Gelezen in Neue Zürcher Zeitung van 1 december 2017:
Bron: OMA
Op weg terug van Friesland naar Amsterdam reden we met de auto door de Noordoostpolder. Omdat er bij Emmeloord een file stond, besloten we voor één keer om te rijden. Zo toerden we dwars door het moderne polderland, het agrarische productielandschap uit mijn proefschrift uit 1994, het kwam me allemaal weer erg vertrouwd voor. Toch was er iets grondig veranderd, het landschap leek zelfs ernstig ontregeld. De naoorlogse boerenschuren waren vrijwel alle afgebroken, ze bleken vervangen door enorme loodsen op de erven, ik zag kolossale machines rijden die ik niet eerder had gezien, en boven de wederopbouwdorpen torenden schuren uit die de kleine arbeiderswoningen op slag nietig maakten. Ik moest denken aan alle twitterberichten van mijn critici, die me na het verschijnen van mijn boek vorig jaar vroegen hoe ik dan wel dacht dat het verder moest met het Nederlandse platteland. Want wie voor een metropool pleit, moet ook een visie hebben op het landelijk gebied. Juist op de dag van mijn rondrit schreef Ellen de Waard in het FD een jubelend stukje over architect Rem Koolhaas die een tentoonstelling voorbereidt over het platteland. Waarop iemand me op Twitter wees op een interview dat de wereldberoemde architect over hetzelfde onderwerp had gegeven aan de Neue Zürcher Zeitung en dat op 10 december was gepubliceerd.
Nee, Rem Koolhaas wordt geen anti-urbanist. De architect, die een tentoonstelling in het Gugenheim Museum in New York voorbereidt over het moderne platteland, verzekert de Zwitserse journalist dat hij de metropool zal blijven omarmen. Maar wat er op het platteland gebeurt wil hij begrijpen, die modernisering en extreme schaalvergroting boezemen hem zelfs angst in. Dus na twintig, dertig jaar nadenken en schrijven over metropolen richt hij, net als zijn held Le Corbusier in de jaren ‘30, nu het vizier op het landelijk gebied. Van oudsher, licht hij toe, worden daar de dingen gemaakt en verbouwd die de grote stad nodig heeft om te overleven. Maar de verschijningsvorm verandert sterk. Nu zijn het datacenters, gerobotiseerde landbouw, logistieke loodsen van Amazon, batterijfabrieken van Tesla die het beeld bepalen. Kennelijk brengt de metropool een platteland voort dat vrijwel is ontvolkt, gerobotiseerd, gerationaliseerd en georganiseerd op een manier die de mensheid nog niet eerder heeft aanschouwd. En dan komt het. Koolhaas wil begrijpen waarom Donald Trump aan de macht is gekomen. Het antwoord zoekt hij uitgerekend op het snel veranderende platteland. Koolhaas zou ‘The Vanishing Land’ (1985) van Robert West Howard eens moeten lezen. Die schreef al in 1985: “In the United States of America, one hard fact is inescapable: the land is vanishing. (…) The problem is as serious as the danger of nuclear war.” En wat schrijft De Waard? Onder de kop ‘De inspirerende draai van Koolhaas’ meent ze dat Koolhaas beweert dat ‘de provincie de toekomst heeft’. Wat een misvatting.
Gelezen op ‘Digital Minds for a New Europe’ (september 2014) van Rem Koolhaas:
Op 24 september 2014 hield Rem Koolhaas in Brussel een opmerkelijke lezing voor de High Level Group van de EU over ‘Smart Cities’. De oude Nederlandse architect (1944) was uiterst kritisch, of was het somberte? Cynisme? Hij zei: “The city triumphed at the very moment that thinking about the city stopped.” Hoezo gestopt? Bij stadsontwikkeling, aldus Koolhaas, gaat het tegenwoordig niet meer om vormgeven aan gemeenschappen, zoals architecten altijd deden (“Architecture used to be about the creation of community”) , maar om comfort, veiligheid, controle, duurzaamheid en zelfs het vermijden van rampen als klimaatverandering door toepassing van geavanceerde stedelijke technologieën. Grote bedrijven hebben de stad als afzetmarkt ontdekt en burgemeesters laten hun oren hiernaar hangen. Welke burgemeester wil niet ‘slim’ zijn, aldus Koolhaas. Het toekomstbeeld van de stad is volgens hem dood. “If you look at Silicon Valley you see that the greatest innovators in the digital field have created a bland suburban environment that is becoming increasingly exclusive, its tech bubles insulated from the public sphere.”
Volgens Koolhaas hebben de grote bedrijven de stad afgepakt van de architecten. Vooral op Benjamin Barber’s pleidooi om burgemeesters de wereld te laten regeren (‘If Mayors Ruled the World’) richt hij zijn giftige pijlen. Burgemeesters zijn volgens hem bij uitstek vatbaar voor de retoriek van de markt. “This confluence of rhetoric – the ‘smart city’, the ‘creative class’, and ‘innovation’ – is creating a stronger and stronger argument for consolidation.” De controlekamer van IBM in Rio de Janeiro (foto) staat voor hem symbool voor een stad die in toenemende mate wordt ingericht als een ‘comprehensive surveillance system’. Kortom, de politiek moet de stad weer teruggeven aan de architecten. En de architecten, die in de jaren negentig massaal voor de markt zijn gaan werken, moeten de politiek weer bestoken met spannende toekomstbeelden. Over participatieve community planning, mede mogelijk gemaakt door de nieuwe technologie, sprak de grote architect met geen woord.
reacties