Hoe kun je nog plannen maken in situaties van grote complexiteit? In zijn nieuwste boek ‘De toekomst van de stad. Een pleidooi voor de metropool’ betoogt Zef Hemel dat de sturing in onze grote steden veel lichter en opener kan dan planologen vaak denken. Met Volksvlijt 2056 deed hij een experiment in open planning. Een impressie.
Foto’s: Lex Banning
Om erachter te komen wat een stad wil en nodig heeft, zou men haar bewoners eigenlijk voortdurend moeten raadplegen. Dat klinkt logisch, maar het gebeurt zelden. Het argument is vaak dat het praktisch lastig zou zijn om zoiets te organiseren. En als het dan eens gebeurt, wordt door autoriteiten vaak een ja- of nee-stem gevraagd, echt geluisterd wordt er niet. Vaker zoekt het bestuur draagvlak voor de eigen plannen, wordt veel energie in voorlichting en overtuigingskracht gestoken; echte betrokkenheid wordt zelden op prijs gesteld. Dit hoort ook bij het proces van professionalisering van de planologie. Door de verwetenschappelijking werden de afgelopen honderd jaar steeds meer statistieken, diagrammen en kaarten leidraad in de stadsontwikkeling. Planologen en stedenbouwkundigen eisten hun rol in de belangenafweging op en richten zich op het bestuur dat hun plannen en ontwerpen moet vaststellen en uitvoeren. Bestuurlijk georiënteerde planologen problematiseren graag de governance, die inderdaad niet werkt en waaraan men eindeloos lang kan sleutelen. Zulk werk is goed voor de broodwinning, maar het raakt de fundamentele problemen niet en lost ze ook niet op. Iedereen lijkt vergeten de dromen en ideeën van gewone mensen op te slaan. Sinds er digitale sociale media bestaan weten we echter dat hele grote groepen mensen bijna permanent met elkaar in gesprek gaan over alles wat hen bezighoudt, dankzij internet kunnen ze zich steeds beter organiseren en steeds meer macht naar zich toetrekken. Door zich aan te sluiten bij zulke platforms, virtueel maar ook fysiek, zouden overheden heel goed kunnen aftappen van deze ‘collectieve intelligentie’. Een dergelijke werkwijze heet open planning.
Om open planning in de praktijk te beproeven organiseerde de Wibautleerstoel aan de UvA afgelopen jaar ‘Volksvlijt 2056’. Volksvlijt was een tentoonstelling in de Openbare Bibliotheek Amsterdam over de economische toekomst van de hoofdstad. Bezoekers konden er hun eigen toekomst dromen. De programmering van Volksvlijt was helemaal open, alles was op zoveel mogelijk interactie gericht, een centrale autoriteit ontbrak, er lagen ook geen plannen of voornemens op tafel. We wilden zoveel mogelijk mensen in de stad activeren, hen bij hun eigen toekomst betrekken, hen een stem geven, en vooral elkaar laten inspireren. Onze referentie was Samuel Sarphati (1813-1866). Diens ‘Vereniging voor Volksvlijt’, opgericht in 1852 en tien jaar later uitmondend in zijn roemruchte Paleis voor Volksvlijt aan het Frederiksplein, beoogde precies dit: tentoonstellingen die inspireren, een vereniging oprichten die als een open platform functioneert, samenwerking beijveren, iedereen in de stad aanzetten tot ondernemen, kapitaal op de nieuwe ondernemingen richten, onderwijs en onderzoek bevorderen en iedereen daarin laten delen, honger en armoede bestrijden door nieuwe nijverheid, voorbeeldige stadsontwikkeling entameren, een betere toekomst dromen. Nog altijd koestert Amsterdam een verrukkelijke herinnering aan Samuel Sarphati. Zijn Vereniging leidde tot de aanleg van het Vondelpark bijvoorbeeld, maar ook van de bouw van het Concertgebouw, de oprichting van het Concertgebouworkest, de instelling van het conservatorium, de stichting van de eerste woningbouwcorporatie en de eerste hypotheekbank, de opening van de eerste openbare bibliotheek, de Amsterdam RAI. Eind negentiende eeuw spoelde een golf van positief, praktisch idealisme over de stad. Op die golf kwam wethouder Floor Wibaut bovendrijven. Berlage werd van dat nieuwe Amsterdam uiteindelijk de grote bouwmeester. Alles dankzij het platform.
Fragment uit ‘De toekomst van de stad. Een pleidooi voor de metropool’ (2016) van Zef Hemel. Amsterdam University Press. ISBN 978 94 6298 246 8.
Gehoord in CREA te Amsterdam op 2 maart 2015:
Dagelijks nemen wij gemiddeld 226 voedselbeslissingen. Negentig procent van die beslissingen nemen we onbewust. Wel of niet eten, wel of niet snoepen, wel of niet koffie drinken. In zijn Amsterdamlezing van afgelopen maandag in CREA op Roeterseiland campus in Amsterdam sprak Jaap Seidell, hoogleraar Voeding en gezondheid aan de VU, indringend over chronische aandoeningen als obesitas, diabetes en overmaat aan cholesterol. Chronische aandoeningen hebben net als infectieziekten epidemische trekken. Maar anders dan infectieziekten gaat zo’n epidemie niet over. Hij groeit alleen maar. Obesitas is een typische welvaartsziekte, maar hangt ook sterk samen met urbanisatie. Grote delen van Azië, waar de verstedelijking in een hoog tempo gaat, kampen nu ook met obesitas en diabetes. Vooral in de sloppenwijken. Waarom? Zit je onderaan de maatschappelijke ladder, dan heb je minder keus, lijdt je vaker aan chronische stress, dan ga je vet, zout en zoet eten. Bij apen zie je dat ook. Seidell noemde het voorbeeld van ‘troosteten’, dat we allemaal wel kennen. Verkeerd eten als verdedigingsmechanisme. Het klonk aannemelijk en huiveringwekkend.
En het begint allemaal op jonge leeftijd. In de eerste twee jaar van ons leven wordt de toon gezet. Pas jaren later openbaren zich de ziekteverschijnselen. 30.000 kinderen in Amsterdam zijn op dit moment te zwaar. Seidell vergeleek de aandoening met cholera in de negentiende eeuw. Ook toen dachten de mensen dat het een gebrek aan wilskracht van arme mensen was, een tekortschieten van verantwoordelijkheidsgevoel in de krottenwijken. ‘Je weet toch dat fastfood niet goed voor je is?’ Seidell maakte afdoende duidelijk dat dat te eenvoudig is. Het probleem is razend ingewikkeld en zit in de omgeving, niet in de mensen. De fysieke omgeving deugt niet, de voedselomgeving van arme mensen schiet tekort. Net als Samuel Sarphati moeten we de stedelijke omgeving veranderen. Het kan. Stadslandbouw helpt. Kinderen moeten weer leren groenten eten. Schoolmaaltijden ook. En water drinken in plaats van frisdrank. Ongezonde etenswaar verbieden. Superfood? Onzin. Veel te duur. De stedelijke overheid moet ingrijpen, zoals wethouder Van der Burg ook doet. De voedingsmiddelenindustrie moet worden aangepakt. De prijzen van groenten en fruit zijn de afgelopen tien jaar veertig procent gestegen, die van zoet en vet voedsel veertig procent gedaald. Seidell was heel duidelijk. De zaal stelde vragen en dacht met hem mee. Indrukwekkend.
Gelezen in ‘Gerard Heineken. De man, de stad en het bier’ (2013) van Annejet van der Zijl:
Las in de trein naar Parijs dan eindelijk de biografie van Gerard Heineken, oprichter van het Amsterdamse bier-imperium, geschreven door Annejet van der Zijl. Het boek is leerzaam. Het schetst een treffend beeld van het begin van de Tweede Gouden Eeuw van Amsterdam. Rond 1851 was Nederland economisch en cultureel hopeloos achterop geraakt; voor technisch vernuft moest je hier niet zijn, dan ging je naar Londen of Parijs. Maar dan, rond 1860, vertonen zich ineens jonge mannen – allemaal twintigers – in de stad die nieuwsgierig zijn naar technische vindingen uit het buitenland, die deze met eigen vermogen importeren en in Amsterdam introduceren. Allemaal startups dus. Zo ook Gerard Heineken, die een oude brouwerij in de binnenstad opkoopt en de lokale markt gaat bedienen met nieuw soort bier dat hij in Duitsland leert kennen. Het is het begin van het Heineken concern.
Waardoor al deze jongemannen, niet behorende tot de plaatselijke elite, ineens opstaan en beginnen te ondernemen, dat is de grote vraag. Volgens Van der Zijl kwam het door Samuel Sarphati. Deze joodse ondernemer bouwde een Paleis voor Volksvlijt aan het einde van de Utrechtse straat naar het voorbeeld van Christal Palace in Londen. Het gebouw was zo groot als de Dam en werd verlicht door meer dan 6000 gaslampen. In 1864 opende het zijn ijzeren poorten. “Aangestoken door het succes van het Paleis voor Volksvlijt broeiden er vervolgens steeds meer initiatieven die Amsterdam eindelijk de eigentijdse allure zouden geven waar het nog zo pijnlijk aan ontbrak.” Ook niet onbelangrijk: Thorbecke financierde de aanleg van het Noordzeekanaal. Opvallend echter is de beweging van jonge ondernemers in de stad: allen deelden een gevoel van verantwoordelijkheid voor de publieke zaak dat verder reikte dan hun privébelang. “En dus gaven ze geld.” Ze geloofden ineens in de toekomst van Amsterdam. Twintig jaar later, in 1884, opent zowaar een Wereldtentoonstelling op het gloednieuwe Museumplein. De stad verkeert dan in een ‘bouwdelirium’. Haar inwonertal verdubbelt. Twintig jaar later dus. Zo stortte Amsterdam zich dus in de Tweede Gouden Eeuw.
Gelezen in ‘Samuel Sarphati’ (2012) van Lydia Hagoort:
In het najaar van 1851 maakte Samuel Sarphati een studiereis naar Brussel, Londen en Parijs. Het was het jaar van de grote Wereldtentoonstelling. Vooral Londen maakte grote indruk op de Joodse geneesheer-ondernemer. De metropool werd door tijdgenoten gezien als de stad van de toekomst. Hier aanschouwde men de ware kracht van de Industriële Revolutie. Lydia Hagoort schrijft: "Londen was de grootste en rijkste metropool ter wereld. De stad telde tweeënhalf miljoen inwoners, tweemaal zoveel als Parijs." Den Haag en Amsterdam vielen in het niet vergeleken bij de Britse hoofdstad. In Hyde Park bezocht Sarphati de wereldtentoonstelling, waar Paxton zijn reusachtige Christal Palace had gebouwd. Het glazen gebouw mat 563 meter in de lengte, 116 meter in de breedte en 33 meter in de hoogte. De Nederlandse inzending die hij er aantrof bleek beschamend, het gebouw zelf vond hij echter meer dan indrukwekkend. Sarphati ging er een aantal keren kijken. Eind oktober was hij weer terug in Amsterdam.
Door toedoen van Sarphati kreeg Amsterdam zijn Paleis voor Volksvlijt – een licht verkleinde kopie van Christal Palace. Het gebouw kwam te staan aan het Frederiksplein. Maar hoe dit gebouw te financieren? Bestaande instituties wilden er, zoals zo vaak, geen cent in steken. In de zomer van 1852 richtte Sarphati daarom een Vereniging voor Volksvlijt op. Iedereen kon er lid van worden, wat een novum was. Eind 1853 telde de vereniging al 700 leden. Uiteindelijk wilden enkele vermogende burgers borg staan voor enkele tonnen, maar daarop reageerde het gemeentebestuur niet. Eind mei 1856 gaf Sarphati aandelen uit. Er waren nu vijfduizend aandelen van tweehonderd gulden te vergeven. Een dag later was een miljoen gulden opgehaald. Twee jaar later koos de vereniging Cornelis Outshoorn als architect. Maar de plek waar het paleis moest komen te staan was gedeeltelijk in handen van het Ministerie van Defensie. Onderhandelingen tussen stad en staat verliepen traag, ook omdat PW tegenwerkte. Op 7 september 1858 kon dan eindelijk de eerste paal worden geslagen. Juni 1864 – bijna zes jaar later en na ontzettend veel gedoe – was het werk eindelijk voltooid. En wat bleek? De bouwinspecteur oordeelde het paleis te hoog.
Gelezen in Geschiedenis van Amsterdam. Hoofdstad in aanbouw 1813-1900:
Dus er bestaat tòch een biografie van Samuel Sarphati. Verschenen in 2001. Auteurs: H. van der Kooij en J. de Leeuwe. Dat staat te lezen in deel III van de recente reeks Geschiedenis van Amsterdam. Niet dat hieruit veel nieuwe gegevens over de persoon naar voren komen. Althans, wat in dit standaardwerk over Sarphati staat te lezen is niet anders dan wat veel uitvoeriger door Michiel Wagenaar of Ida Jager reeds eerder naar voren is gebracht. Steeds is de strekking dat die Sarphati inderdaad een standbeeld heeft verdiend, maar dat hij geen handige zakenman was en ook geen groot stedenbouwer, dat hij soms wat onbesuisd was en dat hij te vroeg is overleden en dat hij, als jood, niet tot de Amsterdamse regentenkliek werd toegelaten, waardoor hij minder medewerking voor zijn plannen kreeg.
Tsja, of een echte stedenbouwer zou hebben ingezien dat daar buiten de Utrechtse Poort, in de polder waar later de Pijp is gebouwd, geen gunstige aanleiding was om een luxe woonkwartier te vestigen, weet ik niet. Hij leek me vooral een visionair. Als hij het einde van de windmolens voorspelde omdat stoomkracht de toekomst had, dan sprak hier eerder de veelbereisde ondernemer die wist hoe mettertijd de wereld, en ook Amsterdam, radicaal zou veranderen. Dat past ook geheel bij zijn persoonlijke initiatief om een waanzinnig soort van Crystal Palace in Amsterdam te bouwen. Dit Paleis voor Volksvlijt, gebouwd in 1864, was een naar Amsterdamse maatstaven gemeten reusachtig gebouw, dat met zijn 62 meter hoge koepel ver uitsteeg boven de Utrechtse straat. Met zijn tentoonstellingen bracht het de wereld naar Amsterdam. Ook dat gebouw realiseren was geen sinecure geweest. En het plan van Sarphati voor de omgeving van dit geweldige gebouw was niets minder dan het eerste stedenbouwkundige plan voor de hoofdstad dat twee eeuwen was gemaakt. Zeker, het was ingewikkeld wat hij op die plek wilde en het was groot; zijn uitbreidingsplan betrof een stadsdeel ter grootte van het toenmalige Alkmaar. En hij werd tegengewerkt door de gemeente èn hij verloor het van het Vondelpark-comité. Als de stad een fatsoenlijk uitbreidingsplan had gehad, zoals Van Niftrik op dat moment tevergeefs bij de gemeenteraad had ingediend, dan was het hem zeker gelukt, had hij nog tijd van leven gehad. Maar Sarphati stierf.
Sarphati verdient méér dan een standbeeld. Waarom herbouwen we zijn Paleis voor Volksvlijt, dat in 1929 afbrandde en later met de grond gelijk werd gemaakt, niet aan de Zuidas?
Gelezen in Hoofdstad in gebreke 1851-1901 (2002) van Ida Jager:
Het viel niet mee om na bijna tweehonderd jaar stilstand de stad ordentelijk over de Singelgracht uit te breiden. Rond 1850 speelde een hevige dicussie rond ‘de nieuwe stad’ en Samuel Sarphati was een van de spelers. Zijn tweede concessie-aanvraag had betrekking op het gebied achter zijn eigen schepping, het Paleis voor Volksvlijt, maar dan buiten de wallen, ter weerszijden van de huidige Van Woustraat. Zijn grote concurrent waren degenen die het Vondelpark wilden aanleggen en de aanpalende gebieden wilden bebouwen. In beide gevallen betrof het profijtelijke woningbouw voor de gegoede burgerij.
Ook Sarphati speelde met de gedachte van parkaanleg om de rijke inwoners aan zich te binden, maar zijn grote troef was toch de Amstel. Die lag er al en zou voldoende aanlokkelijk moeten zijn voor eenieder die in de nieuwbouw buiten de wallen op stand wilde wonen. Op beide oevers tekende hij zijn parken. Echter, zijn concurrenten hadden naast een te scheppen Vondelpark, ook een Rijksmuseum in petto, het toenmalige Museum Willem I. Zo ontstond de strijd tussen het Museum Willem I en het prozaïscher Paleis voor Volksvlijt, tussen Cuypers en Outshoorn, tussen het Vondelpark en de Amstel. We weten wie uiteindelijk zou winnen: de Vondelparkcombinatie. Dat had vooral te maken met een praktisch probleem voor Sarphati, te weten het opruimen dan wel verplaatsen van de vele houtzaagmolens langs het Zaagmolenpad (de huidige Albert Cuypstraat). Dat lukte niet een-twee-drie. En dan was er ook nog een te saneren vuilnisbelt. Ondertussen bouwde men lustig voort aan de nieuwbouw buiten de Leidsepoort. Zo kwam het eerste deel van het Vondelpark al gereed in 1865, een jaar na de oprichting van het park-comité, en in 1877 was het park voltooid. Heel anders verging het Sarphati. Later kwam er ook nog brand in het Paleis voor Volksvlijt. Maar toen was hij al lang dood. Hij, Samuel Sarphati werd slechts 53 jaar. En tsja, die Amstel, die trok toch niet echt. Dat zou later ook Berlage bemerken, toen hij een eind verderop de monumentale Vrijheidslaan op de Amstel richtte. De door hem gedachte terassen en uitspanning aldaar kwamen er uiteindelijk niet. En de echte dure nieuwbouw vond in zijn plannen toch westelijker plaats, ten zuiden van diezelfde Vondelparkbuurt, nu ter weerszijden van de Apollolaan.
Nog steeds is het tobben aan de oevers van de Amstel, waar Waternet en Nuon hun posities verstevigd hebben. Kennelijk is de stad minder maakbaar dan je wel eens zou denken. Kortom, stedenbouwers, ken uw geschiedenis. En ook jammer voor Sarphati. Hij had nog wel een speciaal industrieterrein voor de uit te plaatsen windmolens in gedachten. Dat was een novum, maar het was niet genoeg.
Gelezen in Hoofdstad in gebreke. Manoeuvreren met publieke werken in Amsterdam 1851-1901 (2002) van Ida Jager:
Er zou een fraaie biografie geschreven moeten worden van dr. Samuel Sarphati. Elke keer als ik door het naar hem vernoemde park loop en langs het naar hem vernoemde gedenkteken, denk ik weer hetzelfde: er zou een biografie aan deze Joodse medicus, tevens stadsontwikkelaar en ondernemer, moeten worden gewijd. Wie was hij? Wat wilde hij met Amsterdam? Waardoor lukte het hem om, zoals Ida Jager schrijft, "zowel het lokale bestuur als de rijksoverheid (Ministerie van Oorlog) mee (te slepen) in een eerste stukje negentiende eeuwse urbanisatie"? Waarom staat er op het monument dat hij ‘de Stichter’ is ‘van het Nieuw Amsterdam’?
Volgens Jager was hij niet minder dan briljant. "Zijn tactiek berustte op een synthese van genialiteit en overredingskracht." Hoe dan? "Met veel inlevingsvermogen maakte hij het stadsbestuur attent op een aantal fraaie stedelijke ruimten. Stuk voor stuk werden ze op de buurtkaarten aangewezen: het Damplein, de Botermarkt, de Nieuwe Markt, het Leidseplein en het niet te versmaden Amstelveld, dat toentertijd als een van de intiemste stadspleinen te boek stond." Wat dreef hem? En waarom wilde hij niet minder dan een ‘Paleis voor Volksvlijt’ vestigen op het stukje grond wat later bekend zou komen te staan als het Frederiksplein? En dan ter weerzijden ervan, op het oude bolwerk, het Oost- en het Westeinde met zijn ""twee rijen groote sierlijke huizen", kort na realisatie door veel Amsterdammers op één lijn gesteld met niet minder dan de Rue de Rivoli. De kazerne werd gesloopt, het drilveld verdween, de beestenmarkt geëgaliseerd. Het gesoigneerde deel der Amsterdamse bevolking verdrong hier weldra de militairen en de veehandelaren. "Zij drong hier in het vervolg door tot een nieuw stadsbeeld, waar ruimtelijkheid en allure de toon aangaven."
Gelezen in Amsterdam in aanleg. Planvorming en dagelijks handelen 1850-1900 (1989) van Arnold van der Valk:
Het staat in een voetnoot in Van der Valks proefschrift. Tot op heden is er nog geen biografie over Samuel Sarphati verschenen. Dat was in 1989. Ik geloof niet dat er sindsdien een biografie over deze Amsterdamse arts-stedenbouwer naar buiten is gebracht. Dat is toch vreemd. Daarom nogmaals de vraag: waar is er geen biografie over Samuel Sarphati?
Neem nu de Eerste Adres betreffende de verfraaiing, geschreven door Sarphati en door hem ingediend bij de Gemeenteraad op 14 november 1860. Het betrof een plan voor de bebouwing van de omgeving van het Paleis voor Volksvlijt (zíjn Paleis) en de oevers van de Amstel, inclusief het Amstelhotel. Daarin meet hij de economische voordelen breed uit voor de stad. "Geen stand of bedrijf die niet daarbij zou worden gebaat." Maar, voegt hij daaraan toe, het bouwen van een stuk stad dient nog een veel groter belang, een algemeen belang. "Bij het bouwen en inrichten van nieuwe woningen moet bijna alles stuk voor stuk met de handen worden uitgegraven, bewerkt, aangevoerd en geplaatst; zijn kunstenaars en arbeiders even onmisbaar. En eenmaal gereed, dan schenkt elke woning een nieuw genot, dan bevordert elke wijk het genoegen en de gezondheid van honderden gezinnen, terwijl daaraan telkens edeler behoeften, nieuwe schatten en rijke bronnen van voorspoed en geluk zullen te danken zijn."
Wat een inzicht, wat een visie. Een goed ingericht stuk stad is gedurende eeuwen, telkens opnieuw, een bron van welvaart. Zoals later ook zal blijken wanneer zijn Sarphatistraat en omgeving eenmaal zijn aangelegd. Het rendeert tot op de dag van vandaag, met het Amstelhotel als een van de beste hotels van Nederland en op de plek van het Paleis voor Volksvlijt: De Nederlandsche Bank! Goede stedenbouw kan nauwelijks hoger worden geschat. Gek dat hij dan toch zo werd tegengewerkt door Burgemeester en Wethouders van Amsterdam. Tegengewerkt? Jazeker. Volgens de Y en Amstelbode moest de man opboksen tegen "(…) op zijn zachtst genomen, onbegrijpelijke, schroomvallige houding van Burgemeester en Wethouders (…) De heer S. ondervond van dien kant niet slechts geene medewerking, maar …. het klinkt ongelooflijk, zelfs tegenwerking!" Je zou veel meer over de man te weten willen komen. En over de psyche van Amsterdam.
reacties