Knalharde Big Bang

On 8 maart 2020, in kunst, by Zef Hemel

Gelezen in ‘De Middellandse Zee. De samenleving en de staat’ (1966) van Fernand Braudel:

Afbeeldingsresultaat voor braudel de middellandse zee. De samenleving en de staat

In DWDD-uitzending van 12 februari jongstleden ontving Matthijs van Nieuwkerk de directeur van het Rijksmuseum, Taco Dibbets. Aanleiding: de opening van de tentoonstelling ‘Caravaggio-Bernini. Barok in Rome’ die sinds 14 februari in het Amsterdamse museum is te zien. In zijn aankondiging sprak Van Nieuwkerk over Rome als de plek en de komst van de twee kunstenaars als de grote ‘Big Bang’. Letterlijk zei hij: “Het verhaal begint zo: het roemruchte Romeinse rijk is in elkaar gestort. Van de stad die ooit het centrum van de wereld was is niets meer over dan een paar sloppenwijken langs de rivier de Tiber, op het Forum grazen de koeien en het Colosseum is nog slechts een steengroeve. En dan staan twee mannen op: de schilder Caravaggio en de beeldhouwer Bernini en samen zorgen ze voor een knalharde Big Bang in de kunst.” In deel twee van zijn grote meesterwerk ‘De Middellandse Zee’ noemde de Franse geograaf en historicus Fernand Braudel Rome het voornaamste centrum van culturele verspreiding in de zeventiende eeuw. Hij beschrijft hoe de stad weer tot leven kwam in een periode die gekenmerkt werd door oorlogen, die de steden in het Middellandse-Zeegebied toch weinig gunstig gezind was. Gedurende vijftig jaar werden er overal in de stad paleizen en kerken gebouwd. Rome was één groot bouwterrein geworden. En de gewijde schilderkunst van de ‘barok’ was in de eerste plaats een kind van de architectuur. Hoe was deze Gouden Eeuw mogelijk?

Braudel wijdt een belangrijke passage aan de financiën van de Rooms-Katholieke kerk en de financiële bewindvoering van de Romeinse pausen, die hij aanduidt als ‘luxebeleid’. Want de uitzonderlijke groei van Rome bracht enorme kosten met zich mee. Deels konden de pausen zich deze weelde veroorloven doordat ze in de bedoelde vijftig jaar grote winsten maakten en geen oorlogen hoefden te financieren, voorts werden ze geholpen door een stroom Amerikaans zilver waarmee het Middellandse-Zeegebied werd overspoeld. Nieuwe religieuze orden schoten ‘als paddenstoelen uit de grond’ en beschouwden Rome als hun ‘etalage’. De barok, aldus Braudel, was eigenlijk een jezuïetenkunst en de kunst die deze voortbracht was pure propaganda en theater. “De kunst was een machtig strijdwapen en een middel om het volk te onderwijzen.” Hij spreekt van ‘de macht van het beeld’, van een kunst die moest overtuigen ‘met actieve bewijsvoering’, die op zoek was naar “het dramatische detail dat de toeschouwer zo zou treffen dat het op het netvlies bleef hangen.” Juist deze weken behandel ik in mijn colleges ‘Planologie. Wetenschap en Praktijk’ de functie van toekomstverhalen en hoe deze te verspreiden. Toekomstverhalen rond de groei van steden maken en vertellen, hoe doe je dat? Let op de macht van het beeld, heb oog voor dramatische details. Kijk eens naar die ‘knalharde Big Bang’. Van pausen en jezuïeten valt nog veel te leren.

Tagged with:
 

Catastrofe in vier scenario’s

On 9 januari 2020, in duurzaamheid, economie, energie, by Zef Hemel

Gelezen in ‘What is the Future?’ (2015) van John Urry:

Afbeeldingsresultaat voor johan rockstrom uva

Bron: UvA

Tijdens de 388ste Dies Natalis van de Universiteit van Amsterdam ontving de Zweedse aardwetenschapper Johan Rockström een eredoctoraat. Zijn dankwoord  was alarmerend. De mensheid dreigt de grenzen te overschrijden waarbinnen het planetaire systeem aarde min of meer stabiel blijft. Eenmaal over de grens wacht onheil. Opnieuw was daar een catastrofale toekomstvisie. Klimaatverandering, aldus John Urry, heeft gemaakt dat de toekomst centraal is komen te staan in ons denken. In ‘What is the Future?’ schetst de Britse socioloog vier scenario’s voor de toekomst waarbij klimaatverandering een hoofdrol speelt. Het eerste heet ‘business as usual’. In dit scenario doen regeringen alsof groei noodzakelijk is. De stroom van producten en diensten blijft groeien, of deze nou nuttig is of niet. Mensen veranderen hun gedrag ook niet. In dit scenario is sprake van een Cassandra syndroom: klimaatwetenschappers waarschuwen tevergeefs, waarna de ramp zich voltrekt. Het tweede scenario heet ‘de-growth’: samenlevingen organiseren zich van onderop – een ‘civil society’ ontwikkelt nieuwe leefwijzen die de uitstoot van CO2 en stikstof reduceren. Urry wijst erop dat zulke aanpassingen alleen kunnen plaatsvinden onder invloed van catastrofes. Het derde scenario heet ‘ecologische modernisering’. Op een crisis volgt een nieuwe fase van baanbrekende technologische innovaties. Deze zullen in een cyclus van zestig jaar een hele nieuwe toekomst voor de mensheid creëren, net zoals de industriële revolutie zich in cycli van zestig jaar voltrok en hele nieuwe werelden schiep. Urry ziet hiervoor weinig tekens.

Het vierde scenario heet ‘geo-engineering’. Het is een toekomst van grootschalige catastrofes, die door regeringen en bedrijfsleven tegemoet wordt getreden met zware vormen van geo-technologie. Ingrepen in de aardkorst en in de atmosfeer zullen worden voorgesteld als enige manier om fossiele brandstoffen te kunnen blijven gebruiken. Zulke omvattende programma’s, aldus Urry, vereisen samenwerking op continentale en deels mondiale schaal. “As a Plan B, such geo-engineering is a Faustian bargain trumping democratic politics and dependent upon a globalist imaginary bypassing national processes.” Urry waarschuwt voor een hele nieuwe reeks maatschappelijke conflicten die hiervan het gevolg zullen zijn, hij noemt het een keuze tussen barbarisme en barbarisme, daarmee I. Stengers citerend (‘Catastrophic Times: Resisting the Coming Barbarism’, 2015). De komende decennia zullen we laveren tussen deze vier scenario’s. Urry maakt het niet meer mee. Nog voordat hij zijn boek voltooide, stierf hij. Zijn laatste boodschap: hoe meer wij het toekomstdenken democratiseren, hoe beter wij ons voorbereiden. Op de catastrofe die onvermijdelijk komen gaat.

Tagged with:
 

Pessimisme, egocentrisme, de korte termijn

On 27 december 2019, in planningtheorie, by Zef Hemel

Gelezen in FD van 21 december 2019:

Afbeeldingsresultaat voor long now foundation

Wie zijn wereld letterlijk klein houdt, is geneigd zich op de korte termijn te richten. Wie zich op de lange termijn richt, maakt zijn wereld groter. In ‘Een verre blik’ – zijn laatste column in FD van 2019 – refereerde Roland van der Vorst aan het werk van componist Brian Eno, die met zijn Long Now Foundation de samenleving probeert aan te zetten tot het omarmen van een langetermijnperspectief.  Veel mensen in New York, stelde Eno eind jaren 1980 vast, handelen uitsluitend in het hier en nu. Ze willen oplossingen voor de problemen van dit moment, ze denken niet verder dan hun eigen woning, straat of buurt, aan vergezichten hebben ze een broertje dood. Die laatste zijn in hun ogen ‘luchtfietserij’. Egocentrisme, in je eigen bubbel leven, het maakt dat mensen zich alleen maar op hun directe woonomgeving richten, zich bekommeren om zichzelf, het lot van de stad zijn ze vergeten. En digitalisering maakt het alleen maar erger. Met zijn in 1996 opgerichte Long Now Foundation wil Eno het langetermijndenken stimuleren. In de hoop dat mensen zich weer verantwoordelijk gaan gedragen.“The Long Now Foundation hopes to provide a counterpoint to today’s accelerating culture and help make long-term thinking more common. We hope to foster responsibility in the framework of the next 10,000 years.”

De komende 10.000 jaar? Is dat niet overdreven? Dan bestaat de mensheid toch niet meer. Misschien is het u ook opgevallen, maar de meeste langetermijnperspectieven zijn tegenwoordig inktzwart. In ‘What is the Future?’ (2015) laat de Britse socioloog John Urry zien hoe na 11 september 2001 alle optimisme uit ons toekomstdenken verdween. Na de aanslag op het World Trade Center werd globalisering – het stromen van mensen, goederen, kapitaal en informatie over de wereld – op slag door vrijwel iedereen verdacht gemaakt. Sociale wetenschappers gingen complexiteitstheorieën omarmen die systemische, perverse effecten van menselijke activiteiten vaststelden als gevolg van cascades door financiële, religieuze, klimatologische, voedsel-, water- en veiligheids- en energiesystemen. Urry sprak van ‘a new catastrophism in social thinking.’ Deze omslag zegt veel over ons collectieve gevoelsleven en hoe veranderlijk dat is. Pessimisme voert nu de boventoon. Wie gelooft nog in ‘Panorama Nederland’ van Rijksbouwmeester Floris Alkemade? Zijn grenzeloze optimisme als het om de toekomst van Nederland gaat noemde vaktijdschrift Cobouw onlangs ‘schaamteloos’. En wie denkt dat mijn toekomstvisie voor de Amsterdamse binnenstad in 2040 werkelijkheid zal worden?  Een ‘mooi droombeeld’. Daarmee lijkt het op voorhand gediskwalificeerd.

Tagged with: