Gelezen op Thisisplace.org van 23 februari 2018:
Bron: Slums – bridging the digital divide
Terwijl er een aantal nieuwe boeken het licht zag over de zogenoemde woningcrisis in Amsterdam – waaronder ‘Van wie is de stad?’ van Floor Milikowski –, las ik over de problemen in Zimbabwe. Die zijn heel wat ernstiger dan in de Nederlandse hoofdstad. President Mugabe bracht de economie van het land de afgelopen decennia dicht bij de afgrond. Of waren het de westerse sancties die het Afrikaanse land de afgelopen jaren in een diepe depressie stortten? De nieuwe president heeft in ieder geval nog geen oplossing. De economische en politieke crisis eist ondertussen zijn tol. Ik las erover op de website Thisisplace.org van 23 februari 2018. Circa 80 procent van de volwassenen in het land is werkloos. Mensen vluchten massaal van het platteland naar de steden. Van de 16 miljoen inwoners woont inmiddels twee derde in de stad. Dat aandeel groeit elk jaar met twee procent. Een op de vier Zimbabwaanse stedelingen woont nu in sloppenwijken. Dat zijn in totaal 1,6 miljoen mensen. Ze hebben gebrek aan schoon water en aan brandhout. Het zijn met name de vrouwen die enorme afstanden moeten afleggen op zoek naar brandstof, eten en drinken – tochten die allesbehalve veilig zijn.
Alleen al hoofdstad Harare kampt met een tekort van zeker 500.000 woningen. Rond de stad van 1,6 miljoen inwoners bevinden zich zestig illegale kampementen, de meeste in het zuiden. In totaal, dus voor het hele land, schat men het tekort op 1,3 miljoen woningen. Financiële middelen zijn beperkt en corruptie zorgt ervoor dat de woningen die gebouwd worden niet toevallen aan de mensen die deze werkelijk nodig hebben. Toch was de situatie in 2005 veel beroerder. Toen besloot de Zimbabwaanse overheid tot de actie ‘Drive out the filth’, waardoor tienduizenden illegaal gebouwde woningen in de slums werden neergehaald. Hierdoor werden zeker 700.000 mensen uit de steden verdreven. Vrijwel al die mensen zijn daarna gewoon weer teruggekeerd. In een blog van journalist Andre Vltchek las ik dat sloppenwijk Mbare in Harare veel kleiner is dan Kibera in Nairobi en dat er eenvoudige infrastructuur aanwezig is. “There is no fear like in Rwanda or Uganda, no tension like in Djibouti, Kenya or Ethiopia.” Maar dat was in 2013. Hoe het verder moet? De regering, aldus de Thomson Reuters Foundation, zou grond beschikbaar moeten stellen. Migranten moeten met water, gas en licht geholpen worden. De uit hun voegen barstende steden in Zimbabwe moeten groter. Als het Westen niet helpt, dan moet China het doen. De Chinezen zijn al begonnen met het opknappen van het vliegveld van Harare, de bouw van een nieuw parlement en het computercentrum van de University of Zimbabwe, las ik. Binnenkort bouwen ze ook de woningen.
Gelezen in NRC Handelsblad van 8 oktober 2016:
NRC-correspondent Melle Garschagen verlaat zijn post Jakarta. Jammer is dat. Afgelopen weekeinde publiceerde hij zijn laatste lange bericht. In ‘Jij bent arm, ik ben rijk. Hier is alles verdeel en heers’ schreef hij nog één keer over de ‘rattenstraatjes’ van Zuid-Jakarta, waar hij navigeerde op de woontorens, anders zou hij er zeker verdwalen. Over het smalle bruggetjes van ijzerplaat over het snelstromende riviertje bereikte hij er op een van zijn laatste tochten ‘de wereld van Udin’: de straatarme Udin, wiens grootvader meer dan twintig jaar geleden zijn rijstveldjes verkocht aan een grote projectontwikkelaar. Honderd roepia per vierkante meter. Een schijntje. Tien jaar later werd hier begonnen met de bouw van een aantal luxe woontorens. Vlakbij is het nieuwe winkelcentrum, Lippo Mall. Buiten staan er porsches voor de deur. Garschagen laat doorschemeren dat de grootvader destijds door de autoriteiten, de politie of de preman – knokploegen die op bestelling werken – gedwongen moet zijn geweest zijn land te verkopen. De nieuwe president van Indonesië, Joko Widodo, in 2014 aan de macht gekomen, zou aan dit soort praktijken een einde maken. Het is nog niet gebeurd.
Garschagen vestigt zijn hoop op de komende gouverneursverkiezingen begin volgend jaar. Basuki ‘Ahok’ Tjahaja Purnama is de belangrijkste kandidaat; hij schoof door op de post die Widodo na de verkiezingen achterliet. Een christelijke chinees aan het hoofd van een islamitische stad van 10 miljoen inwoners! Durft hij tegen de gevestigde belangen in te gaan? Garschagen betwijfelt het. Jokowi dan toch maar? Die bouwt zijn macht op de nieuwe middenklasse van Jakarta en zegt dat hij de armoede zal bestrijden. Maar zijn beloftes klinken hol in de schaduw van de woontorens van Lippo Mall. “Alles is alleen maar duurder geworden. De rivier overstroomt nog steeds.” Udin en zijn twaalfjarige neefje vinden het in ieder geval moeilijk. “Dit is het land van Lippo. Wij mogen hier gratis wonen, maar er gaan geruchten dat ze gaan bouwen. Dan moeten wij weg.” Wat Garschagen noteert speelt in eindeloos veel megasteden in voorheen de Derde Wereld. Hoe kunnen deze arme migranten en landlozen rechten krijgen en zich voegen bij de snel groeiende middenklasse? Alleen op lokaal niveau zijn deze kwesties op te lossen. Arm en rijk leven er pal naast elkaar; rijk moet iets doen voor arm. Begin 2017 zijn er weer verkiezingen. Garschagen wacht er niet op; hij vertrekt naar megastad Londen.
Gelezen in The Wall Street Journal van 19 maart 2015:
Afgelopen weekeinde verscheen van de hand van Marjolein van de Water in de Volkskrant een interessant artikel over Facebook in Brazilië. In ‘Facebook trekt sloppenwijk in’ beschreef de journaliste hoe het Amerikaanse internetbedrijf het tweehonderd miljoen tellende land in Zuid-Amerika tegenwoordig ziet als een ideale proeftuin. Proeftuin voor wat? Voor de ontwikkeling van een kleinschalige economie in de sloppenwijken met behulp van internet. Om de armoede in de wereld te bestrijden. Het bedrijf verstrekt daartoe zelfs gratis wifi. Haar eerste proefgebied is Sao Paulo, en daarbinnen Heliópolis, een 200.000 inwoners tellende favela die zeker vijfduizend hele kleine dienstverlenende bedrijfjes in zich bergt. Eerder al meldde The Wall Street Journal dat Facebook in Heliópolis een ‘innovation lab’ had geopend waar cursussen aan lokale ondernemers worden gegeven. De ondernemers leren daar hoe ze een Facebook-pagina effectief voor hun handel kunnen gebruiken. De Amerikaanse krant meldde dat de Brazilianen kampioen zijn in de aanschaf van mobiele technologie. “Small businesses have basically hacked Facebook for their use.” Facebook springt daar nu handig op in. Vooral Messenger doet het in Brazilië goed: transacties vinden daar steeds meer via deze digitale postbus plaats.
Het onderwerp sluit prachtig aan bij mijn collegereeks ‘Cities in Transition’ aan de Universiteit van Amsterdam. Die gaat over de groeiende kracht van metropolen, de migratie naar de grote stad, de opkomst van de dienstverlening, de rol die platforms in deze transformatie spelen. De Verenigde Naties schatten dat er alleen al in Zuid-Amerika ruim 110 miljoen mensen in sloppenwijken leven. In Brazilië zijn dat er 11,4 miljoen. Bijna de helft daarvan woont in Sao Paulo, Rio de Janeiro en Belém. “Many have evolved over decades into micro-economies with thousands of restaurants and bars, repair shops, delivery, transport and other services for local residents.” Deze lokale economie kan met behulp van goedkope internettechnologie een enorme boost gegeven worden. Facebook, dat met verzadigingsverschijnselen op de markten van Amerika en Europa wordt geconfronteerd, ziet hierin grote kansen. Uiteraard. Maar voor de mensheid is dit ook goed nieuws, heel goed nieuws zelfs. Er ontwikkelen zich nu ‘smart slums’. Hiervan had Jane Jacobs alleen maar kunnen durven dromen.
Gelezen in NRC Handelsblad van 12 april 2015:
Er woedt een oorlog in Jemen. In het straatarme land worden onder aanvoering van de Saoedi’s bombardementen uitgevoerd. In NRC Handelsblad las ik dit weekeinde over de humanitaire situatie in Aden, een stad van meer dan 500.000 inwoners, gelegen aan de Rode Zee. Daar wordt het hevigst gevochten. De strijd concentreert zich in de sloppenwijk Basateen aan de stedelijke rand, waar tienduizenden Somalische vluchtelingen zouden zijn samengetrokken. Er is daar geen stroom meer en geen water. Tienduizenden vluchtelingen? Het land, lees ik nu, telt ruim een miljoen Afrikaanse migranten en vluchtelingen. Een derde van de strijders aan beide zijden is kind. Niet verwonderlijk, want veertig procent van de bevolking is jonger dan 14 jaar. In een verslag op IRIN van 7 december 2009 – verschenen dus lang voordat de gevechten uitbraken – las ik dat de vluchtelingen al in de vroege jaren negentig naar Basateen waren gekomen toen in Somalië de gevechten losbarstten. De Jemenieten beschouwen ze als marginaal. Basateen was toen nog een welvarende suburb, rijk voorzien van waterbronnen, bomen en tuinen. (Basateen is het Arabische woord voor ‘tuinen’).
Daarna ging het mis. De Afrikaanse vluchtelingen, afkomstig uit Ethiopië en Somalië, weigerden in het vluchtelingkamp Kharaz te gaan wonen. Ze trokken massaal Basateen in. De buitenwijk van Aden verarmde snel. In 2009 leidde waterschaarste daar tot opstanden. Waarom was het water ineens op? De grootste voorraad bestemd voor Aden, bleek later, ging naar de zuidelijk gelegen steden Zunjubar en Ja’ar. De Jemenieten beweerden echter dat de vluchtelingen lukraak waterbronnen hadden geslagen. “There is nothing or little left of the well-irrigated fruit farms that used to flourish in the early 90’s in Basateen.” Los van de gevechten was voor de meeste van de 20.000 vluchtelingen water ineens onbetaalbaar geworden. En dat in het armste land van het Arabische schiereiland, met dertig procent werkloosheid en veertig procent van de bevolking levend onder de armoedegrens. Met nu dan ook nog eens een gruwelijke oorlog. Wat Mike Davis schreef in ‘Planet of Slums’ (2006) lijkt hier waarheid te worden: wat ons te wachten staat is een planeet vol slums, opstanden, revoluties, oorlogen, een regelrechte dystopie, nee de hel.
Gelezen in Scientific American van september 2011:
Gisteren viel weer die ene zin: “Misschien moeten we het eens op een derdewereld-manier aanpakken.” Bedoeld werd: laten we het anders aanpakken, dat wil zeggen spontaner, vrijer, ongewisser. Het deed me denken aan het artikel van Robert Neuwirth in de Scientific American van afgelopen september, geheel gewijd aan steden. In ‘Global Bazaar’ gaf Neuwirth een inkijkje in de slums, favela’s en ‘jhopadpattis’ van de derde wereld. Vooral liet hij zien hoe innovatief ze wel niet zijn. Circa 800 tot 900 miljoen mensen wonen wereldwijd in slums, maar iedereen kijkt erop neer. Het liefst zou de lokale overheid deze woonbuurten met de grond gelijk maken. Echter, “with no city services and governments stuck in denial, these places have, of necessity, become hives of inventiveness, industry and self-made enterprise.” Neuwirth betoogt dat overheden ze juist zouden moeten omarmen, niet afwijzen. De helft van de werkende wereldbevolking – zo’n 1,8 miljard mannen en vrouwen – werkt nu al illegaal. In 2020 zal de informele economie gegroeid zijn tot tweederde deel van de totale economie. De helft van de economische groei in de komende 15 jaar zal geproduceerd worden in slechts 400 metropolen in ontwikkelingslanden. “The urban center of gravity – indeed, the global center of gravity – is shifting to the developing world, and these massive do-it-yourself street markets and self-built neighborhoods are a vision of the urban future.” Opletten dus. Anders plannen. En anders leren kijken.
Treffend voorbeeld van de inventieve informele grootstedelijke economie zijn de illegale parasolmarkten in Lagos, de zinderende metropool van tussen de 8 en 16 miljoen inwoners in het hart van Nigeria. Op deze markten worden mobiele telefoons, telefoonkaarten, auto-onderdelen en consumentenelektronica onderhands verkocht. De markten hebben een omzet van liefst 3 miljard dollar per jaar. De drie grote aanbieders van telefoonkaarten verkopen hun producten via deze straatverkopers onder hun parasols. Neuwirth vertelt over een straatverkoopster die met slechts 34 dollar aan oplaadkaarten begon en binnen zes maanden dit bedrag verzestigvoudigd had, met een netto-winst van 270 dollar per maand, oftewel vijfmaal het minimumloon bij een overheidsbureau. Voor de goede orde, in Lagos behoort 70 tot 80 procent van de arbeidskrachten tot de informele economie. De informele economie is daar niet het probleem, maar een deel van de oplossing. Ze zou moeten kunnen bestaan naast de officiële winkels en de grote shopping malls. “The mutiroes can evolve into cooperative construction firms that abide by building codes; the merry-go-rounds and savings schemes can morph into cooperative credit unions and microlending societies; and the market associations can move into infrastructure investments and provide their own public services, such as garbage pickup and street cleaning.” Neuwirth stelt voor om samen te werken met deze krachten vanuit het besef dat ze de snelgroeiende stedelijke economieën kunnen aanvoeren. “We need to go from a purely enforcement mentality to a mentality of ‘let’s try to enlarge the pie and increase people’s share of it.” Een derdewereldmanier van plannen dus.
Gelezen op Aljazeera van 24 september 2008:
Op 24 september 2008 kwamen 82 mensen om in de reusachtige sloppenwijk Manshiyet Nasser te Caïro, Egypte, en raakten nog eens honderden mensen dakloos. Stenen vielen van een berghelling op de woningen en vermorzelden de bewoners die binnen lagen te slapen. Een aardbeving bleek het niet te zijn. De oorzaak was menselijk falen. “The area is full of densely-packed informal housing with no central sewer system. When the sewage touches the fragile surface of the limestone, it changes its consistency into a flour-like paste.” In 1994 gebeurde hetzelfde. Toen kwamen 30 mensen om het leven. Manshiyet Nasser is een van Caïro’s oudste sloppenwijken, gebouwd eind jaren ‘60 op een braakliggend terrein, aan de voet van het Moquattam plateau. “As housing costs forced many Egyptians to become squatters, wooden shacks and shoddy brick apartments spread over the hill between unstable cliffs, heaps of garbage and an unused railroad track.” Op slechts vijf vierkante kilometer wonen in Manshiyet Nasser, bijgenaamd Garbage City, liefst 1,2 miljoen mensen dicht opeen gepakt, te midden van het vuilnis. Hoe reageerden de autoriteiten? De overheid beweerde de bewoners te hebben gewaarschuwd, de bewoners beschuldigden de overheid niets aan hun erbarmelijke leefomstandigheden te hebben gedaan. De overheid wil sindsdien de bewoners herhuisvesten, maar de bewoners kopen, beweert men, de ambtenaren om om te kunnen blijven.
Het zijn niet altijd stenen die de woningen verwoesten. Op 28 maart 2010 kwam een 35-jarige man om het leven toen een bulldozer illegale woningen in dezelfde sloppenwijk probeerde weg te vagen. De woningen stonden in de buurt van de verblijven van Suzanne Mubarak, de vrouw van de president. Een jaar later, op 10 februari 2011, protesteerden negentig families uit Manshiyet Nasser tegen de afbraak van hun huizen door de autoriteiten. Ze gebruikten afval uit de straten, waarop ze leuzen tegen de regering hadden geschreven. Waarom afval? Vrijwel alle inwoners van de Manshiyet Nasser verdienen de kost met afval. Ze verzamelen het, sorteren het, recyclen het en verkopen het weer door. Iemand noteerde eens, bij het zien van de sloppenwijk: “At every angle, Garbage City feels like what the world would look like if someone grabbed it by the corner and shook it.” Zomaar wat aantekeningen in de marge van de Egyptische revolutie die vanavond vreedzaam is uitgelopen op het vertrek van dictator Mubarak. De foto is overigens van Nate. (Doet me denken aan werk van Bas Princen).
Gelezen in The Iranian van 11 februari 2000:
Tweeëneenhalve maand verbleef de Iraniër Dokhi Fassihian in Caïro. Als inwoner van Iran werd hij als een prins behandeld door de Caïrezen. Klaarblijkelijk adoreren de Egyptenaren de Iraniërs. (Het graf van de Shah bevindt zich eveneens midden in Caïro, in de Ar-Rifai moskee.) Dokhi wilde wel eens de slums zien van de Egypische hoofdstad. Niemand echter wilde hem ernaartoe brengen. “Wat zoek je er? Wat zou je er willen doen?”, vroeg men hem niet aflatend. Tot hij uiteindelijk een inwoner van een van de slums, Imbaba, ontmoette, die bereid was hem mee naar zijn huis te nemen. “Imbaba was about an hour away. We drove through the choking pollution, through deserted dry plots of land littered with all sorts of trash. Kids played soccer barefoot among the labrynth of hard dirt and garbage. Factories bellowed huge amounts of black smoke into the air.” Misprijzend sprak de chauffeur over de erfenis van president Nasser, die de fabrieken dicht op de huizen had gebouwd, om er zeker van te zijn dat hij greep hield op de bevolking. “I had never seen anything like it. How was it possible for people to live like this, I thought. The dejection was unbearable. The area was completely neglected by government authorities, to the point that Imbaba must not have even existed in urban plans or received any municipal services.” Overal om hem heen zag hij afval, de huizen waren opgetrokken uit aarde en klei. “Then I noticed the ground was moving beneath me. A closer look revealed millions of flies, flies as far as my eyes could see, swarming on the ground. Horrified, I got back in the car.”
Degene die Fassihian begeleidde bleek een generaal te zijn uit het Egyptische leger. Waarom woonde hij in zulke erbarmelijke omstandigheden? “I reflected on Imbaba’s history — it was the stronghold of the Muslim Brotherhood or Game’ah Islamiyya, and at one point the self-declared Republic of Imbaba. This was the breeding ground of the Islamic movements which spread through the Middle East in the 70s and 80s.” En ineens drong het tot onze Iraniër door: “Mubarak’s Egypt reminded me of the Shah’s Iran. Income disparity was huge. Across the river on the west bank, Imbaba was laced with refuse, rodents, and trash. It was a place where children, donkeys, and sheep drank from open sewers at night. During that trip, I read about a funeral for two children eaten alive by rats. Its population density was 105,000 people per 2.2 square miles; an average of 3.7 people lived in every room. On our side of the Nile, the level of literacy was among the highest in the world; in Imbaba, the average income was thirty dollars a month and residents could only afford to buy camel meat.” Welkom in Caïro! Welkom in het neoliberale paradijs van Hosni Mubarak. Fassihian: “Political Islam wasn’t such a mystery after all. It arose from abject poverty and despair. No wonder Egyptians loved Iranians so much.”
Gelezen in Planet of slums (2006) van Mike Davis:
In Egypte is opstand uitgebroken, of beter: in miljoenenstad Caïro zijn de mensen massaal de straat opgegaan. Iedereen schrijft over Egypte en over het regime van Mubarak, maar Egyptische revoluties voltrekken zich altijd in Caïro, dus het is de stad die hier in de eerste plaats om aandacht vraagt. De stad aan de Nijl telt op dit moment zeker 8 miljoen inwoners, de metropolitane regio niet minder dan 18 miljoen. Daarmee is Caïro veruit de grootste stad van Afrika en het Midden-Oosten, zes keer zo groot als Johannesburg en drie keer Lagos. Caïro ontwaakte pas midden 19e eeuw, tijdens de bouw van het Suezkanaal, uit een diepe slaap. De echte stedelijke groei deed zich voor tussen 1974 en 1990. Toen begon de olie-boom, waardoor massa’s jonge mensen in het Midden-Oosten naar de grote steden trokken. Die groei vertaalde zich in uitgestrekte informele buurten, ook rond het van oudsher proletarische Caïro. Ziedaar de opkomst van de neoliberale slums, na de voorbeeldige massawoningbouw van de socialist Nasser. Geld stroomde de uitdijende stad binnen via de talrijke Egyptische emigranten in de Perzische Golf die in de olie-industrie en op de bouwplaatsen van de sjeiks waren gaan werken. Overal waren de slums de geboortegrond van islamitische revoluties, maar in Egypte werd dit fel onderdrukt. Berucht is het neerslaan van de opstand door Sadat in 1977, toen zijn neoliberale politiek op de klippen liep en Egypte door het IMF gedwongen werd de schuldenlast te verlichten. Sadats tegenstanders waren toen nog vermeende ‘communisten’, woonachtig in de slums van Bulaq. De inwoners van dit Caïrose district werden door Sadat gedwongen te verhuizen naar de periferie. Hun buurt veranderde hij in een reusachtig parkeerterrein.
Bulaq, aldus de Amerikaanse stedenbouwkundige Mike Davis, was voor president Sadat, die Amerika zeer bewonderde, de opmaat naar een groots plan om Caïro volledig te herbouwen naar het voorbeeld van Los Angeles en Houston. Om zogenaamd de misdaad te bestrijden moesten de sloppenwijken worden opgeruimd. Davis: “It should not be surprising that some poor youth on the outskirts of Istanbul, Caïro, Casablanca or Paris embrace the religious nihilism of al Salafia Jihadia and rejoice in the destruction of an alien modernity’s most overweening symbols.” Kortom, het gaat om economische uitsluiting van jonge mannen, een haperende grootstedelijke economie, een op destructie gerichte stedenbouw, een monetaire preoccupatie van macro-economen en een op bestrijding van misdaad en opstand gerichte politiek. De woede in het Midden-Oosten is een stedelijke uitbarsting en een reactie op een verkeerde nationale politiek.
Gelezen in De trek naar de stad (2010) van Doug Saunders:
Rio de Janeiro maakt zich op voor de Olympische Spelen van 2016 en het WK van 2014. Eerder schreef ik al over het voornemen van de Braziliaanse regering om in dat kader de sloppenwijken van Rio aan te pakken. Afgelopen week werd hiermee een begin gemaakt. Tachtig agenten gingen in Vila Cruzeiro van deur tot deur, terwijl 800 militairen paraat stonden. De Volkskrant van vandaag (27 november): “Enkele uren eerder had de politie het gebied ingenomen met pantservoertuigen, machinepistolen en bulldozers. Met de laatste veegden ze de barricades weg met brandende autobanden en wrakken, waarmee de bendes de wegen in de favela hadden geblokkeerd.” Naar schatting dertig doden vielen er afgelopen week te betreuren. De bendeleden zijn gevlucht, de bewoners zitten zonder stroom, ze zijn bang dat de bendes terugkeren en durven niet samen te werken met de politie. Tot zover het nieuws.
De geschiedenis van de drugsbendes in de favela’s van de Braziliaanse steden dateert van begin jaren tachtig. De Braziliaanse economie klapte toen ineen. Die ineenstorting was het gevolg van een neoliberaal monetair beleid, gevoerd door het toenmalige militaire regime. De migratie van en naar de favela’s kwam hierdoor tot een stilstand, waardoor de sloppenwijken geïsoleerd raakten. Doug Sauders in De trek naar de stad: “Naarmate de Braziliaanse staat verder inzakte, namen de drugsbendes de macht over. Zij oefenden een totalitair en gewelddadig bewind uit en vestigden met wederrechtelijke middelen hun invloed in de gemeenschapsraad.” Winkeltjes werden door haar niet getolereerd, alles moest gekocht worden bij de bendebazen. Voor de inwoners was er alleen werk te vinden in de drugshandel. Pas in 2008 kwam hier verandering in. Toen vielen politiemensen de eerste favela’s binnen. President Lula, zelf opgegroeid in een sloppenwijk, wilde niet langer dat bendes de favelabewoners domineerden. Hij bracht scholen en voorzieningen naar de sloppenwijken, introduceerde stroom, water en wifi. Er verschenen weer kleine winkeltjes. Het bezoek van popidool Madonna aan Santa Marta bevestigde het succes van de nieuwe aanpak. Dit moet ook het Olympisch Comite hebben overtuigd. De opvolger van Lula, Dilma Roussef, staat nu voor dezelfde taak. Saunders: “De Braziliaanse overheden hebben tientallen jaren gepoogd de stad van aankomst af te wenden, te verwijderen of te negeren, maar de onontkoombare dynamiek van de stad van aankomst heeft teruggeslagen: als de stad van aankomst aan zijn lot wordt overgelaten en van toegang tot het publieke bestel verstoken is, zal hij een eigen defensieve politiek ontwikkelen. (…) De stad van aankomst wil normaal zijn en worden geïntegreerd. Krijgt hij daartoe de middelen aangereikt, dan zal hij floreren. Heeft hij ze niet, dan zal het waarschijnlijk tot een explosie komen.”
reacties