Gelezen in ‘’The Great Reset’ (2010) van Richard Florida:
Je eigen stad spiegelen aan Dubai is verleidelijk, maar ook gevaarlijk. De meeste steden in de wereld, althans in Europa, stagneren nu eenmaal, of krimpen zelfs. Dan is Dubai het verkeerde voorbeeld. Aan krimpende steden wijdt Richard Florida een apart hoofdstuk in zijn nieuwste boek. Detroit stelt hij tegenover Pittsburgh. Beide steden kent hij goed. Veel heeft hij niet op met strategieën om steden gepland te laten krimpen. Vaak, schrijft hij, betreft het overheidsgestuurde top-down processen die veel geld kosten. “The most successful examples of shrinking, such as Pittsburgh’s, result not from top-down policies imposed by local governments but from organic, bottom-up, community-based efforts.” De beste buurten bleken juist die buurten te zijn die waren ontsnapt aan de overheidsgestuurde stadsvernieuwing. Het ging ook niet om grote sloop- en vernieuwingsoperaties, laat staan om de bouw van stadions en congrescentra, maar vergroening van stadsbuurten, het opknappen van de openbare ruimte, kleine bedrijfjes enzovoort. Snel ging het ook niet, maar geleidelijk.
Florida stelt vervolgens de cruciale vraag: moet je als overheid massief investeren in steden en regio’s die het slecht doen en demografisch krimpen, of veeleer in mensen via onderwijs en mobiliteitsprogramma’s? De vraag stellen is hem beantwoorden. Hij citeert met instemming Harvard-econoom Ed Glaeser: “While regional diversity within the Unites States might prompt politicians to pursue polities that target aid to distressed regions, that seems likely to be counterproductive.” Beter is in onderwijs te investeren. En mensen laten vertrekken als ze dat willen. Naast onderwijs en verhuispremies aanbieden moet je natuurlijk nog wel iets doen in de krimpgebieden. Ze helemaal aan hun lot overlaten kun je niet. Belangrijkste is, aldus Florida, dat de overheid moet afstappen van het idee dat met grootschalige sloop- en vernieuwingeprojecten die veel geld kosten iets kan worden bereikt. Die zullen namelijk niet werken. Dat hebben ze nog nooit gedaan.
Gelezen in The Economy of Cities (1968) van Jane Jacobs:
De Amerikaanse publiciste Jane Jacobs had niet veel op met planners en economen. In ‘The Economy of Cities’ is een schitterende, vileine passage te lezen over het lot van Pittsburg na de economische stagnatie van 1910, die het gevolg was van een eenzijdige economie die werd gedomineerd door slechts enkele grote bedrijven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vatte bij de bestuurders de mening post dat dit kwam doordat de stad niet ‘aantrekkelijk’ genoeg was. "In the twenty years since, one measure after another has been tried, much as if the economic problems of Pittsburg were the problems of a young lady with insufficient grooming, manners, breeding and popularity." Vooral Richard Mellon, bestuurder van de stad in de naoorlogse jaren, maakte het bont. Hij consulteerde, volgens Jacobs, "thousands of economic consultants, industrial analysts, regional planners, city planners, highway planners, parking planners, cultural planners, educational planners, planning coordinates, urban designers, housers, social engineers, civic organizers, sociologists, statisticians, political scientists, home economists, citizen-liaison experts, municipal-service experts, retails-trad experts, antipollution experts, development experts, redevelopment experts, dispensers of birth-control pills to the poor, and of course experts at ‘attracting’ industry." En wat deden ze? "They have industriously documented, studied, analyzed, psychoanalyzed, measured, manipulated, cleaned, face-lifted, rebuilt, cajoled, exhorted and publicized Pittsburg." Maar niemand bleek in staat de economie van de stad te doen opveren, integendeel. Wat ook niet vreemd is, aldus Jacobs. "Artificial symptoms of prosperity or a ‘good image’ do not revitalize a city, but only explicit economic growth processes for which there are no substitutes."
Wat werkt wel? "If such a ruined city is ever to be revitalized, its development processes may have to begin over again, much as if it were an embryonic city. That is, it may have to seek new ‘initial’ exports." Kortom, gewoon weer bij het begin beginnen. Infrastructuur aanleggen, iconen maken, grootschalige herstructurering van stadsdelen, het maakt economisch geen moer verschil. Waar het om gaat is de locale economie de kans geven te groeien "until after it has earned more imports by generating new exports." Jacobs noemt dat ‘import replacing’. Het duurt iets langer en het heeft minder glamour, voor bestuurders en experts inderdaad minder leuk: "Locally originated production of former imports is often a slower way for a city to acquire new exports from the replacement work itself, but it is potentially productive of greater and more various export work."
Iedere expert die een ruimtelijk-economische visie maakt, is gewaarschuwd.
Gelezen in Leven en dood van Andy Warhol van Victor Bockris (1989):
Na Pittsburgh was New York wel even andere koek. Ongelooflijk leerzaam, die biografie van Andy Warhol. Hoezo noodzaak van goedkope atelierruimte voor jong talent? Die Warhol redde zich wel in New York. Hij leefde aanvankelijk in een minuscule ruimte tussen de kakkerlakken. Zelfs later, aan Lexington Avenue, maakte hij er een klerezooi van. En weer later, aan 89nth Street, huurde hij een afgedankte brandweerkazerne van de gemeente, eentje die lekte. Honderd dollar per maand was niet veel, toegegeven. Maar om nu te zeggen dat die werkruimte ertoe deed, nee. Oneindig veel belangrijker was het gezelschap mensen dat hij er tegen het lijf liep, daar in New York, soms zelfs letterlijk op straat. Wat een ongelooflijke bizarre opeenhoping van talent! En het allerbelangrijkste van New York: op dat moment, begin jaren zestig, had iedereen het gevoel dat het in New York gebeurde. Vandaar al die mensen!
En het leidde tot extravagantie die typisch New Yorks was. Lees Victor Bockris wanneer hij een tocht van Warhol met de auto beschrijft van New York naar de Westkust, een rit van vier dagen met een aantal kornuiten, op weg naar de opening van een tentoonstelling in LA. Zo ergens voorbij St Louis: "In de ogen van die onschuldige zielen in het hart van Amerika, in de zomer van 1963, kort voordat de jaren zestig echt begonnen, zagen Warhol, Chamberlain, Mead en Malanga er zo bizar New Yorks uit als het maar kon. "Het was net of we marsmannetjes waren," vertelde Mead later. Andy merkte op dat die boerenkinkels in het verleden leefden, terwijl zij zelf in de toekomst leefden." Niets aan toe te voegen.
Gelezen in Leven en dood van Andy Warhol (1989) van Victor Bockris:
Altijd had ik de kunst van Andy Warhol geassocieerd met New York. Dat klopt ook wel. Maar nou blijkt hij te zijn opgegroeid in Pittsburgh, waar hij ook zijn studie had doorlopen aan het Carnegie Tech. Pittsburgh dus. Een stad waar Warhol in de jaren dertig en veertig van de twintigste eeuw naar school ging en studeerde. Bockris schrijft het volgende over die stad: "Het Pittsburgh waar Andy werd geboren, leek op een Jeroen Bosch-visioen in de moderne tijd. Alles was voortdurend in beweging. De stad, waar drie rivieren samenkwamen, was een belangrijk doorvoercentrum tussen oost en west en produceerde ook de kolen en het staal die voor het industriële Amerika onmisbaar waren. Treinen reden af en aan, onder het uitstoten van gierende fluitsignalen. Schepen tuften over de oranje en grauwe rivieren. Ze laadden en losten, en hun misthoorns loeiden naar de sombere hemel. De immense machinerieën van de fabrieken krijsten, kreunden en brulden een helse opera. Honderdduizenden arbeiders bewogen zich heen en weer tussen de fabrieken, havens en mijnen en hun kroegen en bedden. (…) En toch was Pittsburgh voor de Warhola’s ook een wilde, intense, opwindende, kleurrijke stad met een constante stroom van mensen die kwamen en gingen, een stad met handel, politiek, seks, alcohol en hebzucht. In Pittsburgh waren meer buitenlandse kranten te koop dan in elke andere stad in Amerika. (…) De stad strekte zich over meer dan honderd kilometer heuvels en dalen uit en was met zijn zeshonderdduizend inwoners de op vijf na grootste stad in de Verenigde Staten. (…) De meeste inwoners waren immigranten die in de twee grote bedrijfstakken werkten: kolen en staal. Die industrie had de stad geleidelijk veranderd in iets wat op de smidse van de duivel leek."
De fotograaf Duane Michaels, die tegelijk met Andy opgroeide en later met hem bevriend raakte, herinnerde zich Pittsburgh als een fantastische stad. "Als kind vond ik het geweldig….de beste plaats om te wonen." Maar toen Andy Warhol aan het Carnegie Tech ging studeren wilde hij maar één ding: naar New York gaan. Ik moest even denken aan het debat over de cultuurgelden in de Tweede Kamer afgelopen week, waar het CDA pleitte voor meer geld voor de regio. Dachten ze nu werkelijk dat artistiek talent daarmee in de provincie bleef? Ze zouden daar in het CDA de biografie van Warhol verplicht moeten lezen.
reacties