Catastrofe in vier scenario’s

On 9 januari 2020, in duurzaamheid, economie, energie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘What is the Future?’ (2015) van John Urry:

Afbeeldingsresultaat voor johan rockstrom uva

Bron: UvA

Tijdens de 388ste Dies Natalis van de Universiteit van Amsterdam ontving de Zweedse aardwetenschapper Johan Rockström een eredoctoraat. Zijn dankwoord  was alarmerend. De mensheid dreigt de grenzen te overschrijden waarbinnen het planetaire systeem aarde min of meer stabiel blijft. Eenmaal over de grens wacht onheil. Opnieuw was daar een catastrofale toekomstvisie. Klimaatverandering, aldus John Urry, heeft gemaakt dat de toekomst centraal is komen te staan in ons denken. In ‘What is the Future?’ schetst de Britse socioloog vier scenario’s voor de toekomst waarbij klimaatverandering een hoofdrol speelt. Het eerste heet ‘business as usual’. In dit scenario doen regeringen alsof groei noodzakelijk is. De stroom van producten en diensten blijft groeien, of deze nou nuttig is of niet. Mensen veranderen hun gedrag ook niet. In dit scenario is sprake van een Cassandra syndroom: klimaatwetenschappers waarschuwen tevergeefs, waarna de ramp zich voltrekt. Het tweede scenario heet ‘de-growth’: samenlevingen organiseren zich van onderop – een ‘civil society’ ontwikkelt nieuwe leefwijzen die de uitstoot van CO2 en stikstof reduceren. Urry wijst erop dat zulke aanpassingen alleen kunnen plaatsvinden onder invloed van catastrofes. Het derde scenario heet ‘ecologische modernisering’. Op een crisis volgt een nieuwe fase van baanbrekende technologische innovaties. Deze zullen in een cyclus van zestig jaar een hele nieuwe toekomst voor de mensheid creëren, net zoals de industriële revolutie zich in cycli van zestig jaar voltrok en hele nieuwe werelden schiep. Urry ziet hiervoor weinig tekens.

Het vierde scenario heet ‘geo-engineering’. Het is een toekomst van grootschalige catastrofes, die door regeringen en bedrijfsleven tegemoet wordt getreden met zware vormen van geo-technologie. Ingrepen in de aardkorst en in de atmosfeer zullen worden voorgesteld als enige manier om fossiele brandstoffen te kunnen blijven gebruiken. Zulke omvattende programma’s, aldus Urry, vereisen samenwerking op continentale en deels mondiale schaal. “As a Plan B, such geo-engineering is a Faustian bargain trumping democratic politics and dependent upon a globalist imaginary bypassing national processes.” Urry waarschuwt voor een hele nieuwe reeks maatschappelijke conflicten die hiervan het gevolg zullen zijn, hij noemt het een keuze tussen barbarisme en barbarisme, daarmee I. Stengers citerend (‘Catastrophic Times: Resisting the Coming Barbarism’, 2015). De komende decennia zullen we laveren tussen deze vier scenario’s. Urry maakt het niet meer mee. Nog voordat hij zijn boek voltooide, stierf hij. Zijn laatste boodschap: hoe meer wij het toekomstdenken democratiseren, hoe beter wij ons voorbereiden. Op de catastrofe die onvermijdelijk komen gaat.

Tagged with:
 

Fortress City

On 10 juli 2017, in politiek, technologie, theorie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘What is the Future?’ (2016) van John Urry:

 

De vier toekomstscenario’s die de Britse socioloog John Urry voor steden ontwikkelde, liegen er niet om. Eerder al blogde ik over zijn vier klimaatscenario’s. Daar werd ik, schreef ik toen, niet vrolijk van. Ten aanzien van de toekomst van de stad is hij in ‘What is the Future?’ (2016) zo mogelijk nog somberder. Bij steden nam hij de auto als uitgangspunt. Volgens Urry hebben auto’s de huidige stedelijke ontwikkeling in hoge mate bepaald. Ze hebben vrijwel alle andere vormen van transport verdrongen. Neem de suburbanisatie, het parkeren op straat en het eindeloze woon-werkverkeer. Bedenk ook hoe voetgangers in onze steden worden behandeld: ze moeten eindeloos wachten voor verkeerslichten bij het oversteken. Onze steden bestaan uit olie, niet uit beton en stenen, is de stelling van Urry. Als het om de toekomst gaat vraagt hij zich dan ook af of er een nieuw mobiliteitssysteem denkbaar is dat de auto zoals we die nu kennen zal vervangen. Dat er scheurtjes  in het bestaande systeem zitten maakt hij aannemelijk. Zo komt hij tot zijn vier scenario’s: Fast-mobility city, Digital city, Liveable city en Fortress city.

Bij Fast-mobility city worden oplossingen gevonden voor het energievraagstuk van auto’s waardoor mensen grotere afstanden zullen kunnen afleggen tegen lagere kosten en met minder milieuschade. Zelfsturende auto’s op waterstof zullen mensen in staat stellen ‘mobiliteit’ te zien als kernkwaliteit van hun leven. Bestaande steden worden hierdoor verticaal, gericht op ontmoeting; de meeste mensen echter zijn voortdurend onderweg. Bij Digital city wordt fysieke mobiliteit zoveel mogelijk vervangen door digitale contacten en ervaringen. Fysieke ontmoetingen worden duur, waardoor steden minder belangrijk gevonden zullen worden. Urry verwacht in dit scenario een vorm van ‘counter-urbanisation’: mensen zullen wegtrekken uit de stad. Dan is er de Liveable city, waarbij NGO’s en activisten de stad klimaatneutraal weten te maken door deelsystemen te introduceren, voor fietsers en voetgangers ruimte te maken, de dichtheid te verhogen  en buurten zelfvoorzienend te maken. Dit is het scenario van de grote, dichte en compacte steden, maar Urry verwacht niet dat dit scenario zich zal voltrekken. Het veronderstelt een omkering in alle bestaande systemen. Het laatste scenario – Fortress city – gaat uit van de vorming van enclaves waarbinnen de rijken zich zullen verschansen; daarbuiten ontstaan onveilige ‘wilde zones’ die te kampen zullen krijgen met slechte infrastructuur, energieschaarste en met water- en voedseltekorten. Dit laatste scenario acht Urry het meest plausibel.

Tagged with:
 

Bad news

On 9 december 2015, in demografie, economie, ruimtelijke ordening, by Zef Hemel

Read in NRC Handelsblad of 1 December 2015:

There was some news on the future last week. Bad news. Hope you didn’t read it. In ‘The Netherlands will look like this in the future’, NRC Handelsblad reported on a scenario study of the Netherlands in the year 2050. The two long term scenario’s were made by the Central (economic) Planning Bureau (CPB) and the Dutch National Planning Office for the Environment (PBL). In ‘Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving’ both Planning Bureaus are forecasting a slowing down of economic growth in the future in each scenario. It’s all because of demography: the Dutch population will shrink.  Whether there will be any economic growth, will depend on technology, the planners in The Hague think. Some of them have high expectations of smart machines and robotization, others are more sceptical. In most parts of the country there will be no growth at all. Some regions will shrink even by 10 or 25 percent. “This can change the streetscape completely.” In the scenario ‘High growth’ the Amsterdam region will show the best results, in the scenario ‘Low growth’ all of the country will cope with high unemployment, vacant buildings, administrative crises, budget cuts. So in the low growth scenario even in Amsterdam the streetscape will change completely. For worse.

The surprising fact is that the experts think the Randstad will lose power in each scenario compared to Overijssel, Gelderland and Noord Brabant. Why?  Because the big cities in the West, they write, have already too many one-person households. It’s a typical demographers view. They even advise to build new dwellings all over the country, especially in the East and the South, where they think these houses will be needed. There is no lack of space over there! And Amsterdam, one of them adds, “will certainly not explode,” referring to the heated discussion on recent extreme fast growth in Amsterdam. No discussion on the poor outcome of the scenario’s, on the lack of agglomeration economies in the Netherlands, on strange local effects of globalization. No thinking even on why all this slow or no growth in the future is expected and how we could boost our national economy instead, other than blaming demography and our open economy. Just a lousy, old fashioned report of some experts in a The Hague bureaucracy again. Don’t read it. Just forget it.

Tagged with:
 

Metropolitan Markets

On 25 juni 2010, in economie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘’The Netherlands of 2040’’ (2010) van het Centraal Planbureau:

Opmerkelijke langetermijnstudie van het Centraal Planbureau: ‘’The Netherlands in 2040’’. De studie verschijnt juist tijdens de kabinetsinformatie. Zou daar een opzet achter zitten? De boodschap is in ieder geval on-Nederlands: in de toekomst draait alles om kennis, dus de steden hebben de toekomst. Ik citeer: “Cities flourish. Cities are the local networks for face-to-face connections in the development of knowlegde and in matching firms and workers. They are also nodes in the global network of cities, and determine the division of production across space.” De regering, aldus het CPB, moet steden ontwikkelen, omgaan met congestie en zorgdragen voor gezonde steden en goede verbindingen. Vervolgens wordt in het midden gelaten wat voor soort stedenpatroon dan wenselijk zou zijn. “Should we prepare for a world with large-sized cities or would we benefit from scattered cities in a world where location hardly matters?” Op die vraag is slechts één antwoord mogelijk, maar toch worden door de makers van de studie een viertal scenario’s gebouwd: Talent Towns, Cosmopolitan Centres, Egalitarian Ecologies en Metropolitan Markets. Hun stelling is dat de ontwikkeling van de technologie uiteindelijk bepalend zal zijn. Ik zou zeggen: alles wijst erop dat naarmate die technologie zich verder ontwikkelt, het menselijke contact alleen maar belangrijker zal worden. Metropolitan Markets dus. Hoe dan ook, de conclusie van het CPB luidt: “"In all scenario’s, cities become increasingly important, so regulation should be reoriented towards the city level.”

Stel je voor dat het nieuwe kabinet acht zou slaan op deze conclusie en de grote steden werkelijk ruimte zou geven om de komende jaren te beslissen over hun eigen lot. In plaats van verdere centralisatie en verdeel-en-heersstrategieën, zou door verregaande decentralisatie een nieuw stedenlandschap kunnen ontstaan, met sterke steden en, wellicht, ook zwakke steden. De economie van dit vlakke land zou er een enorme impuls door krijgen. Eindelijk niet meer het accent op mainports, greenports en achterlandverbindingen, maar op echte steden. Niet de toch al kleine steden klein houden, maar ze juist in staat stellen fors te groeien door de ruimte te geven om hun eigen geld te verdienen en te investeren in kwaliteit. Net zoals vóór 1929, toen er nog geen Gemeentefonds bestond. Spiky steden dus! Dat zou wat zijn.