Een vraag, twee antwoorden

On 29 april 2014, in planningtheorie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Hochparterre’ (mei 2014):


Amsterdam en Zürich, deze beide stedelijke regio’s beschikken over een aantrekkelijke kernstad, snel groeiende voorsteden en een succesvolle luchthaven. Hoe kunnen deze welvarende Europese stedelijke regio’s hun opvallende grootstedelijke groei ruimtelijk het beste sturen? Op die vraag zocht Fabienne Hoelzel, wetenschappelijk medewerker van de ETH in Zürich, een antwoord. Ze vond er twee. Een verhelderend essay schreef ze erover in het Zwitserse tijdschrift Hochparterre. Conclusie: beide steden reageren totaal verschillend op het succes dat hen overkomt. In de Zwitserse stad hanteert men vanouds het ‘Gegenstromprinzip’: sterke bottomup bewegingen met veel participatie van de bevolking gepaard gaande met hele krachtige sturing en controle van bovenaf, dat wil zeggen een planmatige topdownsturing vanuit de kanton. In Amsterdam, schrijft ze, ligt de nadruk op informele strategische visies die door alle instanties voortdurend worden gemaakt en met elkaar gedeeld. Maar uiteindelijk wordt alles daar wettelijk vastgelegd op lokaal niveau, in bestemmingsplannen.

Hoelzel noemt de Amsterdamse werkwijze ‘informeel’ en ‘topdown’. Ik citeer: "Damit verfügt Amsterdam über effiziente informelle Top-down-Verfahren." De wijze waarop wij in de Amsterdamse regio overleggen en tot besluitvorming komen getuigt volgens haar van een intensieve samenwerking tussen vele overheidslagen die ooit snel, flexibel en efficiënt heeft gewerkt. Maar die samenwerking is wel topdown, niet bottomup. Echter, de crisis heeft hierin verandering gebracht. Terwijl Zürich onverminderd doorgroeit, voelt Amsterdam, terwijl het nog steeds groeit, de klappen van de bankencrisis en de budgettaire maatregelen van de EU en de Nederlandse staat. "Die Antwort auf die zentrale Frage, wie sich die räumliche Entwicklung steuern lässt, könnte nicht verschiedener ausfallen." Terwijl men in Amsterdam zoekt naar nieuwe participatieve werkwijzen en veel regelgeving overboord dreigt te zetten, kiezen de Zwitserse autoriteiten juist voor versterking van het kantonale Richtplan: "mehr Verbindlichkeiten, mehr Gesetze, mehr Instrumente." Verklaren kan ze het niet. Te denken geeft het wel.

Tagged with:
 

Prettige efficiency

On 16 november 2007, in infrastructuur, ruimtelijke ordening, by Zef Hemel

Gehoord tijdens diner in The Grand te Amsterdam op donderdag 15 november 2007:

De uitnodiging was afkomstig van Maison Descartes en de Franse ambassade te Den Haag. Het betrof een diner aan de vooravond van een conferentie over De Duurzame Toekomst van de Metropolen in Amsterdam, georganiseerd door bovengenoemde partijen. Het gezelschap was grotendeels Frans. Ik zat aan tafel met de president-directeur van Transdev, het Franse openbaarvervoerbedrijf dat onlangs het Nederlandse Connexion heeft ingelijfd en dat openbaarvervoerdiensten verzorgt in steden als Grenoble, Straatsburg, Bordeaux en zelfs het Australische Melbourne (een enorm tramnetwerk). Ook de directeur van Connexion, Willem Lely, zat aan mijn tafel. Of ik aan de zijne. Verder de kersverse transportattaché op de Franse ambassade te Den Haag, net teruggekeerd van vier jaar Ethiopië. Het was een aangenaam gesprek.

De zeer kleine maar buitengewoon krachtige Philippe Segretain sprak over het Franse en het Nederlandse openbaar vervoer. De Nederlandse systemen vond hij bijzonder goed, maar de bediening ervan labbekakkerig. Zo hekelde hij de openbaarvervoerdiensten van de vier grote steden. Het Amsterdamse tramnet noemde hij uitstekend, en begreep hij niet dat het GVB en de Dienst Infrastructuur overwogen om op het net te bezuinigen, in plaats van het te vergroten. Het kon allemaal vele malen beter. In combinatie met krachtige burgemeesters die het openbaar vervoer promoten zag hij goede kansen voor zijn bedrijf om de dienstregelingen op te voeren, de service te verbeteren en vooral openbaar vervoer in de nacht te verzorgen. Liever investeerde hij in Nederland dan bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk, dat hij onmogelijk noemde en reddeloos verloren, althans wat openbaar vervoer betreft.

Wel vond hij de Nederlandse onderhandelingscultuur keihard, ruw en onbehouwen. Men vocht elkaar de tent uit, waarna uiteindelijk wel het compromis gevonden werd. Maar dat gebeurde na lang meedogenloos straatvechten. Nee, daar had hij weinig mee op, met dat zogenaamde poldermodel. Wat hij aan Nederland bewonderde was veeleer het planningstelsel, de ruimtelijke orde, de wijze waarop Schiphol aan Amsterdam was gekoppeld, de prettige efficiency die eruit sprak. Maar de Nederlandse bestuurders en ambtenaren, nee, dat was in Frankrijk veel beter. In dat opzicht was hij benieuwd naar de samenwerking tussen Transdev en Connexion.

Diezelfde dag was het Franse openbaar vervoer in staking gegaan. Dat wel. Maar niet bij Transdev. Dat dus weer niet.