Gelezen in ‘50 Years of Urban Planning in Singapore’ (2015) van Heng Chye Kiang:
Bron: Archinect
Er is een onderzoek gaande naar de bevolkingsgroei in Nederland. Het initiatief werd aangezwengeld door de 67-jarige demograaf Latten en de 65-jarige politicoloog Scheffer. Zij maken zich zorgen over de snelle bevolkingsgroei van Nederland. Elk jaar komen er 100.000 mensen bij. Die groei komt geheel voor rekening van immigratie. Latten en Scheffer willen het liefst een nationale bevolkingspolitiek. De regering Rutte had er geen zin in, maar zwichtte vorig jaar en gaf schoorvoetend toestemming voor het onderzoek, maar dan uit te voeren door de planbureaus. Opvallend in deze vooral door zorg ingegeven discussie is het nationale karakter ervan, alsof we met z’n allen nog leven in 1966 of daaromtrent. Latten mag ook graag aan die tijd refereren, toen er door de regering een gewichtige staatscommissie werd ingesteld om het nationale bevolkingsvraagstuk te bestuderen. Maar inmiddels leven we in een andere tijd en een heel andere wereld. Nationale grenzen zijn gevaarlijk poreus geworden. Veel belangrijker is nu de vraag: wat gaat er in Europa en in de wijde wereld gebeuren en hoe gaat Nederland zich op die onzekere toekomst voorbereiden? Singapore – die andere stadstaat – bereidt zich veel realistischer op de toekomst voor dan het conservatieve Nederland, dat meer en meer in de greep lijkt van bezorgde oude mannen.
Bij het vijftigjarig bestaan van de stadstaat Singapore verscheen een jubileumboek over de ruimtelijk-economische planning met aandacht voor zowel geschiedenis als verre toekomst. In vrijwel alle bijdragen wordt het vizier gericht op de wereld en op Azië in het bijzonder. Singapore wordt neergezet als een klein verstedelijkt land waarvan de bevolking snel groeit. Die groei komt daar, net als bij ons, voor rekening van immigratie. Immigratie is onvermijdelijk omdat de bevolking zelf vergrijst en krimpt. Een nationale commissie noemde het getal van 6,9 miljoen inwoners als vooruitzicht. Daarop ontstond ook in Singapore commotie. Tegenover de politieke reflex van ‘Singaporeans First’ stellen de auteurs de noodzaak van een echte lange-termijnvisie: als wij een goed geordend land willen blijven, dan zullen we honderd jaar vooruit moeten durven kijken en uitgaan van een bevolkingsgroei richting 10 miljoen. De 81-jarige Liu Thai-Ker, geestelijke vader van het Singaporese nationale plan, pleit voor boldness: inzien dat je je aan nieuwe, onverwachte omstandigheden dient aan te passen en dat je ook moeilijk anders kan wanneer je een stadstaat bent van slechts 5,6 miljoen inwoners terwijl China en Indonesië jouw machtige buren zijn. Vijftig jaar planning vat Lui kernachtig samen: ‘CLARITY = COURAGE’. Kijk, aan zulke oude wijze mannen hebben ook wij behoefte.
Gelezen op CNN Travel op 29 augustus 2019:
Bron: Statista
U wilt gaan reizen? Naast uw favoriete top-drie van topattracties die u altijd al wilde bezoeken en de kwaliteit van de lokale keuken, speelt voor u vooral één ding: is het er wel veilig? Zo begon CNN Travel onlangs haar introductie van de nieuwste benchmark van wereldsteden, gerangschikt op mate van veiligheid. Sinds drie jaar wordt deze specifieke benchmark opgemaakt door The Economist Intelligence Unit te Londen. Zestig steden wordt doorgelicht op digitale veiligheid, gezondheidszorg en hygiëne, veiligheid van transport en persoonlijke veiligheid. Ook de veerkracht van steden wordt gemeten, dat wil zeggen hoe een stad weer opveert na een aanslag of ernstige tegenslag. In totaal worden 57 indicatoren betrokken. Veel vormen van veiligheid, schrijven de samenstellers, hangen sterk met elkaar samen. Eigenlijk gaat de index over hoe goed een stad wordt bestuurd. Al drie jaar staat megastad Tokio solide op plaats een. Japan in het algemeen doet het steevast goed. Dat verbaast niemand. De Japanse samenleving is in hoge mate geordend. Ze wordt op de voet gevolgd door Singapore. Ook dat is alleszins begrijpelijk, want iedereen weet hoe goed deze stad ruimtelijk wordt gepland. (En ja, zelfs op het weggooien van kauwgom staat daar een flinke boete). Nummer drie is Osaka, opnieuw Japan. Tot dusver is de lijst niet verbazingwekkend. Nee, de grote verrassing deze zomer betrof, naast de val van Hongkong, de nieuwkomer op plaats vier: Amsterdam. Niemand had dit ooit verwacht. Amsterdam?? Het grote nieuws ging afgelopen week als een lopend vuurtje de hele wereld over.
Amsterdam scoort beter dan Parijs of Londen, het keurige Wenen of het aangeharkte Kopenhagen. Hoe kan dat nou? Ik spitte het rapport er eens op na. Volgens de onderzoekers wordt Amsterdam inderdaad uitstekend gerund, alle instanties werken er goed samen, het gemeentebestuur doet het voortreffelijk, iedereen is alert en sterk toekomstgericht. Opmerkelijk is steeds de nadruk die in het rapport wordt gelegd op onderlinge samenwerking. Want veiligheid en veerkracht hangen sterk af van de wijze waarop instanties en bevolking met elkaar communiceren, elkaar willen begrijpen. Veiligheid organiseren noemt men een sociale activiteit, gevoed door een geëngageerde bevolking en een transparant bestuur, uitmondend in geïntegreerde gezamenlijke planning (integrated joint planning). Juist in planning munt Amsterdam uit. Amsterdam als het Europese Singapore. Een mooier compliment kan een wereldstad zich nauwelijks wensen. Is het Amsterdamse gemeentebestuur nu niet ongelooflijk trots en blij? Niets van gemerkt. Ergens las ik een reactie van een Amsterdamse burger: zo’n hoge score zal wel weer leiden tot een sterke toename van expats, migranten en, o jee, toeristen.
Gelezen in ‘Island. A Novel’ (1962) van Aldous Huxley:
Op het eind van zijn leven schreef hij zijn beste boek. Althans, dat vond de Britse schrijver Aldous Huxley zelf, die in 1963 stierf. Ik las zijn favoriete boek deze zomer. ‘Island’ vertelt het verhaal van de Britse journalist Will Faranby die op het eiland Pala in Zuid00st-Azië aanspoelt. Al snel ontdekt hij dat hij in een utopie is beland. Pala wordt bevolkt door een Boeddhistische samenleving die het Westerse kapitalistische en christelijke gedachtengoed op goede gronden afwijst. Twee mensen hebben haar in de negentiende eeuw gevormd: een Schotse arts Andrew MacPhail en de grootvader van de huidige Raja. Zij hadden Malthus gelezen en begrepen dat Pala zelfvoorzienend moest worden, begonnen daarom een plantenveredelingsbedrijf – the Experimental Station –, wezen groei af, voerden geboortebeperking in, vervingen het gezinsleven door het samenleven in Mutual Adoption Clubs, ontwikkelden een onderwijssysteem dat kinderen leert om open te staan voor nieuwe ervaringen en mogelijkheden, begonnen met preventieve gezondheidszorg, stichtten banken als coöperatieven, organiseerden zich in een federatie van zelfbesturende eenheden, gebruikten het moksha-medicijn om een hogere staat van zijn te bereiken, alles volgens het principe: ‘Holy, healthy, whole’. De Raja van Pala houdt sindsdien oliebedrijven buiten de deur, bouwt geen zeehaven, wijst een leger van de hand, beschouwt dieren en planten als gelijkwaardig, laat buitenlanders niet toe. Op het eiland roepen vogels voortdurend ‘attention, attention!’ om mensen te prikkelen om bewust te leven. In volle aanwezigheid schuilt immers het geluk.
Faranby raakt overtuigd van de waarde en betekenis van deze vredige samenleving in de tropen. Maar bovenal realiseert hij zich hoe deze in zijn voortbestaan wordt bedreigd door het Westen, dat deze zelfvoorzienende, vredelievende, duurzame samenleving niet accepteert en wil openbreken, op jacht naar grondstoffen en nieuwe afzetmarkten. De agressie van het kapitalisme contrasteert inderdaad hevig met de Palinese samenleving die leeft volgens het principe van ‘electricity minus heavy industry plus birth control equals democracy and plenty’. Toen ik boek uit had, dacht ik: wat ongelooflijk actueel! Iedereen zou dit moeten lezen. Maar direct aarzelde ik. Ik las het grotendeels in Singapore, de eilandstaat die door Lee Kwan Yew ooit is bedacht en bewust vormgegeven en dus kon ik niet nalaten om Singapore aan Pala te spiegelen. En even later, in Cambodja, werd ik met de neus gedrukt op de utopische nachtmerrie van Pol Pot en zijn Rode Khmer: over Kampuchea las ik als over een inktzwart Pala. En weer later ervoer ik hoe in China onder leiding van Xi Jinping een samenleving wordt ontwikkeld die via high-tech controle en ‘smart cities’ bewust haar krachten meet met het Westen. Het utopische denken met zijn ‘social engineering’ is in Azië opvallend aanwezig. Eigenlijk alleen in Hongkong voelde ik mij op mijn gemak. Daar was van utopie geen sprake. Daar werd door de bevolking massaal op straat geprotesteerd.
Gelezen in ’50 Years of Urban Planning in Singapore’ (2017) van Heng Chye Kiang:
Singapore was nooit een opwindende toeristische bestemming. Dat is tegenwoordig heel anders. Het afgelopen jaar bezochten meer dan 18 miljoen internationale toeristen de kleine stadstaat in Zuidoost-Azië – evenveel als Amsterdam. Deze metamorfose is het gevolg van bewust beleid. Midden jaren ’80 constateerde de stad dat de bouw van attracties ver achterbleef bij de bouw van nieuwe hotels. Toeristen verdrongen het centrum, hotelkamers kwamen leeg te staan, de citymarketing was sterk op promotie in het buitenland gericht. Eind jaren ’90 besloot het bestuur tot een ommekeer: voor het eerst werd naar Singapore zèlf gekeken. Stedenbouwkundigen raakten in gesprek met de toeristische sector, analyses werden gemaakt, een pijnlijk zelfonderzoek volgde. De planners constateerden dat er nogal wat schortte aan Singapore als toeristische bestemming. Er werd roofbouw gepleegd op het centrum. De samenwerking mondde uit in een partnerschap dat zich na vijftien jaar uitbetaalt. U kunt erover lezen in ’50 Years of Urban Planning in Singapore’ (2017), hoofdstuk 11, Pamelia Lee, ‘50 Years of Urban Planning & Tourism’.
Wat de partijen met elkaar verbond was de vaststelling dat toeristen eigenlijk hetzelfde waarderen als bewoners: erfgoed, ruimte, veel groen, schone lucht, een menselijke schaal. Maar bij toeristen luistert alles veel nauwer. Als de kwaliteit tegenvalt, dan blijven ze weg. Bewoners niet. Die gaan klagen. Daarom werden belangrijke nieuwe attracties toegevoegd. Zo is er de Singapore Zoo, in drievoud, werkelijk majestueus. En voorts de Botanical Gardens met zijn bijzondere orchideeëntuin. De voornaamste echter bevinden zich even buiten het zakencentrum, op opgespoten land: Marina Bay Sands en Gardens by the Bay met de Flower Dome en de Cloud Forest. Alle attracties zijn iconisch vormgegeven. Elke avond is er een lichtshow in de Gardens by the Bay die toeristen wegtrekt uit het centrum. Naburig casino en shopping mall zijn de hele avond open. Een soortgelijke attractie heeft men gebouwd op de luchthaven. Met ‘The Jewel’ bezit Singapore een absolute topattractie die toeristen vasthoudt op het vliegveld, met shows tot diep in de nacht. En tussen de luchthaven en Marina Bay ligt een fraai vormgegeven snelweg zonder afslagen. Waarom zou een toerist nog de oude binnenstad bezoeken?
Gelezen in ‘Immigration in Singapore’ (2014) van Norman Vasu e.a.:
Op bezoek bij mijn jongste broer in Singapore. ‘Reconstructing Singapore as a cosmopolitan landscape’ betreft een bijdrage aan de bundel papers over ‘Immigration in Singapore’ (2014). Ik kreeg de bundel van mijn uitgever, Amsterdam University Press. Nu ik er ben, lees ik hem eindelijk. Elaine Lynn-EE-Ho schrijft over het dominante discours in de ontwikkeling van de Aziatische stadstaat als het gaat om immigratie en een rem daarop. Vanouds gaat het discours in Singapore over kosmopolitische planning die internationale elites voor korte of lange tijd aan de stad wil binden. Verschillen moeten worden overbrugd, multiculturaliteit begrepen, diversiteit gevierd, de landsgrenzen selectief geopend, alles voor het aantrekken van internationaal talent. Toch wordt dit uitgangspunt van het toelaten van vermogende ‘foreign workers’ door de bevolking steeds vaker ter discussie gesteld. Veel inwoners van Singapore keren zich tegen verdere groei, hebben moeite met verschillen in rijkdom, accepteren niet langer privileges van bepaalde groepen, willen immigratie liefst een halt toeroepen. Daarover gaan eigenlijk alle bijdragen aan ‘Immigration in Singapore’. Lynn-EE-Ho kiest daarbij voor de invalshoek van het kosmopolitische landschap dat hierdoor gevaar loopt. Vooral de recente ‘integrated resorts’ moeten het in de ogen van de bevolking ontgelden, zoals Esplanade, Gardens By The Bay, the Marina Barrage, en het nieuwe Marina Bay financial centre.
Uitgerekend deze ‘integrated resorts’ waren door de regering bedoeld om met name rijke chinezen aan te trekken, hun ‘esthetische macht’ bewust ingezet om als stadstaat aantrekkelijk te blijven in een snel expanderend internationaal speelveld waar Chinese, Indonesische, Australische, Indiase, Koreaanse en Japanse steden zich beijveren om een vooruitgeschoven regionale positie te bemachtigen of te bestendigen. Vooral Chinese steden zijn in opmars. Singapore dreigt daardoor zijn vooraanstaande positie kwijt te raken. Welke stad is in de ogen van investeerders het aantrekkelijkst? De aanwezigheid van economische en cultureel kapitaal weegt daarin zwaar. De woede van de Singaporese bevolking richt zich vooral op de middengroepen, niet op de rijke expats. Die middengroepen binden zich voor een aantal jaren aan de stad zonder al teveel plichten te accepteren. In de ogen van de inwoners bezetten ze arbeidsplaatsen die ook door de eigen bevolking vervuld kunnen worden. Het vooruitzicht van een groei van de huidige 5,6 miljoen inwoners naar 6,9 miljoen inwoners, zoals in de Population White Paper van 2013 in het vooruitzicht werd gesteld, stuitte bij verschijnen op stevig politiek verzet. Onder druk van de bevolking is daarna het aantal permits teruggeschroefd. Deze ‘Singaporeans first’ strategie doet de groei afzwakken. Ondertussen vergrijst de bevolking. Zal een verouderend Singapore de internationale concurrentie het hoofd kunnen bieden? Aartsvader Lee Kwan Yew volhardde kort voor zijn overlijden in 2015 in zijn pleidooi voor het aantrekken van ‘foreign talent’ en waarschuwde voor Japanse toestanden. Gevoed door nationalisme wil de bevolking deze boodschap niet horen. Ik denk dat na ‘Gardens By The Bay’ hier niet snel nieuwe icoonprojecten zijn te verwachten.
Gelezen in ‘Beneath Another Sky’ (2017) van Norman Davies:
Komende zomer bezoek ik mijn jongste broer in Singapore. Twee jaar geleden verhuisde hij met zijn gezin van Boston, Massachusetts, naar de winnende techstad in Zuidoost Azië. Ik ben er nog nooit geweest. Misschien komt het door mijn voorgenomen reis, maar in ‘Beneath Another Sky’ van de Britse historicus Norman Davies vind ik het hoofdstuk over Singapore het spannendst. Davies verklaart het succes van Singapore volledig uit de globalisering die sinds 1970 de wereld in zijn greep houdt. Bij de stichting van de stadstaat eind jaren zestig van de twintigste eeuw zag niemand haar nog staan. De landtong aan de zuidkant van Maleisië lag geïsoleerd, was arm, oogde ‘sleazy’. Maleisië wilde er al na twee jaar van af. Singapore werd Singapore dankzij de globalisering. Zeehaven en luchthaven groeiden als kool, veel sneller dan Schiphol en de Rotterdamse haven, excellent onderwijs was waar de stad al zijn geld op zette. Economische globalisering is wat Singapore als geen andere stad beheerst. Davies benadert globalisering overigens niet alleen als een zegen. Globalisering heeft weliswaar 300 miljoen mensen uit de armoede bevrijd, maar grote delen van de westen ook naar de rand van de afgrond gedirigeerd en de ongelijkheid vergroot. Denk aan het Midden-Westen van de Verenigde Staten en de noordelijke textielsteden van Engeland, de geboortegrond van Davies zelf.
Singapore, aldus Davies, kijkt niet naar het verleden, maar ver vooruit. Als geen ander weet ze dat globalisering onder vuur ligt, maar haar voortbestaan hangt ervan af, dus is voor haar de vraag hoe globalisering kan blijven bestaan. Grote infrastructurele werken worden op dit moment uitgevoerd om de soliditeit van de stadstaat te verzekeren: uitbreiding van het grondgebied met landaanwinning van liefst twintig procent. Plus investeringen in de drinkwatervoorziening die omvangrijke ontziltingsinstallaties omvatten, en recyclingfabrieken van verontreinigd water. APRU, het hoofdkwartier van de Association of Pacific Rim Universities, is strategisch in Singapore gevestigd. De toekomst van de stad is nauw verbonden met deze organisatie van vijftig universiteiten in Australië en het Verre Oosten. Davies: “In a globalized world, economic interests have to be dovetailed with those of science, research, and education.” Davies besluit met de opmerking dat in Groot-Brittannië sommigen ervan dromen om een Europees Singapore te worden door via een referendum de EU te verlaten. Beide landen verschillen echter zo fundamenteel dat hij dit idee afdoet als iets dat behoort tot ‘cloud-cuckooland’. En waarover gaat de komende jaarconferentie van APRU in Singapore? Op haar website las ik: ‘Universities in an Age of of Global Migrations.’
Gelezen in de Straitstimes van 28 mei 2017:
Bron: Wild shores of Singapore
Tijdens het regeringsbanket op 22 november 2018 in Den Haag ter ere van het staatsbezoek van de president van Singapore aan Nederland kwam ook het onderwerp ‘circulaire economie’ aan de orde. Van Nederlandse zijde sprak staatssecretaris Stientje van Veldhoven over de ambities om in 2050 de hele nationale economie circulair te maken. Dit is nodig om te overleven. Aansluitend volgde een uiteenzetting van Singaporese zijde. Iemand aan tafel stelde de beide bewindslieden de vraag hoe men dacht over de zandwinning. Zand wordt stilaan een zeer schaarse grondstof en is de komende decennia juist hard nodig voor de bouw en voor de bescherming van zowel de Nederlandse als de Singaporese kust vanwege de zeespiegelstijging. Zandsuppleties van 7 tot 12 miljoen m3 jaarlijks moeten de Nederlandse kust op orde houden. Het meeste zand – fijn, hoekig – wordt uit de rivieren gewonnen, maar de winning is zo omvangrijk dat rivieren niet tijdig meer nieuw zand kunnen aanmaken waardoor minder zand de zee bereikt. Dit vormt een regelrechte bedreiging van de kust. Hoe zit dat eigenlijk in Singapore? Na afloop van het gesprek zocht ik het uit.
Miljoenenstad Singapore ligt op een lage zuidpunt van het eiland Maleisië. Zeventig procent van haar kustlijn wordt beschermd door kunstmatige dammen en rotsachtige hellingen. Het grootste deel van de stad ligt 15 meter boven zeeniveau, maar circa 30 procent komt niet hoger dan vijf meter. In 2010 werd de zandige kust van East Coast Park opgehoogd met grote, met zand gevulde zakken om erosie tegen te gaan. Voor verdere landaanwinning werden de eisen aangescherpt: niet drie, maar tenminste vier meter boven de zeespiegel. Ook de kustroute in Changi werd opgehoogd met een kleine meter. Op dit moment worden discussies gevoerd over nieuwe landaanwinningen en of niet amfibisch bouwen verstandiger en goedkoper is. Sterker, een natuurlijker kustverdediging zou zijn grootschalige aanplant van mangrovebossen zijn. “Utilising mangroves is not only less costly, if the process is done carefully, they are still able to be effective in protecting shorelines to keep up with rising sea levels, which hard methods such as sea walls are not able to adapt to.” De gemiddelde temperatuur loopt op, regenval neemt jaarlijks toe – van 2192 mm in 1980 tot 2727 mm in 2014 -, en cyclonen doen zich vaker voor als gevolg van de klimaatverandering. In 2015 leidde de opwarming al tot massale vissterfte voor de kust van de stadstaat. Ik weet voldoende. Nederland en Singapore hebben een grote zorg gemeen.
Gehoord in de Trêveszaal te Den Haag op 22 november 2018:
Bron: SRX Property
Het regeringsdiner tijdens het bezoek van de president van Singapore aan Nederland vond plaats in de chique Trêveszaal op het Binnenhof in Den Haag. Minister-president Rutte zat voor. Als een van de genodigden luisterde ik toe. Eerst wees de premier op de langjarige betrokkenheid van de Nederlander Albert Winsemius bij de opbouw van de stadstaat Singapore. Daarna kon het gesprek beginnen. Onderwerpen waren onderwijs en innovatie, sociale inclusie en circulaire economie. Bij elk van de drie onderwerpen vertelde een Nederlandse bewindspersoon over het staande beleid, waarna zijn Singaporese collega het stokje overnam. Zo konden alle aanwezigen getuige zijn van een boeiende vergelijking tussen stadstaat Singapore en Nederland op elk van de drie onderwerpen. Vooral sociale inclusie vond ik interessant. Minister Koolmees vertelde het Nederlandse verhaal. Van Singaporese kant was het de president zelf, mevrouw Halimah Yacob, die intervenieerde. Zij wees op het recht van een dak boven het hoofd als uitgangspunt voor integratie. Elke inwoner van Singapore, zei zij, krijgt een betaalbare woning toegewezen van de regering. Dit verklaart het extreem hoge aandeel sociale woningbouw in Singapore: meer dan 80 procent van alle woningen wordt beheerd door de Housing and Development Board. Vanaf 1999 worden er door HDB ook op grote schaal woningen voor de middelklasse gebouwd. Het wonen in Singapore is extreem duur, maar door deze krachtige bemoeienis van de staat blijft wonen voor alle Singaporezen betaalbaar.
Van Nederlandse zijde werd hier niet op gereageerd. Misschien was het omdat de minister van wonen ontbrak. Dat het nota bene Albert Winsemius zelf was die Singapore destijds aanzette tot grootschalige sociale woningbouw, het werd aan tafel niet opgemerkt. Winsemius wist dat betaalbare huisvesting buitenlandse bedrijven naar Singapore zou lokken. Het heeft gewerkt en het werkt nog steeds. Dat wonen in de grote steden, Amsterdam voorop, op dit moment voor de meeste mensen onbetaalbaar wordt, is puur slecht voor de Nederlandse economie en ook slecht voor de ‘squeezed middle class’ die populistische begint te stemmen. Het vraagt om een sterk interveniërende overheid als het om wonen gaat. Maar dat gebeurt in Nederland gek genoeg niet. Er wordt nog steeds vertrouwd op de markt. VINEX was een marktgerichte benadering na de bruteringsoperatie van kabinet Lubbers II. Vanaf toen werden Nederlanders aangemoedigd om een eigen woning te kopen. Tijdens de financiële crisis van 2008 bleek hoe gevaarlijk dit was. In navolging van Singapore zouden wij hier óók een Housing and Development Board moeten instellen, die op grote schaal betaalbare woningen gaat bouwen in hoge dichtheid, te beginnen in en rond Amsterdam. Zou bovendien helpen bij het onderwerp in kwestie, te weten sociale inclusie. Hoogste tijd voor een Singaporese Winsemius die onze regering gaat adviseren.
Gezien in het Scheepvaartmuseum te Amsterdam op 26 september 2018:
Op de bovenste verdieping van het Amsterdamse scheepvaartmuseum is nog tot 9 juni 2019 een tentoonstelling te zien over een imaginair cruiseschip. In ‘Sea of Tranquility’ neemt de Belgische kunstenaar Hans op de Beeck de bezoeker mee op een duistere reis op een niet bestaand cruiseschip dat met gemak 3.000 passagiers kan vervoeren, plus nog eens 1.000 bemanningsleden. Waarom duister? Alle zalen zijn donker geschilderd en hoewel de uitgestalde beelden, kostuums, maquettes, tekeningen, serviezen en stukken interieur smetteloos zijn uitgevoerd oogt het geheel toch vreugdeloos en zelfs gloomy. Het schip zelf is hybride: de voorzijde oogt als een oorlogsschip, de achterzijde als een feestboot. Er is geen sprake van een scheepsramp of ongeval. Alles lijkt onder controle, de reis zelf is absoluut veilig, de bediening is tot in de puntjes verzorgd. Maar dat is het hem nu juist.Op het eind is in een filmzaal een documentaire van een half uur uit 2010 te zien die het werkelijke verhaal vertelt van het leven aan boord van het schip. Echt gezellig wil het maar niet worden, ook al ontbreekt het de gasten aan niets. Alle leven lijkt uit het schip gezogen. Zelfs de muziek en de dansers wekken geen emotie op. Terwijl het varende machtig imposant oogt, zijn de mensen aan boord diep ongelukkig.
In een interview vertelt Op de Beeck over zijn denkbeeldige schip in termen van een reusachtig vaartuig dat op een uit de hand gelopen shopping mall lijkt, een wereld van perfecte consumptie. Deze perfecte genotswereld stelt hij tegenover de rommeligheid van de stad. Echte steden zijn chaotisch, zitten vol conflicten, zijn allesbehalve perfect. Maar juist daardóór zijn steden levendig. Op de Beeck in een interview: “Het gaat telkens om het op een bijzondere manier moduleren van banaliteiten. Op die wijze probeer ik iets te zeggen over hoe we het leven ensceneren, onze omgeving trachten te temmen en te vermenselijken en hoe we onbeholpen met elkaar en onze sterfelijkheid omgaan.” (kunstblog ‘Gesprekken met hedendaagse kunstenaars, 26 april 2012). Het is de gebrekkigheid die mensen gelukkig maakt. Ik sprak erover met mijn jongste broer, die tegenwoordig in Singapore woont en die bij me op bezoek was en mee was gegaan naar het museum voor een lunch. Op mijn vraag waarom hij Amsterdam zo aantrekkelijk vond, antwoordde hij: “Ook al is het openbaar vervoer hier veel slechter dan in Singapore, toch vind ik Amsterdam levendiger, de stad zit vol mooie, aantrekkelijke mensen, de huizen staan schots en scheef en zijn onderling sterk verschillend, maar die imperfectie voelt juist fijn.” Hij heeft gelijk. Toen ik het museum verliet lachte de stad me toe.
Gelezen in ‘Triumph of the City’ (2011) van Edward Glaeser:
De opbloei van Singapore was niet mogelijk geweest zonder de airco. De stichter van de stadstaat Lee Kwan Yew schreef in 1965 airconditioning zelfs voor in alle overheidskantoren om zo een efficiënte overheidsbureaucratie te kweken. Lees hierover Katy Lee in Vox van 23 maart 2015 (‘Singapore’s founding father thought air conditioning was the secret to his country’s success’). In Dubai ervoer ik onlangs hetzelfde. Inwoners van deze moderne woestijnstad verkeren uitsluitend in gekoelde ruimtes zonder ook maar één moment de hitte buiten te hoeven verduren. Zelfs auto’s fungeren hier als gekoelde cellen, meer nog dan als transportmiddel. Zonder airco zouden zulke megasteden nooit van de grond zijn gekomen, hun economieën niet zo succesvol zijn geweest. Dit is ook wat de econoom Edward Glaeser schreef over de Amerikaanse steden in de zuidelijke staten in zijn ‘Triumph of the City’. Glaeser: “The rise of the American Sunbelt in the postwar period owes much to the availability of cheap, cool air.” Airco is een regelrechte doorbraak, vergelijkbaar met de introductie van de lift eind negentiende eeuw. Maar het betekent wel een enorme aanslag op het energieverbruik op aarde, ook nog eens precies op de plaatsen waar water vaak uiterst schaars is. Stel dat alle Afrikaanse en Indiase steden de komende decennia uitgroeien tot succesvolle megasteden door massaal gebruik van airconditioning, wat betekent dit dan voor het totale energie- en waterverbruik?
Wanneer Glaeser een schatting probeert te maken van alle CO2-uitstoot door huishoudens, dan telt hij alle emissies bij elkaar op die verband houden met autorijden, elektriciteitsverbruik, verwarming en koeling, en voegt daar openbaar vervoer aan toe. Het hoeft niet te verbazen, schrijft hij, dat steden beduidend groener zijn dan buitenwijken of het platteland. Maar de verschillen tussen metropolitane gebieden zijn nog groter. “Coastal California is by far the greenest part of the country. The Deep South is by far the brownest.” De kloof tussen het warme zuiden en het gematigde noorden van de VS is zelfs dramatisch. En New York blijkt een van de groenste steden, ook door zijn enorme omvang en dichtheid. Airconditioning is hier de onderscheidende factor. Eigenlijk, concludeert Glaeser, zouden metropolen in de gematigde zone veel sneller moeten groeien dan die in de hete, droge Sunbelt. Dat ze dat niet doen wijt hij aan het restrictieve ruimtelijke beleid in de eerste. Steden in de gematigde zone willen niet groeien en ook niet verdichten, ze koesteren het platteland, wijzen migranten af, kiezen liever voor spreiding. Afwijzing van stedelijke groei beschouwen ze zelfs als duurzaam. Wat een misvatting. En zo groeien uitgerekend de woestijnsteden, waar airco aan een snelle opmars bezig is en waar drinkwater uitgeput raakt.
reacties