Einde van het poldermodel

On 17 januari 2012, in politiek, wonen, by Zef Hemel

Gelezen in ‘The Big Sort’ (2008) van Bill Bishop:

Vanavond aflevering 7 van de VPRO-serie NederlandVanBoven. Deze keer gaat het over hoe Nederlanders wonen. Ik zou zeggen: verspreid, suburbaan, in niet te grote kernen, alfa’s en beta’s keurig gescheiden, antistedelijk, bijna Amerikaans. Het proefschrift van Elleke de Wijs-Mulkens, ‘Wonen op stand’ (1999) dringt zich aan me op. Maar vooral ook Bill Bishop’s ‘The Big Sort’ (2008). Bishop schreef “a rich and challenging book about the ways in which the citizens of this country have, in the past generation, rearranged themselves into discrete enclaves that have little to say to one another and little incentive to bother trying.” Wat was zijn boodschap? Bishop kwam tot de conclusie dat hoe rijker mensen worden en hoe beter ze in staat zijn hun eigen woonomgeving te kiezen, hoe meer ze zich nestelen in buurten van gelijkgezinden (alfa’s en beta’s gescheiden) en hoe minder boodschap ze hebben aan andersdenkenden. Sterker, ze kunnen zich niet meer voorstellen dat mensen niet hetzelfde over de wereld denken als zij en hun buren. Ze worden, kortom, minder tolerant. Zo stemden bij de voorlaatste Amerikaanse presidentsverkiezingen de High-Tech steden massaal Democratisch, en de Low-Tech steden en het platteland massaal Republikeins. Nooit eerder waren de scheidslijnen in Amerika zo ruimtelijk geweest.

In Nederland is het niet anders. Bij recente verkiezingen stemden de High-Tech steden (Amsterdam, Utrecht, Groningen, Eindhoven) overwegend links-liberaal, de Low-Tech steden (Rotterdam, Dordrecht, Venlo, Zwolle, Apeldoorn, Enschede, Almere) en het platteland uitgesproken rechts-populistisch. Bishop’s vraag: “What would happen on a real Deliberation Day in the segmented, isolated, and like-minded communities created by the Big Sort?” is daarmee ook voor Nederland relevant. De onderzoekers Schkade en Sunstein hebben er in 2005 onderzoek naar gedaan. Zij verzamelden 36 jonge inwoners van Colorado – Democraten uit Boulder en Republikeinen uit Colorado Springs. Ze moesten met elkaar discussiëren. Mensen uit dezelfde stad waren geneigd om het met elkaar eens te worden, mensen uit verschillende steden juist niet. “The participants’ initial beliefs had been amplified by their exposure to like-minded others, and they had grown more polarized after only two hours of discussion.” De wijze waarop wij in Nederland de afgelopen dertig jaar zijn gaan wonen – gespreid, suburbaan, in niet te grote kernen, gelijkgestemden ruimtelijk uitgesorteerd – betekent dus het definitieve einde van het Hollandse poldermodel. Ben benieuwd of de VPRO hier iets over zal zeggen.

Tagged with:
 

Prettige efficiency

On 16 november 2007, in infrastructuur, ruimtelijke ordening, by Zef Hemel

Gehoord tijdens diner in The Grand te Amsterdam op donderdag 15 november 2007:

De uitnodiging was afkomstig van Maison Descartes en de Franse ambassade te Den Haag. Het betrof een diner aan de vooravond van een conferentie over De Duurzame Toekomst van de Metropolen in Amsterdam, georganiseerd door bovengenoemde partijen. Het gezelschap was grotendeels Frans. Ik zat aan tafel met de president-directeur van Transdev, het Franse openbaarvervoerbedrijf dat onlangs het Nederlandse Connexion heeft ingelijfd en dat openbaarvervoerdiensten verzorgt in steden als Grenoble, Straatsburg, Bordeaux en zelfs het Australische Melbourne (een enorm tramnetwerk). Ook de directeur van Connexion, Willem Lely, zat aan mijn tafel. Of ik aan de zijne. Verder de kersverse transportattaché op de Franse ambassade te Den Haag, net teruggekeerd van vier jaar Ethiopië. Het was een aangenaam gesprek.

De zeer kleine maar buitengewoon krachtige Philippe Segretain sprak over het Franse en het Nederlandse openbaar vervoer. De Nederlandse systemen vond hij bijzonder goed, maar de bediening ervan labbekakkerig. Zo hekelde hij de openbaarvervoerdiensten van de vier grote steden. Het Amsterdamse tramnet noemde hij uitstekend, en begreep hij niet dat het GVB en de Dienst Infrastructuur overwogen om op het net te bezuinigen, in plaats van het te vergroten. Het kon allemaal vele malen beter. In combinatie met krachtige burgemeesters die het openbaar vervoer promoten zag hij goede kansen voor zijn bedrijf om de dienstregelingen op te voeren, de service te verbeteren en vooral openbaar vervoer in de nacht te verzorgen. Liever investeerde hij in Nederland dan bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk, dat hij onmogelijk noemde en reddeloos verloren, althans wat openbaar vervoer betreft.

Wel vond hij de Nederlandse onderhandelingscultuur keihard, ruw en onbehouwen. Men vocht elkaar de tent uit, waarna uiteindelijk wel het compromis gevonden werd. Maar dat gebeurde na lang meedogenloos straatvechten. Nee, daar had hij weinig mee op, met dat zogenaamde poldermodel. Wat hij aan Nederland bewonderde was veeleer het planningstelsel, de ruimtelijke orde, de wijze waarop Schiphol aan Amsterdam was gekoppeld, de prettige efficiency die eruit sprak. Maar de Nederlandse bestuurders en ambtenaren, nee, dat was in Frankrijk veel beter. In dat opzicht was hij benieuwd naar de samenwerking tussen Transdev en Connexion.

Diezelfde dag was het Franse openbaar vervoer in staking gegaan. Dat wel. Maar niet bij Transdev. Dat dus weer niet.