Gehoord op 30 januari 2014 in de Zuiderkerk in Amsterdam:>
“Segregatie en tweedeling staan hoog op de politieke agenda. Gabriel van den Brink, hoogleraar Bestuurskunde aan de Universiteit Tilburg, onderzocht hoe Amsterdammers in de praktijk omgaan met culturele verschillen en ontdekte dat er geen reden is voor het gangbare pessimisme. De Amsterdamse bevolking blijkt zelfs een voortrekkersrol te hebben, als ondernemende burgers.” Zo luidde de aankondiging. Het onderzoek over ondernemende burgers in Amsterdam dat Van den Brink en Dick de Ruijter verrichtten, heet niet voor niets ‘Culturele kansen’. Op 30 januari sprak Van den Brink de Zuiderkerklezing. Centraal stond de vraag: Hoe kunnen we stad en openbare ruimte optimaal inrichten voor deze nieuwe generatie voortrekkers?
Amsterdam, aldus Van den Brink, kent een lange traditie van ondernemende burgers. Media en culturele instellingen zijn hier sterk vertegenwoordigd. Nergens in Nederland is de groei van de creatieve klasse zo sterk als hier. Dit, plus het anarchisme, de humor en de brutaliteit van de meeste Amsterdammers, bracht hij in verband met een ‘metropolitane ervaring’ die Amsterdam tot een wereldstad maakt: meer een kwestie van stijl dan van omvang. Zo’n metropolitane ervaring sluit zijns inziens goed aan bij modern ondernemerschap dat gekenmerkt wordt door energie, bevlogenheid en idealisme, dat weinig belangstelling toont voor regels en dat kansen grijpt als ze voorbij komen. Van den Brink constateerde een opvallend sterk bloei van maatschappelijke initiatieven in het Amsterdamse. Het merendeel blijkt afkomstig van gewone burgers, daarna volgen professionals en ondernemers; overheden en middenveld initiëren nauwelijks. Veel initiatieven draaien om sociale contacten, een deel gaat over openbare ruimte, natuur en milieu, gevolgd door onderwijs, cultuur en gezondheid. In meer dan de helft van de gevallen is de rol van de gemeente onduidelijk. Ik las ook een kritisch commentaar hierop van een bewoner van de Indische Buurt: http://www.socialevraagstukken.nl/site/2013/12/14/de-sekte-van-de-burgerkracht/Ziedaar de grootstedelijke dynamiek in Amsterdam en omgeving.
Gehoord in Amsterdam op vrijdag 1 november 2013:
In de Open Bak van de leergang De Nieuwe Wibaut van de gemeente Amsterdam trad afgelopen vrijdagmiddag Paul de Bruijn op. De Bruijn is directeur van een bureau voor verbindende online communicatie in Arnhem. De tachtig deelnemers zou hij trakteren op een voordracht over Coehoorn Centraal, een nieuwe broedplaats voor culturele en creatieve bedrijvigheid in de binnenstad van de Gelderse stad, die hij samen met Peter Groot ontwikkelt. Hoe hij tegen stedelijke ontwikkeling aankijkt, illustreerde De Bruijn aan de hand van tal van voorbeelden uit Berlijn, een stad waar hij veel komt en die hij goed kent. Langs de Spree bijvoorbeeld was na de Wende door de overheid van bovenaf een mediakantorenstad gedacht, maar die is er nooit gekomen. Het liep allemaal anders. En dat is maar goed ook, vond De Bruijn. In een van bovenaf geplande stad geloofde hij niet. Energie krijgt een stad juist van allerlei burgerinitiatieven.
Een overgang naar Arnhem was nu gemakkelijk gemaakt. Want ook Arnhem lukte het niet om haar ambitieuze plannen rond het nieuwe centraal station, waaraan al tien jaar gebouwd wordt, van de grond te trekken. Ergens halverwege is het project stilgevallen. Het feestaardvarken van Florentijn Hofman noemde hij als voorbeeld van een zinderend alternatief: een kunstwerk van 150.000 ton beton, aangeboden aan de stad door Burgers Zoo die 100 jaar bestaat, in een parkje op een vage restlocatie waar buurtbewoners eerst een stukje Veluwe hadden aangelegd – kunst en park, alles met een tijdelijke vergunning en onveilig als speelplek, toch gedoogd – bij kinderen razendpopulair. In die categorie paste ook het Coehoorngebied, door de gemeente tijdelijk uitgegeven aan De Bruijn en Groot. Maar wat is tijdelijk? Met de buurtbewoners proberen de twee nu in de panden creatieve bedrijvigheid te ontwikkelen, maar dat niet alleen. Ook willen ze een nieuwe maakindustrie van de grond trekken door weer een verbinding te leggen tussen ontwerpen en maken en denken daarbij zelfs aan verbindingen met het nabije Ruhrgebied; en ook een park voor de buurt willen ze, dat ze in veertien dagen (sic!) zullen aanleggen. De Bruijn vertelde smeuïg over de gemeente. Die denkt nog steeds de stad van bovenaf te kunnen plannen. De Bruijn maakte daarbij onderscheid tussen het bestuur, de raad en de ambtenaren. De ambtenaren, vertelde hij, geloofden nog steeds in top-down planning. Hij illustreerde dit met een zinloze discussie over de plaatsing van een vlaggenmast op het dak, die volgens de ambtenaren 30 centimeter moest worden verschoven. Ook het bestuur wilde aanvankelijk niet met de heren in zee. Alleen de raad wil hen een kans geven. Horeca mag nog steeds niet op het Coehoornterrein. De Bruijn vond het onzin. Hij hoopte dat al dat gevestigde beleid snel sneuvelt. Het is toch geen taak van de gemeente om eenmaal gevestigde middenstand langjarig te beschermen? Daar wordt die maar lui van.
Gehoord in de Tolhuistuin op 9 oktober 2009:
In een volle en goedgeluimde zaal presenteerde Gert Urhahn van het Amsterdamse bureau Urhahn Urban Design gisteravond de principes van de ‘spontane stad’. Het geheim van spontane, levendige en diverse stedenbouw, aldus Urhahn, ligt verborgen in de omvang van het perceel. Is het perceel bij uitgifte te groot, dan zal er geen levendige stad ontstaan. Is het perceel klein genoeg, dan voltrekt zich onder voorwaarden een spontaan proces van stadsontwikkeling waarbij voldoende vrijheidsgraden bestaan voor burgers en ondernemers om in de stad ‘hun eigen ding te doen’.
Daarmee leverde hij openlijke kritiek op het stedenbouwkundige plan van IJburg en de Zuidas, waar gerefereerd wordt aan de Berlagiaanse stedenbouw en waarbij bloksgewijze wordt ontwikkeld. Impliciet bekritiseerde hij zo ook de Amsterdamse praktijk van stadsontwikkeling, waarbij door het grondbedrijf zogenaamde ‘bouwenveloppen’ worden uitgegeven aan woningcorporaties en projectontwikkelaars. Die enveloppen zijn volgens hem dus veel te groot.
Mooi was de ontknoping van het gesprek op het eind, toen de hele zaal zich had geschaard rond de maquette van Amsterdam-Noord en het gesprek onder leiding van Joost Beunderman zich concentreerde op de realisatie van het ‘Noorderveld’ – de perceelsgewijze uitgifte van het Vliegenbos -, waardoor in Noord een reusachtige terrein vrij zou komen voor allerlei ‘spontane initiatieven’ door de Noorderlingen zelf. Het leek op een gegeven moment op een toespelen van de bal aan Ymere, vertegenwoordigd in de persoon van Fred Schoorl, directeur Strategie van deze grote woningcorporatie, die zei iets soortgelijks te doen in Almere-Noord, waar hij de concessie had verworven om liefst 4000 woningen volgens het Ymere-concept van bewonersparticipatie te ontwikkelen. Zoiets zou hij ook wel voor stadsdeel Noord willen doen. Ook Rudi Stroink, directeur van TCN Properties, geloofde niet dat hier een taak voor de overheid was weggelegd. Daarop barste Ton Schaap, stedenbouwkundige bij de DRO, los. "Hoe kan dat nou?? Na zo’n goed gesprek en met zo’n mooi nieuw inzicht voor Amsterdam-Noord, gaan we dan weer op de ouderwetse Amsterdamse wijze de woningbouwcorporaties de kaart toespelen??" Waarop Ruwan Aluvihare, landschapsarchitect bij datzelfde DRO, er fijntjes op wees dat het schitterende idee van Urhahn geen zware stedenbouw en geen financieel hoogstandje van een marktpartij vereiste. Het bos is immers eigendom van de gemeente. En voor een perceelsgewijze uitgifte van het bos heb je geen zwaar opgetuigde projectontwikkelaar nodig: gewoon de 100 percelen Vliegenbos aan de zittende bewoners die met goede initiatieven komen uitgeven. Geweldig!
reacties