Gelezen in A Crack in the Edge of the World (2005) van Simon Winchester:
Afgelopen zondag mensen uit Japan ontmoet. Ze vertelden me dat hun vrienden en familie op dit moment nog steeds naschokken voelen. Elke dag zijn er waarschuwingen op de Japanse televisie. Volgende week reizen ze weer naar huis terug. Huiveringwekkend idee. Het bracht me op de gedachte Winchester’s boek over de aardbeving in de vroege ochtend van 18 april 1906 nog eens na te lezen. Die aardbeving duurde amper een minuut, daarna volgde een brand die drie dagen duurde, deze verwoestte destijds heel San Francisco: 28.188 gebouwen werden verwoest. Winchester stelt zich voor dat hij vanaf de maan zag hoe de aardbeving zich destijds voltrok: “The answer is inevitably dismaying to all of those who like to think that the earth and its inhabitants and the events that occur upon it have any importance at all, in a cosmic sense. For from that distance he would have seen, essentially, nothing.” Hij zou de kortstondige trilling eerder hebben waargenomen als een probleem van de lens van zijn telescoop dan als een grote ramp. “No more, for the earth entire, than a gentle and momentary heave of the shoulders.”
Het citaat doet me denken aan Spinoza. In de Ethica volgt op stelling 36 (Er bestaat niets uit de natuur waarvan niet een gevolg voortvloeit) de conclusie “dat alle mensen onwetend omtrent de oorzaken van de dingen worden geboren en dat iedereen de neiging heeft zijn voordeel te zoeken, en zich daarvan bewust te zijn.” De natuur, zegt Spinoza, kan de mens gemakken bieden, maar ook grote ongemakken, zoals aardbevingen. Ze hebben, voegt hij eraan toe, geen enkel vooropgezet doel. Inderdaad, Winchester beschijft indringend hoe naar aanleiding van de ramp die San Francisco die vroege ochtend van de 18e april trof – ruim 200 jaar na Spinoza -, de studie van de schuivende tectonische platen binnen de geologie grote vooruitgang boekte. Omtrent de oorzaak werd toen veel bekend. En omtrent de gevolgen? Als gevolg van de aardbeving in 1906 kwamen in San Francisco 3000 mensen om het leven; 90.000 mensen ontvluchtten de stad, op een totaal van 400.000. Het veiliger geachte Los Angeles aan diezelfde westkust kon mede hierdoor een snelle opmars beginnen. Winchester: “Large cities survive great natural disasters, true; but earthquakes, of all such trials, tend to have a very different kind of effect upon the future of cities that survive them.”
Gelezen in ‘Spinoza. Biografie’ (1972) van Theun de Vries:
De Amsterdamse jodenhoek is verdwenen. In 1972, toen Theun de Vries zijn biografie van Baruch de Spinoza schreef, “stortten de laatste resten” (…) “onder de aanvallen van de slopers in elkaar”. Mijn werkadres – Jodenbreestraat 25 – bevindt zich in het midden van die ingestorte buurt. Om de hoek woonde Spinoza. Hij werd geboren in een huis waar de raadszaal van de Stopera nu staat, en groeide op in een woonhuis waarop later, in de negentiende eeuw, de Mozes en Aäronkerk werd gebouwd, bedoeld om de joodse gemeenschap tot het christendom te bekeren. De synagoge waar de joodse gemeente de banvloek over Spinoza uitsprak, ligt even verderop, aan de Waterloopleinmarkt. Daar is nu de piercingshop van de Hell’s Angels gevestigd. Er tegenover kun je tegenwoordig goede koffie drinken bij de Coffee Company. En de Portugees-Joodse synagoge tegenover mijn werk, die in 1675 feestelijk werd geopend, zag Spinoza, althans hij moet erbij zijn geweest, want we weten dat hij juist in dat jaar zijn Amsterdamse uitgever bezocht, na een reis met de trekschuit vanuit Leiden, om te onderzoeken of een Nederlandse vertaling van de Ethica tot de mogelijkheden behoorde.
Na lezing van de biografie valt me op hoe ongelooflijk lokaal het leven van de grote Amsterdamse filosoof eigenlijk was. Hij werd geboren, groeide op en schreef in een heel klein buurtje in de Amsterdamse binnenstad. De werken en personen waardoor hij werd beïnvloed, lagen allemaal, letterlijk, binnen handbereik. Zeker, de wereld was heftig in beweging. Nieuwe continenten werden ontdekt, Nieuw-Amsterdam – het latere New York – werd gesticht, de Hollanders vochten tegen de Spanjaarden en tegen de Engelsen, later ook tegen de Fransen. Heel Europa was in beroering. Het was niet minder onstuimig dan de huidige globalisering. Spinoza leefde in ‘De Hollandse tuin’’ en ervoer hoe eerst de Portugese joden de stad binnenstroomden en later de oostjoden. In de sefardische wetsschool maakte hij kennis met een hele rijke literatuur. Vooral raakte hij onder de indruk van de zienswijze van Mose Maimon (1135-1204), arts-filosoof te Cordoba. De Amsterdamse rabbijn Abraham Pharar had een geschrift van deze wijsgeer uitgegeven, maar het was de arts Joseph Delmedigo die Spinoza op dit spoor moet hebben gebracht. Die was uit Padua via Caïro en Hamburg naar Amsterdam gekomen, waar hij een tijdlang rabbijn was geweest. Maar ook de doopsgezinde bewonderaars van Spinoza woonden op een steenworp afstand: De Vries, Jarig Jelles en Balling, zij worden later zijn weldenkende, vrijzinnige vrienden en nemen hem zelfs in bescherming als het erom spant. De belangrijkste figuur voor Spinoza was echter de te Antwerpen geboren Franciscus van den Enden, “een hoogbegaafde, erudiete, enigszins avontuurlijke intellectueel van een nieuw type.” Die had een eigen boekwinkel in de stad. En verder was er de uitgever Rieuwertsz. in de Dirk van Hasseltsteeg, die zou een vriend van Spinoza worden voor het leven. Ziedaar een zeer heterogeen gezelschap, bijeengeschraapt uit heel Europa, woonachtig op één vierkante kilometer aarde, in hartje Amsterdam. Hieruit wordt de filosofie van de Verlichting geboren. Zou het tegenwoordig werkelijk anders gaan?
Gezien in het kantoor van Stadgenoot op 17 augustus 2009:
Vandaag de tiende maquette geregeld voor de Amsterdamse inzending voor de komende Architectuur Biënnale, Vrijstaat Amsterdam. Met dank aan woningcorporatie Stadgenoot. Anders dan de overige negen maquettes betreft het hier niet een ontwerp of een beeld van een denkbare toekomst en ook niet een maquette met een schaal van 1:1000, maar Amsterdam in de zeventiende eeuw, schaal, 1:3500. De omvang van de maquette is niettemin fors: bijna drie bij drie meter. Kleur: room.
Hij – de maquette – zal de kern uitmaken van de tentoonstelling; rond dit indrukwekkende historische centrum zullen zich de negen ontwerpen bewegen, die als het ware op de breukvlakken tussen de oude stad en de na-oorlogse uitbreidingen als ijsschotsen de ruimte zullen vullen. Hiermee willen we een ode brengen aan onze voorvaderen en een lofzang op de stedenbouw. Een ode ook aan de Vrijstaat van Spinoza en Descartes. Vanaf 26 september 2009 zes weken lang te zien in de Tolhuistuin aan het IJ.
De vraag is of de maquette straks alleen terugverwijst. Misschien verwijst hij ook wel naar de toekomst. Dit wordt immers het UNESCO-erfgoed van Amsterdam. De vraag is of we met die toekomstige aanwijzing stilletjes de historische situatie van 1624 zullen terugrestaureren. Of niet. Daarover zouden we het tijdens de biënnale kunnen hebben. Een historiserende makeover.
Gehoord in de aula van de Universiteit van Amsterdam op 25 maart 2009:
Vreemd. Adriaan Geuze, landschapsarchitect te Rotterdam, zou spreken in het kader van een lezingenserie over de relatie Amsterdam-New York. Op uitnodiging van Paul Scheffer, die in Amsterdam de Wibaut-leerstoel bezet, kwam hij naar Amsterdam. Echter, gastspreker Geuze sprak niet over New York. En ook niet over Amsterdam. In plaats daavan trakteerde hij zijn publiek op een lezing met lichtbeelden over het Hollandse polderland. Twee uur lang nog wel. Het eerste uur zong hij een loflied op de zeventiende eeuwse polders, en op de negentiende eeuwse polders. En ja, ook de twintigste eeuwse ingenieurs die de Zuiderzeepolders en de Deltawerken voor hun rekening hadden genomen, waren nog zijn helden. Allemaal hele stoere polders. Hele stoere mannen.
Maar toen, in het tweede uur, kwam hij te spreken over het werk van de naoorlogse juristen, de planologen en de managers. Daar had je ze, de babyboomers; die hadden het gedaan. In luttele jaren tijd hadden ze de unieke erfenis van de polders naar de filistijnen geholpen. Geuze’s tirade duurde bijna een uur. Misprijzend sprak hij over nota’s, beleid en wetgeving. Beleid was zelfs een vies woord voor hem. Bijna stikkend in zijn woede verliet hij het katheder om plaats te maken voor zijn vrouw, die een door hem opgesteld manifest over het behoud van het polderland voorlas.
Wat een ongemak. De plotseling opkomende woede, zegt Peter Sloterdijk, kenmerkt zich hierdoor, dat ze zich uitbundig en zonder reserve uitleeft; wanneer de totale expressiviteit de toon zet, is er van beheersing en verdringing geen sprake. "We kunnen deze eenwording met de zuivere impuls, om een uitdrukking van Robert Musil te gebruiken, de utopie van gemotiveerde leven noemen." In ‘Woede en tijd’ (2007) komt Sloterdijk tot de conclusie dat woede in deze tijd niet meer werkt. "in een tijd van globalisering is geen politiek van grootschalige leedvereffening meer mogelijk, zolang die berust op het nadragen van onrecht dat in het verleden is aangedaan, ongeacht of een dergelijke politiek zich als democratisch of socialistisch messianisme of als wereldverlossing wenst te camoufleren. Dit inzicht vormt een aanzienlijke beperking voor de morele productiviteit van beschuldigingsbewegingen, zelfs als ze zich – zoals het socialisme, het feminisme, het postkolonialisme – inzetten voor een op zichzelf respectabele zaak. Het is tegenwoordig veel belangrijker de aloude, noodlottige alliantie tussen intelligentie en ressentiment te verbreken, om ruimte te scheppen voor toekomstgerichte paradigma’s van ontgifte levenswijsheid."
Ikzelf moest vooral aan Spinoza denken. Vrijheid verkrijgt een mens alleen door ‘denkend leven’, dus door begrijpen, en door het intomen van zijn hartstochten. Daarvan was bij Geuze geen sprake.
Gelezen in ‘Spinoza. Biografie’ (1972) van Theun de Vries:
Vandaag valt het besluit om de Vrijstaat Amsterdam, als Amsterdamse inzending voor de Internationale Architectuurbiënnale Rotterdam 2009, op te dragen aan Baruch de Spinoza. In de biografie van Theun de Vries lees ik, kort en krachtig, waarom dat een goed idee zou zijn. In zijn Godgeleerd-Staatkundig Vertoog stelt de filosoof dat het doel van de staat is de vrijheid. Ik citeer Theun de Vries: "Zo wordt bij Spinoza de staat een creatie van zijn burgers, waarin iedereen met begrip voor de noodzaak zijn hartstochten in toom te houden, zich door denkend leven tot de hoogst bereikbare vrijheid kan verheffen."
Dit is geen utopie. Als Spinoza concreet moet worden getuigt hij van zijn liefde voor de regeringsvorm van het toenmalige Amsterdam, waaruit hij eerder ruw verstoten was: "In deze krachtige bloeiende gemeenschap, deze voortreffelijke stad, leven mensen van allerlei natiën en sekten eendrachtig bij elkaar. Men vraagt niet naar godsdienst of levensopvatting, daar zulks voor de rechter niet helpt om te zaak te doen winnen of verliezen… Niemand leed doen, ieder het zijne geven en eerbaar leven" is er het bestaansmotto. Dat is de grondslag van de ware vrijheid.’
Dat bestaansmotto moet straks ook de Vrijstaat sieren. En het programma zal in het teken staan van de burgers, van ‘denkend leven’ en het in toom houden van de hartstochten.
Gehoord tijdens symposium ‘Visie Voorop’ op donderdag 12 maart 2009:
Het is de vraag of mijn bijdrage aan het symposium ‘Visie Voorop’ in de Glazen Zaal aan de Prinsessegracht te Den Haag afgelopen donderdag goed over het voetlicht kwam. Het belang van het verhaal en de zegeningen van het spreken aan tafels, gevat onder de gemeenschappelijke noemer van ‘soft planning’, kreeg een lauwe ontvangst in de overigens goed gevulde zaal. De interventies van gespreksleider Maarten Hajer, directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving, hielpen ook niet echt. Ongeduldig vroeg hij telkens naar de wijze van borging van afspraken, alsof dit allemaal wel leuk en aardig was wat ik zei, maar dat het niet echt ter zake was. Ook de vragen uit de zaal hadden allemaal een ‘hard’ karakter: ze gingen over geld, bevoegdheden, legitimering, uitvoering. Telkens werd er verwezen naar de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening, alsof er alleen maar beperkingen zijn en het aantal vrijheidsgraden gering. Op een gegeven moment riep ik: ‘Zijn er wetten om ons mensen te dienen of zijn wij er voor de wet?’ Het mocht niet baten. De aanwezigen leken zich het liefst te willen ketenen in een beperkte ruimte van mogelijkheden.
‘s Avonds aten we met de schrijvers aan het te verschijnen boek over hetzelfde onderwerp elders in Den Haag, om precies te zijn in een bovenzaal aan de achterkant van restaurant Pavlov aan het Spui. Ik keek op de gevel van de oude kerk die hier door moderne bebouwing wordt omsloten. Ik plaatste een opmerking over het monument, waarop Maarten Hajer zei dat in die kerk niemand minder dan Baruch de Spinoza begraven lag. Toen voelde ik mij gesterkt. Spinoza, geboren te Amsterdam en gestorven in Den Haag, schreef in zijn Ethica: "De bedoeling van de politiek is niet om mensen in bedwang te houden met vrees, maar juist om de enkeling van vrees te bevrijden zodat hij zo veel mogelijk in veiligheid en vrede, in vrijheid en blijheid leeft." Een vrij persoon is in de ogen van Spinoza iemand die zichzelf als een bepaalde modus van God ziet en daarom beide gezichten van Fortuna (voor- en tegenspoed) gelijkmoedig draagt. Iemand die alleen de dingen doet die hij het allerbelangrijkst vindt. Iemand die zorgt voor het welzijn van anderen en niet bang is voor de dood.
Het mooiste vind ik nog altijd dat er volgens Spinoza niet zoiets bestaat als een zelfstandige wil. Het gaat erom dat we de dingen doorhebben, doorzien, begrijpen. En vanuit dat begrijpen ontstaat als vanzelf het doen, vloeien het handelen en de actie voort. "Zoals we van de zon vanzelf bruin worden als we liggen te zonnen, zo komen van adequate ideeën eigenlijk vanzelf acties." Een mooiere omschrijving van wat ik die middag had willen zeggen bestaat niet.
reacties