Silicon Island ligt in New York

On 20 december 2018, in economie, by Zef Hemel

Gelezen in The New York Times van 18 december 2018:

Gerelateerde afbeelding

Bron: Business Insider

Daags nadat De Volkskrant schreef over het Amsterdamse Oosterdokseiland als ‘Silicon Island’ vanwege de aanwezigheid van vier van de bekendste internetbedrijven van Nederland – Booking, TomTom, Adyen en Takeaway – (12 december 2018), berichtte The New York Times over de komst van Google en Amazon naar de Big Apple. Geen twijfel mogelijk, New York wordt het tweede Silicon Valley. De Volkskrant rekende uit dat het voormalige spoor- en posteiland naast Amsterdam CS inmiddels een beurswaarde vertegenwoordigt van liefst 94 miljard euro. In 2007 vestigde zich hier TomTom, nadat grote delen van het postemplacement waren ontmanteld vanwege het vertrek van de PTT. Daarna kwam Takeaway.com die in 2015 zes etages op het eiland betrok. Adyen verlaat binnenkort de Keizersgracht en neemt zijn intrek in tien etages naast Adyen. En op dit moment bouwt Booking.com zijn internationale hoofdkantoor op de uiterste puntje van het eiland, tegen wetenschapsmuseum Nemo aan: groot 64.000 vierkante meter. Terwijl de advocatuur en de financiële dienstverlening samentrekt op de Amsterdamse Zuidas, balt aan de IJ-oevers het Nederlandse internetbedrijfsleven samen op nog geen vierkante kilometer.  De bankiers en advocaten kozen voor parkeerplaatsen, de techies voor ‘een spannende en inspirerende werkplek’, aldus De Volkskrant. Motief: getalenteerd, goedbetaald personeel werven uit de hele wereld en naar Amsterdam brengen. De arbeidsmarkt van Amsterdam is te krap en kookt al jaren over.

Het verhaal over New York is de overtreffende trap van deze bijzondere Nederlandse eigen kweek in Amsterdam. Nadat Amazon al had aangekondigd een tweede hoofdkantoor te openen in Queens, goed voor 25.000 hooggekwalificeerde medewerkers, maakte Google deze week bekend dat ze een campus ter waarde van 1 miljard dollar op de zuidelijke punt van Manhattan in Chelsea, vlak bij Hudson Square, gaat betrekken. Daar wordt ruimte gemaakt voor een verdubbeling van de 7.000 medewerkers die nu al in New York voor het bedrijf werkzaam zijn. Er zijn drie gebouwen langs de oevers van de Hudson aangekocht. Ook kocht Google Chelsea Market voor 2,4 miljard dollar. Het bedrijf spreekt van ‘Google Hudson Square’. Dit gebied wordt het hoofdkantoor van de ‘Global Business Organization’. Kijk ook op CBSN: https://newyork.cbslocal.com/video/3995617-expert-what-googles-hudson-square-campus-means-for-nyc/Let wel, aan de campus grenst de campus van New York University, aan Hudson Square bouwt bovendien Disney een campus ter waarde van 650 miljoen dollar, het hoofdkwartier van Google bevindt zich op loopafstand van Hudson Street, de straat waar Jane Jacobs ooit woonde. Arme Jane Jacobs. En pover Amsterdam. ‘Silicon Island’, dat is Manhattan, niet Oosterdok. Tegen de kritische massa en absorptievermogen van New York kan de Nederlandse hoofdstad echt niet op.

Tagged with:
 

Happiest City on Earth

On 17 september 2018, in innovatie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Happy Cities in a Smart World’ (2018) van Aisha Bin Bishr:

Afbeeldingsresultaat voor happy dubai

Mij was door de gemeente Amsterdam gevraagd iets over geluk en de stad te vertellen. Mijn bijdrage ging over actief burgerschap en hoe dat bijdraagt aan het geluksgevoel van de stedelingen. Aanleiding was hoofdstuk 7 van het Global Happiness Policy Report 2018. Dat hoofdstuk gaat over ‘gelukkige steden’. Het Policy Report is een initiatief van de Verenigde Naties, waar een Global Happiness Council (GHC) actief is. Haar hoofdkwartier is gevestigd in Canada. De uit Vancouver afkomstige Charles Montgomery, auteur van ‘Happy City’, leidt het geheel. Zijn boek heb ik overigens nooit gelezen. Alleen de titel al. Toch schijnt het de moeite waard te zijn. Het is een pleidooi voor dichtheid en congestie. Met veel aandacht voor Vancouver. Montgomery pleit voor zoiets als het stoppen met autorijden en spoort ons aan weer in de grote stad te gaan wonen en werken. Dus wat staat er in hoofdstuk 7 van het Global Happiness Policy Report? Allerlei manieren om gelukkig te worden in de grootstad. Geluk, zo opent het document, bevorder je door gemakkelijk en snel diensten te leveren aan burgers. Bent u tevreden? Klik dan op ‘ja’. Zo niet, klik op ‘nee’. Ik vond het een nogal magere interpretatie van burgerschap en geluk.

Rapporteur van het hoofdstuk is Aisha Bin Bishr, Chief Technology Officer van Dubai. Ze steekt de loftrompet over steden. Er komen veel voorbeelden uit Dubai voorbij. De toon vond ik Singaporees: burgers moeten goed worden bediend, dan zijn ze tevreden en klagen ze niet. “Central benefits of the city are sociality, commerce, safety, and social stability, amongst others, and as such, a city must support these benefits.” Een goed bestuur en transparantie dragen ook bij aan het geluksgevoel van burgers. En gezondheid, mobiliteit en gezonde leefomgeving liggen aan de basis. Daarna volgt een korte passage over wandelen en hoe dat het geluksgevoel van mensen bevordert. Waarna het tijd is voor technologie. Zo is daar de Happiness Agenda van HH sheik Mohammed van Dubai. Zijn ambitie is om van Dubai de gelukkigste stad op aarde te maken. Hoe? Alle informatie over het welbevinden van iedere inwoner wordt gevolgd, opgeslagen en verwerkt. In de veranderagenda wordt deze omgezet in buurtgerichte interventies, waarna de bevindingen worden gedeeld in een uitgebreid lesprogramma. De Measure portfolio meet de effectiviteit van de Agenda als geheel. De sjeik wil weten of alle inwoners gelukkig zijn. Het rapport meldt dat de data niet per se door het stadhuis hoeven te worden opgehaald. Ook burgers kunnen data aanleveren. Hier is mijn bezwaar. Steden zijn omgevingen vol botsingen en conflicten. Dat is iets positiefs. Klagende burgers zijn niet het probleem. Door te leren omgaan met conflicten worden mensen volwassen. Wie conflicten uitbant, doodt de stad. Elke Happiness Agenda verhindert menselijke groei.

Tagged with:
 

Drifting

On 28 mei 2018, in kunst, by Zef Hemel

Gezien in het Stedelijk Museum te Amsterdam op 21 mei 2018:

 Afbeeldingsresultaat voor studio drift stedelijk

 

Afgelopen week de expositie van het werk van Studio Drift in het Stedelijk Museum bekeken. Studio Drift is een veelbelovend Amsterdamse kunstenaarsduo wier werk ik nog nauwelijks kende. In ‘Coded Nature’ (te zien tot 27 augustus 2018) gaat het om “bewustwording van een veranderende maatschappij waarin de impact van technologie groot is, zonder hierover een oordeel te vellen.” Grote woorden, actueel thema, dat zeker. ‘Drifter’ (2017) vond ik vooral fraai. Het traag en vrij in de ruimte zwevende betonblok deed me denken aan de zwevende steen van Wim T. Schippers. Die steen trotseert de zwaartekracht met drie elektromagneten in de sokkel die kracht uitoefenen op magneten die in de steen zijn verwerkt. Zoiets bespeurde ik ook bij ‘Drifter’. ‘Zwevende steen’ verheft zich nauwelijks en is daardoor verrassend en geestig, ‘Drifter’ niet. De film ‘Drifters’ maakte veel duidelijk. “Drifters is een twaalf minuten durende film over een entiteit die zijn oorsprong en bestemming ontdekt, gesitueerd tegen de achtergrond van de Schotse Hooglanden. De vraag die rijst is: valt er voor het individu te ontsnappen aan het collectief?” Gek, maar die vraag stelde ik mij niet. Ik bespeurde eerder een onafwendbare verstedelijking, omineus verbeeld door middel van zwevende blokken die – als vliegende schotels –, afgetekend tegen een maagdelijk landschap, hermetisch in elkaar schuiven tot er geen ontkomen meer aan is. Niet grappig. Eerder ernstig en esthetisch.

Helemaal op het eind van de tentoonstelling zag ik een video van Floris Kaayk, een van de inspiratiebronnen van Lonneke Gordijn en Ralph Nauta, het duo dat Studio Drift uitmaakt. Die video was fantastisch. Ik bedoel niet The Modular Body, maar The Order Electrus. Daarin ontstaat in een vervallen industrielandschap een nieuwe insectensoort die zich razendsnel vermenigvuldigt. De film is vormgegeven als een natuurdocumentaire, maar let op, de nieuwe insect bestaat uit elektronisch afval en loopt op het eind de hele wereld onder de voet, het blijkt een ware plaag. De zeven minuten durende film is eng, aangrijpend, geestig nee hilarisch, en beslist niet esthetisch. Kaayk fabriceerde niet minder dan een moderne ‘Frankenstein’. In het thema bespeurde ik sterke verwantschap met ‘Drifters’ van Studio Drift, maar de ernst en esthetiek van de laatste stond me nu nog meer tegen. Ik vond het teveel ‘Eindhoven’ en te weinig ‘Amsterdam’. Mag ik dat zeggen? Nee, dan Floris Kaayk. Kijk zelf maar: https://www.youtube.com/watch?v=mH6lg2F3EiI

Tagged with:
 

‘Go with the flow’

On 13 april 2018, in boeken, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Thank You for Being Late’ (2016) van Thomas Friedman:

Afbeeldingsresultaat voor thank you for being late friedman

Een veel te dik maar wel razend interessant boek schreef de Amerikaanse journalist Thomas Friedman. In ‘Thank You for Being Late’ neemt hij de tijd en de aandacht om te onderzoeken wat er met de wereld op dit moment aan de hand is. Drie krachten veranderen onze wereld ingrijpend: technologische innovaties, economische globalisering en klimaatverandering. In alle drie zit een venijnige versnelling: de Wet van Moore. Drie pijlers onder de huidige welvaartstaat: dat ieder mens in principe tot de middenklasse kan toetreden; dat migranten overal welkom zijn; dat de kansen op het platteland niet minder zijn dan in de stad – worden hierdoor ruw weggeslagen. “So, unless you have a really dynamic local leadership, or a close to a university, increasingly the only way to hold on to the American Dream is by living in a globally connected, multicultural, lifelong-learning-rich, urban context.” Er is geen ontkomen aan, iedereen zal zich de komende decennia moeten aanpassen. Tegenstand bieden, boos zijn of je verzetten helpt niet. ‘Go with the flow’ is de kunst die wij allen moeten leren. Alleen samenlevingen die voldoende open zijn en die permanent willen leren, zullen de ingrijpende versnellingen kunnen bijbenen. Ook Friedman komt uit bij Moeder Natuur die ons leert hoe we ons het beste kunnen aanpassen. Vijf ‘killer apps’ noemt hij die de natuur ons biedt en die we in onze alledaagse, veel te starre politiek moeten incorporeren.

De eerste ‘killer app’ is die van het tijdig onderkennen dat vreemde machten economisch en militair superieur kunnen zijn en dat je je daaraan tijdig dient aan te passen; 2. het vermogen om diversiteit en complexiteit te aanvaarden; 3. het vermogen om het eigenaarschap over de toekomst te accepteren en niet de rol van slachtoffer te spelen; 4. het vermogen om de juiste balans te vinden tussen top-down en bottom-up, 5. het vermogen om politiek te benaderen met een mind-set die tegelijk ondernemend, hybride, heterodox en niet-dogmatisch is. Cultuur, aldus Friedman, speelt in het nabootsen van deze vijf biologische killer-apps een belangrijke rol. Want uiteindelijk is het niet de politiek, maar de cultuur die mensen drijft. Leiding geven door te verrassen met uitspraken die openheid en complexiteit propageren biedt het meeste zicht op succes. Denk aan Nelson Mandela. Hij maakte Zuid-Afrika sterker door mensen op te roepen tot verdraagzaamheid, niet door het nemen van stoere besluiten. Alles draait om vertrouwen. Lokale gemeenschappen die zelf verantwoordelijkheid nemen zullen het de komende jaren moeten doen.

Tagged with:
 

Minder slim, minder vrij

On 7 maart 2018, in technologie, by Zef Hemel

Gehoord in CREA, Roeterseiland Campus, Amsterdam op 26 feburari 2018:

Afbeeldingsresultaat voor max welling

Bron: Max Welling, UvA

Of mensen zullen mee-evolueren met machines wist hij niet. Slimmer worden mensen zeker niet, eerder dommer. Tenzij onze hersenen door implantaten of DNA-technologie worden opgewaardeerd, wat zeer goed mogelijk is. Tijdens de derde Amsterdamlezing van 2018 sprak Max Welling over algoritmes en intelligente machines die ons leven ingrijpend zullen veranderen. Welling is natuurkundige en hoogleraar Machine Learning and Artificial Intelligence aan de Universiteit van Amsterdam. De toekomst die hij schetste was er een waarin machines met mensen interacteren. Beide vergroeien met elkaar. Hij verwachtte hiervan de komende jaren opzienbarende resultaten in de gezondheidszorg, het openbaar vervoer, mobiliteit, onderwijs, wetenschap en ook in onze steden, ook al verloopt alles bijna ongemerkt. Veel van wat wij doen zal uiteindelijk veel sneller, beter en efficiënter door machines kunnen worden gedaan. We zullen op een andere manier zin aan ons leven moeten geven. Erg vond hij dit niet. Maar het blijft wel gek te moeten vaststellen dat machines slimmer zullen zijn dan wijzelf. Maar robots die de macht overnemen? Nee, dat geloofde hij stellig niet. Dat zal nog heel lang duren.

Welling schetste een beeld van de toekomst waarin de hoeveelheid data exponentieel groeit en ook de snelheid van computers elke twee jaar zal verdubbelen als gevolg van de wet van Moore. Tegelijk groeit de intelligentie van algoritmes. Computer science, data science, AI, machine learning, deep learning, al deze kennisvelden ontwikkelen zich razendsnel en versterken elkaar onderling. Iemand in de zaal vroeg of algoritmes ook met elkaar kunnen wedijveren. Zou de beste ooit boven komen drijven? Groeit er superieur algoritme dat alle andere algoritmes overneemt? Welling sloot zo’n evolutie niet uit. De wijze waarop algoritmes – AlphaGoZero en AlphaZero – met elkaar het spelletje Go speelden was daarvan misschien een voorproefje. Risico’s zag hij zeker. Die lagen volgens hem vooral op ethisch vlak. Als Amazon straks verzekeringen gaat aanbieden en jou via Alexa op basis van jouw persoonlijke gegevens een aanbod doet, wat dan? Onze vrijheid, dacht hij, wordt hoe dan ook geringer. Mooi was het filmpje dat hij liet zien van een robot die leerde pannenkoeken bakken. Het zag er stuntelig uit. Eenvoudig is het opgooien van een pannenkoek ook niet. Maar na vijftig keer gooien bleef de koek keurig in de pan. Het was een voorbeeld van reinforced learning. Heeft een machine zoiets eenmaal geleerd, dan blijft dit altijd bewaard en kan het over de hele wereld worden verspreid. Zo gaat onze vooruitgang steeds sneller.

Tagged with:
 

Amsterdamlezing 2018 #3

On 24 februari 2018, in technologie, by Zef Hemel

Gelezen in NRC Handelsblad van 24 november 2017:

Afbeeldingsresultaat voor max welling deep learning

Max Welling, vijftig jaar oud, is hoogleraar Machine Learning en Kunstmatige Intelligentie aan de Universiteit van Amsterdam. Welling is mede-oprichter van Scyfer, een scuccesvolle spin off van de Universiteit van Amsterdam en gevestigd op Amsterdam Science Park. Scyfer, nog maar vier jaar oud, werd vorig jaar tegen een onbekend bedrag opgekocht door de Amerikaanse chipproducent Qualcomm. Het jonge bedrijf maakt chips intelligent, het doet aan deep learning. Met zijn algoritmes zoekt het in grote hoeveelheden data naar patronen. Op dit moment richt het zich vooral op spraakherkenning. Qualcomm probeerde tevens de Nederlandse chipmachinebouwer NXP te kopen, waar het 47 miljard dollar voor wilde betalen. NXP levert vooral aan de autoindustrie. En Qualcomm verwierf de Amsterdamse AI-startup Euvision Tech; samen met de Universiteit van Amsterdam richtte deze in 2015 het onderzoekslab QUVA Lab op, waar onderzoek gedaan wordt naar cutting edge machine learning technieken. Ook dat bevindt zich op Amsterdam Science Park. Als we het over de toekomst hebben, kun je niet om Max Welling en Amsterdam Science Park heen.

Innovatie gaat steeds sneller, data is de brandstof en kunstmatige intelligentie is de motor. Op 24 november 2017 gaf Welling, die ook les geeft in Californië en Canada, een interview aan NRC Handelsblad. Lerende algoritmes stonden daarin centraal. Over Scyfer vertelde hij: “Kunstmatige intelligentie breidt zich uit naar de ‘randen van het netwerk’: nu zit de rekenkracht voor machine learning nog vooral in de cloud, de grote computernetwerken. We willen chips ontwikkelen die algoritmes soepeltjes kunnen draaien op een telefoon of in een auto.” Welling sprak van de mogelijkheid om data te anonimiseren door het toevoegen van ruis. Daarmee zou kunnen worden voorkomen dat bedrijven of overheden in bezit van privacygevoelige data elk individu op de voet kunnen volgen. Op de UvA wordt hiernaar onderzoek gedaan. En hij sprak over hoe algoritmes proefondervindelijk kunnen leren te plannen en beslissingen te nemen. “Computers moeten leren vooruitkijken als mensen.” Dat heet reinforcement learning. Op maandagavond 26 februari 2018 vertelt hij er meer over in de derde Amsterdamlezing van 2018. Meld je aan, op: http://www.uva.nl/nieuws-agenda/nieuws/amsterdamlezingen/amsterdamlezingen-uva.html Het is gratis.

Tagged with:
 

Wel de melk, niet de koeien

On 5 januari 2017, in economie, politiek, by Zef Hemel

Gelezen in The Economist van 22 oktober 2016:

 

Een Special Report van het Londense zakenblad The Economist ging eind oktober 2016 over het Rusland onder president Poetin. In de kerstvakantie eindelijk tijd gevonden om het te lezen. Wat de Russische economie betreft wordt daarin Innopolis opgevoerd, de nieuwe stad onder de rook van Kazan, 820 kilometer oostelijk van Moskou, goed voor 155.000 inwoners, als illustratie van wat de heer Poetin zoal beweegt. Innopolis is het project van zijn voorganger, president Dmitry Medvedev, en werd op de tekentafel bedacht door Liu Thai Ker, hoofdarchitect van Singapore. De nieuwe stad, inmiddels twee jaar oud, moest net als Skolkovo bij Moskou – een ander project van Medvedev – een ware technopolis worden, een stedelijke hub van creativiteit en innovatie in een snel globaliserende wereld. Medvedev begreep dat Rusland niet achter kon blijven in de technologische ratrace en gebruikte het middel van een Free Economic Zone om in de buurt van Kazan (1 miljoen inwoners), aan de overkant van de rivier de Wolga, hoogwaardige grootstedelijke condities te scheppen die nodig zijn om talent aan zich te binden. Dat talent komt er nu echter niet. Zijn opvolger, Mr. Poetin, wil wel de melk, maar niet de koeien, aldus The Economist. Anders gezegd, het klimaat voor ondernemerschap is door de regering Poetin nooit gerealiseerd. Integendeel. Er staan alleen maar gebouwen.

In het algemeen vaart president Poetin een heel andere koers dan zijn voorganger. Hij probeert economische groei te bevorderen door geld te steken in het militair-industrieel complex en in grootschalige infrastructuur. Dat is een klassiek recept van natiestaten waarover The Economist het volgende schrijft: “the cost of these projects could outweight their benefits. And in the absence of a thriving private sector, those new roads and bridges may not do much.” Jane Jacobs noemde dat ‘transactions of decline’. De onstuimige groei van Moskou, Kazan en Sint Petersburg is voorbij. Zij hebben het nakijken. De nieuwe middenklasse die met die grootstedelijke groei de afgelopen decennia werd gevormd, heeft, met andere woorden, geen plek meer in het huidige autoritaire model van het Kremlin, dat overwegend gericht is op overheidsmiddelen steken in zinloze overheidsprojecten. Het regime van president Poetin is anti-stedelijk. Vanaf 2014 regeert weer de provincie. Het is een recept voor achteruitgang en verlies. Wat er met de plannen voor Innopolis gaat gebeuren is nu niet duidelijk. Het is wachten op betere tijden.

Tagged with:
 

European Knowledge Hub

On 22 september 2016, in wetenschap, by Zef Hemel

Read in  ‘Mapping Research and Innovation’ (2015) of Elsevier/Urban Innovation Network:

 

Last year, scientific publisher Elsevier and the Urban Innovation Network (UIN) published a comparative study of research output of eleven comparative European university cities, amongst them Amsterdam. The other cities were Barcelona, Berlin, Brussels, Copenhagen, Dublin, Hamburg, Madrid, Manchester, Stockholm and Vienna. In ‘Mapping Research and Innovation’ (2015) the researchers distinguished four dimensions of research strength: relative volume, relative usage, relative impact and research excellence. Excellence was measured by a city’s relative share of the most impactful research – “that which is among the top decile worldwide in terms of citations within a given subject area. We call these star articles.” Overall conclusion: Amsterdam has a strong claim to being one of the top knowledge cities in Europe. Its research output per capita is second only to Copenhagen, but the relative impact of its research is the highest. The researchers discovered that Amsterdam has a very strong position in medicin, in volume and impact. “It is nearly twice the world average in relative volume, given the city’s size and overall research output.” Orange (picture) means its impact is also quite high, “more than twice that of the world average.” Winners are oncology, radiology, nuclear medicine and imaging.

Striking is Amsterdam’s output in computer science, which nearly doubled over the past decade. In terms of publications per capita, Amsterdam’s output in computer science is now second among the eleven cities. “These growth trends suggest that Amsterdam is growing a world-class base of computer science researchers, which can both help train the next generation of tech workers and attract the most promising tech companies.” What about social sciences? Psychology has a very strong position, but only in volume, the other social sciences are performing above average, but their impact is rather low. In terms of publications per 1000 residents, the researchers found growth in all eleven cities. But the absolute winners are Amsterdam en Copenhagen, with Vienna and Stockholm following at a distance. How important is this? Elsevier: “Universities creat jobs and demand for real estate space, attract and retain talent, stimulate investment beyond their walls. (…) But, the central role played by universities in the innovation ecosystem is not well understood and an untapped resource.” Exploring a city’s innovation ecosystem is a valuable way of seeing the future with greater clarity.

Tagged with:
 

The soft side

On 25 juni 2015, in innovatie, by Zef Hemel

Read in ‘The Regional Knowledge Economy’ (2009) of Otto Raspe:

 

The discussion on agglomeration economies, innovation clusters and regional economic growth is a difficult one. Why? Well, because it all has become very political. So what does science tell us? In ‘The knowledge economy and urban economic growth’ (2009), Otto Raspe – a regional economist working for the National Planning Bureau for the Built Environment in The Hague – tried to relate R&D, innovation and knowlegde workers to regional economic growth in the Netherlands. His paper was published in European Planning Studies. “This paper does not open the entire black box of agglomeration economies – but contributes to the discussion by determining different kinds of localized knowledge densities within economic growth clusters.” Governments and institutions, Raspe points, always focuss on R&D as sources of growth, because this input factor can be stimulated by subsidies. But there are more spatial knowledge indicators: knowledge workers (ICT-sensitivity, educational level, creative economy, communicative skills) and innovation (technological and non-technological). R&D in the Netherlands differs from the rest: south and east are in front of R&D-employment specialization.

But in terms of innovation and knowlegde workers, the highly  urbanized Northern part of the Randstad area – Amsterdam and Utrecht – is leading. ‘The rural regions and the regions in the national periphery of the Netherlands are lagging behind in intensity of this employment.” Most spatially concentrated are the knowlegde workers. Also in terms of innovation, “municipalities in the Randstad region, larger cities and central areas of urban agglomerations still come to the fore as the foci of innovative activities.” Then he concludes: “High R&D-levels are not a sufficient growth condition for economic growth in urban clusters – the knowlegde workers and innovation dimensions are significantly better linked to localized economic growth in the Netherlands.” The ‘soft’ side seems to be far more important than the ‘hard’ technological side. But governments always stress R&D. They love technology. Better focus on industrial and distribution activities (which they already do) and on localized clusters of producer services in big cities (which they do not). Although not opening the black box of agglomeration economies fully, Raspe did a great job. Now let’s wait for new government policies.

Tagged with:
 

On the road

On 18 juni 2015, in infrastructuur, technologie, by Zef Hemel

Heard in B.Amsterdam, Amsterdam Slotervaart, on 4 June 2015:

The evaluation of the Highspeed train public tender by the Dutch politicians has ended last week. What a disaster. Big mistakes were made. Market failures. Technical failures. The Dutch state failed. Still missing those fast trains in The Netherlands. More lucky we are on the road. Jelle Vastert, of electric-car manufacturer Tesla, gave a great lecture on the EU Super Charger Programme at the Catch-Up session of the Amsterdam Economic Board on 4 June 2015. Theme: start-up ecosystems. How to develop them successfully. The audience were mostly young people, hackers, students, friends, some fourhundred of them. The corporates were a minority this time. So the discussions were a kind of battle between the corporates and the hackers: beat them! Destroy them! The only alternative seems to be: buy them!, as in the case of Marvia, a start-up that was bought by PostNL. Moderator was Boris Veldhuijzen van Zanten of TheNextWeb. Vastert gave a great show on how his company is developing a network of electric charging stations all over Europe. It was about how advanced the European Union really is.

So where to go with your electric car this summer? Vastert asserted that it would be possible for the first time to drive with your Tesla car from Rome to the North Cape. At an interval of a three-hours drive you would find another charging station. A stop of only twenty minutes is needed to drive to the next station, although for a full charge it takes at least 75 minutes (Super charger works twenty times faster than a regular charger). The use is for free. A year ago there were only 14 Supercharger stations spread across Norway, Germany, Switzerland and The Netherlands. August 2014 there were already 50 stations opened. Every day, Tesla claims, they open one somewhere in Europe. Now you will find them also in the UK, France, Spain, Italy, Austria, Denmark, and Sweden. The Supercharger stations have been planned strategically: between the biggest cities. Why? Because the use of electric cars started in metropolises, not on the countryside. And how lucky Europe is! So many cities. Compare it with Asia, where Tesla is also developing a Supercharger network. Just a coastal road. So what about those highspeed trains?

Tagged with: