Gelezen in ‘Metaphors we live by’ (1980) van G. Lakoff en M. Johnson:
Taalkunde en filosofie ontmoeten elkaar in ‘Metaphors we live by’ van George Lakoff en Mark Johnson. Ik las het boek met veel plezier. In een groot aantal korte hoofdstukken halen de auteurs het fundament weg onder de westerse wetenschap en filosofie, namelijk de veronderstelling dat een objectieve or absolute waarheid zou bestaan. Het begint met de vaststelling dat onze taal bestaat uit metaforen. Die hebben lang niet altijd te maken met poëzie, verbeelding of retoriek. We zijn ons er nauwelijks van bewust, maar veel begrippen die we dagelijks gebruiken blijken ontleend aan oorlogsvoeren of aan tijdbeleving. Ook gebruiken we dikwijls metaforen die een oriëntatie of een richting aangeven. Of het zijn ontologische metaforen, waarbij we gebeurtenissen en emoties beschrijven als een ervaring met fysieke eenheden. Ontologische metaforen kunnen zelfs samenvallen met personen: ‘het leven heeft me bedrogen’ of ‘ kanker heeft hem te grazen genomen’. Metaforen blijken nauw samen te hangen met waarden in onze eigen cultuur. Ze beheersen onze taal, zetten ons aan tot actie en beïnvloeden de richting waarin we oplossingen voor vraagstukken zoeken. Metaforen bepalen hoe wij handelen. In elke cultuur is dit weer anders.
Als we arbeid en tijd als hulpbronnen beschrijven, dan gaan we arbeid en tijd ook als zodanig beschouwen. Dat werk ook spel kan zijn, wordt in dat geval lastig. Of dat nietsdoen productief kan zijn, wil er bij ons niet in. Zodra in een gesprek argumenten een rol gaan spelen, krijgt het de trekken van een strijd. Argumenteren in academische kring komt neer op vooronderstellingen aangeven, bewijsvoering zoeken, logische conclusies trekken. Het doel is om te winnen, de prijs tot beter begrip komen. Hier dienen zich verschillende metaforen aan, die alle een andere richting op wijzen: het argument als reis, als container, als gebouw. Als reis: beginpunt kiezen, stappen zetten, ergens arriveren. Als container: een inhoud veronderstellen, ergens gaten in schieten, een betoog dat niet standhoudt, iets dat centraal komt te staan. Als een gebouw: een raamwerk kiezen, iets stort in elkaar, of trilt, een redenering opbouwen, het fundament onder iets vandaan trekken. Ons abstracte denken vertalen we telkens in begrippen die we kunnen vatten. Onze keuze hangt af van ervaringen en van de cultuur waarin we leven. Onze keuze van de metafoor, kortom, heeft grote consequenties. Wat dit alles met ruimtelijke planning heeft te maken? Ook planologen kiezen hun metaforen. Lees de planologische rapporten er maar op na. Die metaforen bepalen tevens onze acties. Hoezo objectief? Onze steden en landschappen zijn de resultante van taal.
Gelezen in ‘Odyssey. Pepsi to Apple’ (1987) van John Sculley:
Zelden hoor je nog mensen over ‘Het Groene Hart’ of over ‘de Randstad’ spreken. Het zijn voor ons vreemde metaforen geworden. Vernieuwende organisaties als Apple gebruiken echter maar wat graag metaforen. Dat stelt althans John Sculley in Odyssey. Pepsi to Apple’. Ik vond het een opzienbarende mededeling van een ex-topman van zo’n beroemd bedrijf en had er nooit zo bij stilgestaan. Metaforen gebruik je in het uiterste geval, naar mijn idee, maar liever niet. Vaak geven metaforen aanleiding tot vervelende misverstanden. Neem ‘Het Groene Hart’. Of ‘de Randstad’. Hoe kan je nu 180.000 hectare veenweidegebied geloofwaardig bestempelen tot groen stadshart? Alleen als je je losmaakt van de werkelijkheid en de constructie aanvaardt van iets als een stad die een centrum ontbeert en in plaats daarvan gericht lijkt op drassige weilanden. Was de toenmalige Rijksplanologische Dienst nu zo’n vernieuwende organisatie? In 1960 misschien nog wel. In ‘De Macht van de Metafoor’ (1998) onderzocht planoloog Olivier Lingbeek de door de dienst en anderen gehanteerde beeldende planningsconstructies als het Groene Hart. De HSL-tunnel onder het Groene Hart bijvoorbeeld – deze kostte circa 1 miljard euro – zou er het gevolg van zijn.Volgens Lingbeek ontplooien plannende instanties vooral macht aan de hand van metaforen. Dat ze niet meer worden gehanteert, geeft aan dat macht niet langer wordt ontplooid. Het scheelt een hoop geld.
Bedrijven gebruiken graag verhalen om hun successen te vieren – het liefste creëren ze mythes. Maar Apple, aldus Sculley, gebruikt veeleer metaforen. Zo hanteert het Californische bedrijf woorden als ‘software artist’, ‘hardware wizzard’, ‘desktop publishing’ en duidt het een computers aan als ‘appliances’. En wat dacht u van ‘the mouse’? Volgens Sculley stellen dergelijke metaforen de medewerkers in staat te dromen in twee werelden. “Metaphors create tension, collision of ideas, fusion.” Nog mooier: “Metaphor ‘gives you two ideas for one.’” Het gebruik van metaforen geeft aan dat het bedrijf dingen doet die nooit eerder zijn gedaan. Daar zit wat in. Alleen organisaties dus die echt vernieuwend zijn, mogen metaforen hanteren. Misschien gold dat in 1966 ook wel voor ‘het Groene Hart’, toen Gerald Burke zijn ‘Greenheart Metropolis’ lanceerde. De metafoor van het ‘Groene Hart’ is in werkelijkheid een Britse vinding. Echter, vijftig jaar later was van dromen in twee werelden echt geen sprake meer.
reacties