Clay City

On 29 januari 2019, in cultuur, onderwijs, stedenbouw, by Zef Hemel

Gezien in de Academie voor Bouwkunst te Amsterdam op 25 januari 2019:

Bron: Academie van Bouwkunst Amsterdam

De jaarlijkse Winterschool van de Amsterdamse Academie voor Bouwkunst mondde deze keer uit in één reusachtige maquette van een imaginaire metropool. De maquette, liefst 80 vierkante meter groot, stond afgelopen vrijdagmiddag opgesteld op de binnenplaats aan het Waterlooplein, in de open lucht onder de grote boom. Het idee voor de gezamenlijke maquette was afkomstig van de Russische artist-in-residence Alexander Brodsky (1955). Zijn opdracht aan de 140 internationale studenten was een stad van klei te bouwen door eerst in groepjes losse bouwwerken op schaal te fabriceren, om die op het laatst bij elkaar te voegen tot één grote compositie; het moest gaan om architecturen die elk van de studenten kent en bewondert, steeds uit één soort klei geboetseerd, helemaal vanuit het geheugen, waarbij een stempel van de raamopeningen een min of meer uniforme schaal of beeld garandeerde. De combinatie van klei, stempel en geheugen leidde uiteindelijk tot het Gesamtkunstwerk op de binnenplaats dat iedereen die vrijdagmiddag diep ontroerde. Brodsky had brede rivieren door zijn stad getrokken, met eilanden en brede vaarten, waardoor deze nog het meeste deed denken aan Sint Petersburg, Moskou, Amsterdam of Shanghai. Tegelijk benadrukte de klei de grote kwetsbaarheid. Brodsky: “Together you will build something that occupies a place in the cultural-historical history of Amsterdam and Moscow; a project that has a broad impact, based on memories from the countries of origin of our international student population.”

Wat me die vrijdagmiddag vooral opviel was dat iedereen vertelde dat tijdens deze winterschool concurrentie tussen de studenten had ontbroken en dat dit tòch tot zo’n fraai eindresultaat had geleid. Er was geen jury geweest en er waren geen prijswinnaars. Voor architecten is dit inderdaad uitzonderlijk. Die verzetten doorgaans slavenwerk, in de hoop ergens een prijsje te winnen. In de brochure las ik: “The focus in this Winter School will lie on individual expression, collaborating and how one’s own creative expression converges with that of another.” Elk gebouw werd afzonderlijk gefotografeerd, maar al die afzonderlijke gebouwen verdwenen op het laatst in het grote geheel, zoals een stad zijn gebouwen opeet. Sommige studenten kostte het zelfs moeite om hun eigen bouwwerken terug te vinden. De uiteindelijke compositie was het werk van Brodsky en zijn vrouw, die ‘s avonds na de sneeuwval aan het werk sloegen. De harmonieuze samenwerking mondde uit in een verbroederend groepsportret van alle studenten met hun Russische leermeester rond de voltooide maquette op de donderdagavond. Die werkwijze interesseert me. Misschien is hij het begin van een nieuw, hoopvol curriculum. Door de regen en wind zal de klei worden aangetast; na een maand zal niets meer aan de trotse stad herinneren. Zelfs de mooiste gebouwen zullen in het niets verdwijnen.

Tagged with:
 

Als een detective

On 19 juli 2017, in boeken, filosofie, sociaal, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Together’ (2012) van Richard Sennett:

Afbeeldingsresultaat voor together sennett

Tijd voor de zomervakantie. Even geen nieuwe blogs. Daarom is dit voorlopig mijn laatste. Hij gaat over samenwerken. Mensen zijn zo verschillend, de complexiteit van de samenleving is zo groot, arbeid raakt geflexibiliseerd, organisaties vallen uit elkaar, er zijn steeds minder gezamenlijke rituelen. Daardoor wordt het almaar moeilijker om met elkaar samen te werken. Over het plezier in samenwerken schreef de Amerikaanse socioloog Richard Sennett een boek. In ‘Together’ onderzoekt hij hoe mensen weer contact met elkaar kunnen maken en samen iets ondernemen. Als basis nam hij het idee van de Franse filosoof Montaigne dat wij de ander niet kunnen kennen. Daardoor begrijpen wij elkaar niet. Het enige dat erop zit is elkaar voortdurend te bevragen om zo misverstanden te voorkomen en fout gelopen relaties te repareren. Debat heeft geen zin. Dan neem je vooral stelling en zoek je je eigen gelijk. Dialogische praktijken zijn anders. Die werken het beste als ze empathisch zijn en informeel. Je bent bescheiden, nieuwsgierig naar de ander, staat open voor nieuwe inzichten, beweegt je in een onbekende omgeving. De aanpak is zoekend, je werkt met fragmenten van kennis. Het begint allemaal met goed luisteren. Eigenlijk, aldus Sennett, zouden we allemaal detective moeten zijn.

Sennett moet niets hebben van solidariteit of consensus. Dat leidt maar tot gesloten rijen. We hoeven het ook niet eens met elkaar te zijn om te kunnen samenwerken. Onderling begrip is veel belangrijker. In Norman Thomas (1884-1968), voorman van de Socialistische Partij in de VS, zag hij hoe een leider, net als Montaigne, dialogische praktijken ontwikkelde. Thomas nam niet plaats op een verhoging, maar zocht een plek in de groep, liefst in een cirkel; hij liet mensen nooit stemmen, maar gaf zwijgende mensen het woord; na afloop van bijeenkomsten pakte hij sommige mensen bij de arm; in vergaderingen volgde hij nooit de agenda, maar stond uitvoerig stil bij een of twee agendapunten; gesprekken liet hij zich ontwikkelen en transformeren naar telkens een ander niveau. Al deze procedures, schreef Sennett, waren gericht op informeel problemen oplossen en informeel problemen vinden. Iedereen werd uitgenodigd om te participeren. Thomas’ methode was gericht op ongedwongen plezier. En wat zijn standpunten nu precies waren deed er niet zoveel toe; hem ging het om het horen van zoveel mogelijk verschillende mensen. “For Montaigne, this was the point of dialogics – looking at things in the round to see the many sides of any issue or practice, the shifting focus making people cooler and more objective in their reactions.” Fragmentarisch, zoekend. Net als mijn blog.

Tagged with:
 

City collaboration

On 30 juni 2015, in wetenschap, by Zef Hemel

Read on the blog of Olivier Beauchesne 11 August 2014:

 

Olivier Beauchesne created a world map of scientific collaboration a few years ago. Last year he attempted to make a new one. Because most of the scientific papers are guarded, he worked with Scimago Lab feed, an active feed on social media. Scimago and he decided to collaborate. Great! His map shows the collaboration networks between researchers in different cities. It seems, he writes on his blog, that every researcher in every French city collaborates with at least a researcher in Paris. “Unsurprisingly, the map also shows quite clearly that the location (of) scientific institutions follows the population density.” Furthermore, he discovered close collaboration between cities and their former colonies. Paris is a star indeed. Next is Boston-New York. Tokyo and the Japanese cities show themselves. Seoul, Taipei, also very strong. Amsterdam too! Europe is dense, with Paris in a star-shaped network. The Eastcoast of the US is dense too, but more like a real network, a grid. So is Japan. The map looks like some spiderweb, silkworms that have weaven continents in cocoons.  There must be larvae hidden somewhere. Maybe a queen.

His next step was adopting the Louvain method. By using it, Beauchesne could identify global communities of scientists. Also these follow linguistic or old colonial lines. Fascinating stuff. Olivier presents himself on his website as “the lead data scientist at one of the largest online ad network.” I guess he is from Montreal. So living on the fringe of the networked collaboration of cities. What does it matter? He is able to make great maps! Best map of collaboration on a continental and global scale in the new knowledge based economy. Mind blowing!

Tagged with:
 

Een sociale economie

On 26 maart 2015, in boeken, economie, technologie, by Zef Hemel

Gelezen in The Zero Marginal Cost Society (2014) van Jeremy Rifkin:

Na het lezen van het nieuwste boek van Jeremy Rifkin is me duidelijk geworden dat het kapitalisme zoals wij dat kennen op zijn einde loopt. Karl Marx krijgt alsnog gelijk. Door het samenvloeien van informatietechnologie, logistieke technologie en energietechnologie  tot één ‘Internet of Things’ (IoT) zullen de marginale kosten van arbeid tenderen naar nul. Alles zal binnen hooguit een à twee decennia vrijwel gratis verkrijgbaar zijn. Als een zenuwstelsel zal dit IoT de hele wereld omspannen en alle menselijke activiteit samenbrengen in één verbonden ‘global Commons’. “This is what we mean when we talk about smart cities, smart regions, smart continents, and a smart planet.” Wat gaat dit voor de mensheid betekenen? Grote organisaties, enorme kapitaalinjecties, directieve topdown-sturing, ze zijn dan overbodig geworden. Ze waren tijdens de Tweede Industriële Revolutie voor overheden en bedrijfsleven nog nodig om samen wegen en spoorwegen aan te leggen, auto’s en treinen te maken, zeehavens te graven, steden te bouwen, maar nu is dat voorbij. De afbraak is al begonnen. Ervoor in de plaats treedt de Commons.

Wat gaat dit betekenen? In ieder geval: steeds minder de nadruk op financieel kapitaal, steeds meer op sociaal kapitaal. Anders gezegd, we moeten leren samenwerken. Met velen tegelijk. Een kapitalistische markteconomie maakt plaats voor een open, op samenwerking gerichte, verdelende en genetwerkte structuur. Of beter, naast de overheid en de markt ontstaat een derde partij: het open platform. Het slechte nieuws is dat het IoT veel banen zal vernietigen. Tegelijk echter creëert ze hele nieuwe banen. De meeste in de non-profitsector. Rifkin schat dat dit rond 2050 de meerderheid van de banen zal zijn. De traditionele kapitalistische economie zal nog slechts gerund worden door een kleine klasse van professionele en technologische specialisten. Het onderwijs zal daarom op een geheel andere leest moeten worden geschoeid. Het zal ons gereed moeten maken voor een sociale economie waarin wij op ongekende schaal leren samenwerken, delen, uitwisselen en meebeslissen, ook met dieren, planten, hele ecosystemen. Kijk, dat is nou Volksvlijt. Jonge mensen doen het al. Een ziener, die Rifkin.

Tagged with:
 

Push a Negative Hard

On 12 november 2014, in planningtheorie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Rules for Radicals’ (1972) van Saul Alinsky:

Hoe werken mensen beter samen? Daarover ging mijn lezing in Utrecht, twee weken geleden. Mijn antwoord: werken in kleinere eenheden, meer zelfsturing, minder controle, minder management. Dit kan alleen als de kans op conflicten gereduceerd wordt. Hoe bannen wij conflicten uit ons werk? Een van de voorbeelden die ik noemde was het werk van Saul Alinsky (1909-1972), opbouwwerker uit Chicago en leermeester van Barack Obama. Ogenschijnlijk koos ik daarmee een heel slecht voorbeeld. Hij, Alinsky, zocht conflicten juist op, nee hij maakte ze. Hij bedacht een vijand, creëerde daarmee een gemeenschappelijk doel en bracht zo de mensen samen. Dit noemde hij ‘empowerment’. In 1972 schreef hij er een boek over. In ‘Rules for Radicals’ behandelt hij twaalf regels over symbolische constructies en niet-gewelddadige conflicten die uitmonden in een gestructureerde organisatie van mensen met een duidelijk doel. Werkte het?

Iets van deze bewuste conflicthantering zie je nog steeds in onze samenleving terug. Geen wonder. Veel babyboomers hebben er ooit mee gewerkt en gebruiken het nog steeds, bewust of onbewust. Immers, zij kwamen in opstand tegen hun ouders, het gezag, de autoriteiten. Alinsky gaf hen nuttige tips. Bijvoorbeeld de ander belachelijk maken, waardoor hij geen verweer heeft; de vijand bevechten met zijn eigen regels; de druk erop houden; uitgaan van een dreiging omdat die voor mensen werkelijker is dan de feiten; de vijand bevechten buiten zijn eigen expertise. En wat te denken van deze? "If you push a negative hard enough, it will push through and become a positive." Mensen zullen uiteindelijk kiezen voor de underdog, dus speel de underdog en wees subversief! Misschien, suggereerde ik daar in Utrecht, heeft deze werkwijze, door velen in praktijk gebracht, uiteindelijk wel zoveel sturing en management in onze samenleving noodzakelijk gemaakt. Je moet de mensen niet vertrouwen. Maar als dat zo is, dan kunnen we dit ook weer afbreken. De huidige machthebbers – zelf babyboomers – zullen dit misschien niet snel doen. Dat is dan aan de volgende generatie.

Tagged with: