Gelezen in ‘De trek naar de stad’ (2010) van Doug Saunders:
Morgen neemt Paul Scheffer afscheid van de Universiteit van Amsterdam. Hij vertrekt naar Tilburg. In de PS bijlage van Het Parool van afgelopen zaterdag 24 september stond een interview met de vertrekkende hoogleraar. De afgelopen acht jaar bezette Scheffer de zogenaamde Wibautleerstoel aan de Universiteit van Amsterdam. Die leerstoel richt zich op grootstedelijke vraagstukken. Scheffer: “Over diversiteit hoeven we ons met 150 nationaliteiten geen zorgen te maken. Wat hebben we nodig aan gemeenschappelijkheid om het samen uit te houden? Dat is de vraag die mij de afgelopen acht jaar het meest heeft beziggehouden.” Zijn antwoord: een naturalisatieceremonie in de burgerzaal van het Paleis op de Dam, meer kennis van de eigen geschiedenis. In zijn onderzoek stuitte hij op het gegeven dat de Amsterdamse (en ook Rotterdamse) criminaliteit tussen 1994 en 2007 met veertien procent is gedaald. Een goed teken. Ook stelt hij vast dat in Amsterdam zich een middenklasse vormt van mensen met een migrantenachtergrond. Het gaat dus veel beter. “Mijn stelling is dat de begrippen autochtoon en allochtoon van binnenuit zijn opgevreten. In grote delen van Nederland roept dat weerstand op, maar ik denk dat Amsterdam klaar is om die begrippen vaarwel te zeggen.” En over Amsterdam in 2025 merkt hij op: “Ik ben hoopvol dat het tegen die tijd een volwaardige migrantenstad is met minder segregatie en een versterkte middenklass van nakomelingen van niet-westerse immigranten.”
Het interview herinnerde me aan het fantastische boek ‘Arrival City’ van de Canadese journalist Doug Saunders. Onder de Nederlandse titel ‘De trek naar de stad’ verscheen het vorig jaar in een vertaling bij De Bezige Bij. Saunders schetst erin hoe in dertig steden in zestien landen migranten zich een bestaan proberen te creëren in een voor hen onbekende omgeving. Doorgaans betreft het de stedelijke periferie. Saunders reisde en schreef het boek in drie jaar tijd. Voorwerk werd verricht door een grote groep vrijwilligers in de verschillende steden. Zijn columns in The Globe and Mail gebruikte hij om zijn gedachten te ordenen. Amsterdam is een van de steden. Vol bewondering schrijft hij over de stedelijke herstructurering van Slotervaart. “Eerder had Slotervaart er goed uitgezien vanuit een helikopter en vanuit het standpunt van een planoloog in het centrum. In een radicale ommezwaai besloot Amsterdam Slotervaart er aantrekkelijk uit te laten zien voor een nieuwkomer uit een dorp. De bewoners werden veel dichter naar elkaar toegebracht, niet alleen omdat ze dat wilden – en vanuit overwegingen van veiligheid en gemak en vanuit zakelijke motieven wilden ze dat dolgraag – maar ook vanuit de overtuiging dat een grotere bevolkingsdichtheid de sociale cohesie en de welvaart ten goede komt.” Deze fysieke benadering spreekt Saunders aan. “Door vorm en gedaante van de buurt te bepalen – en te zorgen dat de buurt minder geordend, gepland en voorbestemd wordt – zal dit niet alleen een sterkere fysieke en economische band met de rest van de stad scheppen, maar ook een aantal andere fundamentele problemen van de mislukking van de stad van aankomst oplossen.” Titel en inhoud van Saunders boek – ‘Arrival City’ – en het boek dat Scheffer schreef – ‘Het land van aankomst’ – vertonen treffende gelijkenissen.
Gelezen in De trek naar de stad (2010) van Doug Saunders:
Doug Saunders is een Canadese journalist. Hij woont met vrouw en kinderen in Londen. Recentelijk schreef hij een boek over de wereldwijde verstedelijking en de kansen die deze migranten biedt. Zondagavond sprak ik erover met Ewald Engelen, de nieuwe h0ogleraar etnisch ondernemerschap aan de Universiteit van Amsterdam. Ewald sprak afgelopen vrijdag in zijn intreerede dat Nederland in de toekomst wellicht nieuwe migranten behoeft. In de huidige politieke context geldt dat als een gedurfde uitspraak. Saunders is veel stelliger. Hij betoogt dat “de wijken waarin de migranten zich vestigen vaak dynamisch zijn en groot economisch potentieel bezitten. Meestal ontstaat er een welvarende middenklasse, maar ook in sloppenwijken – broeinesten van armoede, sociaal geweld en religieus fundamentalisme – sluit een enorme energie die ten nutte kan worden gemaakt.” Hij reisde de hele wereld af, op zoek naar hoopwekkende voorbeelden. “In wezen gaat dit boek over sociale mobiliteit.” Wil de stad van aankomst functioneren, aldus Saunders, dan moet hij leden van een middenklasse voortbrengen. Vanzelfsprekend bezocht de Canadees Mumbai, Sao Paulo en Istanbul, maar in hoofdstuk 10 doet hij Amsterdam aan, Slotervaart om precies te zijn.
Wat zag Mohamed Mallaouch toen hij, uit Marrakech afkomstig, Slotervaart binnentrok? “In zijn ogen was het net een van lego en groen vilt gemaakte speelgoedstad voor kinderen, vol kunstmatige aandoende groene zones.” Het stadsdeel leek een volmaakte woonomgeving, streng vormgegeven door stedenbouwkundige ontwerpers. Maar bij nader inzien bleek het een vergaarbak van migranten en een broeinest van religieuze subculturen – een nieuwe bastaardvorm geschapen door mensen die gewoon klem zaten. Hier woonde de moordenaar van Theo van Gogh. Zijn moord leidde tot een ommekeer. Saunders schetst de opkomst van Markouch, de maatregelen die deze trof en de steun die hij kreeg van Job Cohen. “Vijf jaar na de moord op Van Gogh was Slotervaart veranderd in een zee van bouwkranen, graafmachines en sloopkogels. Het was gedaan met de strakke, ordelijke planning.” Saunders schetst het nieuwe beeld: “Eerder had Slotervaart er goed uitgezien vanuit een helikopter en vanuit een standpunt van een planoloog in het centrum. In een radicale ommezwaai besloot Amsterdam Slotervaart er aantrekkelijk uit te laten zien voor een nieuwkomer uit een dorp. De bewoners werden veel dichter naar elkaar toegebracht, niet alleen omdat ze dat wilden en vanuit overwegingen van veiligheid en gemak en vanuit zakelijke motieven wilden ze dat dolgraag – maar ook vanuit de overtuiging dat een grotere bevolkingsdichtheid de sociale cohesie en de welvaart ten goede komt.” Saunders noemt dit pogingen tot ‘deplanning’. Hij juicht ze toe. “De concepten van een strakke ruimtelijke ordening en het verlenen van toestemming voor grondgebruik zijn planologen nog altijd dierbaar. Vaak geloven zij nog altijd dat in steden een strenge onderverdeling moet bestaan in woonwijken, winkelgebieden en terreinen voor lichte industrie. De meest geslaagde stadsbuurten ter wereld kennen echter noch een lage bevolkingsdichtheid, noch een strakke ruimtelijke ordening.” De stedenbouwkundigen hebben het mis. De nieuwe tijd vraagt om deplanning: ruimte voor spontane ontwikkeling, hogere dichtheden en weinig tot geen scheiding van functies.
reacties