net als markten, organismen en pandemieën, complexe adaptieve systemen zijn die worden gekenmerkt door non-lineaire relaties. Op steden zijn daardoor ‘urban scaling laws’ van toepassing. Bij een verdubbeling van de omvang van een stad stijgt bijvoorbeeld de productiviteit met 15 procent; het aantal patenten neemt met een vergelijkbaar percentage toe; hetzelfde geldt voor de misdaad en het aantal aids-gevallen. Maar het wonen is lineair, evenals werkgelegenheid. En infrastructuur is sublineair: je hebt er naar verhouding minder van nodig als de stad groter wordt. De schaalbaarheid van steden opent een heel nieuw veld van onderzoek. Complexe systemen betekent: er bestaan geen blauwdrukken, er zijn geen ‘master minds’ in het spel, steden organiseren zichzelf, het is een kwestie van evolutie en adaptatie. Kortom, planners moeten nederig zijn.
In de discussie na afloop viel de naam van Michael Batty, hoogleraar planologie aan University College London. Zijn onlangs verschenen boek ‘The New Science of Cities’ sloot naadloos aan op het betoog van Sloot. Met mathematische modellen, is diens stelling, kunnen dynamische patronen in steden worden nagebootst. Mits betrouwbare data voorhanden zijn. In veertien hoofdstukken, verdeeld over drie delen, verbindt Batty netwerkanalyses uit diverse sociale disciplines met theorieën van grootheden als Lewis Mumford, Kevin Lynch, Patrick Geddes en Jane Jacobs. Vooral deel III is voor planologen interessant. Want wat blijkt? Participatieve planning, dus planning in kleine stapjes, van onderop, samen met bewoners en direct betrokkenen, levert de beste resultaten op. Dergelijke planning reageert het snelst op veranderingen, past zich het beste aan aan gewijzigde omstandigheden en vangt abrupte schokken op. Topdown planning is veel kwetsbaarder. Ook netwerkanalyses wijzen top-down planning dus van de hand. Sloot beaamde het. Het was niet anders. Planners moeten anders gaan werken. Bescheidener.
reacties