Gehoord op Roeterseiland Campus, Amsterdam, op 5 maart 2018:
Toronto is een hyperdiverse stad. Tuna Tasan-Kok, zelf afkomstig uit Ankara, Turkije, was de Canadese stad gaan onderzoeken omdat Europese steden qua bevolkingssamenstelling steeds veelkleuriger worden en niet goed weten hoe daarmee om te gaan. Hoe doet men dat in Toronto? De planoloog Tasan-Kok is sinds kort hoogleraar Planologie aan de Universiteit van Amsterdam en doet onderzoek naar hyperdiverse planning. Ze vertelde erover in het bachelor-programma Cities in Transition aan de Universiteit van Amsterdam. Bijna de helft van de twee miljoen inwoners omvattende stad, aldus Tasan-Kok, is in het buitenland geboren. Van de andere helft heeft vrijwel iedereen wortels in een vreemd land. Iedere inwoners is als het ware een nieuwkomer. De complexiteit van deze hyperdiversiteit wordt door de stad niet als probleem gezien, maar is juist uitgangspunt van de planning. Dit houdt in dat alle twee miljoen inwoners toegang hebben tot de voorzieningen, voor elke bevolkingsgroep zijn fysieke ruimtes geregeld en iedereen krijgt in principe dezelfde mogelijkheden. Wat het eerste betreft gaat het niet alleen om toegang tot informatie, maar ook tot consultatie en zelfs delegatie van bevoegdheden. In de stad vindt men duizenden street agents die bemiddelen tussen de overheid en lokale gemeenschappen. Ze liet goed zien hoe ver dit gaat en hoe complex deze omgang met diversiteit is. Toch is er ook in Toronto nog sprake van racisme en discriminatie. “Toronto prides itself on its diversity. It’s even the city’s motto, Diversity Our Strength. But Torontonians know that’s just public relations spin, a goal we’ve never really tried to actually achieve.” Lees het onderzoek van David Hulchanski, hoogleraar Housing ande Community Development aan de University of Toronto.
In haar gastcollege zoomde Tasan-Kok in op twee wijken: Regent Park en Jane-Finch. De eerste bleek een achterstandsbuurt in het peperdure centrum, de tweede het afvoerputje van de stad in de noordwestelijke suburbs. Ze vertelde dat Regent Park vele malen onderhanden is genomen, maar dat elke poging tot stadsvernieuwing was gestrand. Uiteindelijk hebben marktpartijen met nieuwe planningsinstrumenten de wijk aan de praat gekregen. De dichtheid is flink opgevoerd, er zijn nieuwe groepen komen wonen zonder dat de zittende bewoners werden verjaagd en de openbare ruimte is opgeknapt. Sommigen spreken afkeurend van gentrificatie, maar Tasan-Kok vindt de ingrepen verdedigbaar. In het geval van Jane-Finch was alles veel lastiger. Geen marktpartij wilde in deze door drugs en geweld geplaagde hoogbouwwijk investeren. Hier hebben de planners het zelf gedaan, gebruik makend van het sterk ontwikkelde gemeenschapsgevoel. In de leegstaande winkels in de malls hebben ze voorzieningen gemaakt ten dienste van de verschillende bevolkingsgroepen. Fysieke en sociale programma’s werden op elkaar afgestemd. Al die verschillende leefstijlen, houdingen en activiteiten accepteren, aldus Tasan-Kok, is beslist niet makkelijk. Haar bewondering voor de planners van Toronto stak ze niet onder stoelen of banken. Terecht.
Gelezen in ‘No Is Not Enough’ (2017) van Naomi Klein:
Tijdens de kerstdagen ‘No is not enough’ van Naomi Klein gelezen. Huiveringwekkend boek. In haar nieuwste analyse van de situatie in de wereld komt alles samen: klimaatverandering, natuurrampen, neoliberalisme, klimaatkapitalisme, oorlogen, schokkende gebeurtenissen, hysterie, verwarring, ontreddering, lege merken, mediatisering, en het voert allemaal naar de ene persoon van Trump. De Canadese klimaatactiviste Klein weet het zeker: de boosaardige Donald Trump is een regelrechte “shock to the system.” Haar feilloze analyse van de persoon van Trump als ‘Brand Bully’ en ‘rampenkapitalist’ vond ik treffend, maar ook deprimerend. Klein, die net als Richard Florida woonachtig is in het progressieve en tolerante Toronto, heeft het allemaal al eens meegemaakt. Haar burgemeester Rob Ford was een regelrechte bully afkomstig uit de buitenwijken van Toronto. Zijn jaren van reactionair bewind waren verschrikkelijk voor de stad. Zowel ‘The New Urban Crisis’ van Florida als ‘No Is Not Enough’ van Klein zijn niet te begrijpen zonder kennis van het burgemeesterschap van Rob Ford in het Canadese Toronto. En wat Ford deed met Toronto, dat doet Trump nu met de Verenigde Staten. Een politieke megacrisis is het. Zeker. Maar ook boos makend en deprimerend.
Lisa Randall, hoogleraar Theoretische natuurkunde aan Harvard University, typeerde Trump onlangs in een interview met NRC Handelsblad (11 november 2017) als een echte ‘Queens bully’. Randall, zelf afkomstig uit Queens, noemde dit precies de reden waarom ze altijd al weg wilde uit dit deel van New York. Je richten op dit soort asociale mensen uit de suburbs helpt je geen steek verder, voegde ze daaraan toe. Mooi en hoopvol vond ik wat ze vervolgens vertelde over hoe we de maatschappij óók kunnen percipiëren. “Zoals we letterlijk een blinde vlek hebben voor donkere materie die het heelal vormgaf, zo hebben we figuurlijk vaak een blinde vlek voor grote groepen andere mensen. We merken ze niet op, kijken door ze heen, om hun geslacht, ras of omdat ze niet behoren tot het zichtbare groepje aan de top. Terwijl ook deze onzichtbare massa’s de maatschappij vormgeven en stutten, en veel gevarieerder en rijker zijn dan vaak wordt aangenomen.” De collectieve intelligentie van al deze gewone mensen aanboren, daarmee creëren we pas een betere wereld. Dat is ook precies waar Klein haar boek mee besluit: haar Leap Manifesto voor een betere wereld stelde ze samen met hulp van liefst zestig heel verschillende mensen. “We had come together to figure out what connects the crises facing us, and to try to chart a holistic vision for the future that would overcome many of the overlapping challenges at the same time.” Deed me denken aan ‘Volksvlijt’. Laten we onze aandacht liever richten op de donkere materie, op die grote massa anonieme mensen die veel rijker en diverser is dan wetenschappers en politici doorgaans aannemen, dan op die ene Donald Trump.
Gelezen in De Volkskrant van 27 mei 2017:
Een klein berichtje in de Volkskrant was het, meer niet. De huizengekte in Toronto, Canada, blijkt te zijn omgeslagen in een crisis. Huiseigenaren proberen in paniek hun pas verworven vastgoed kwijt te raken nu een einde is gekomen aan de krankzinnige waardestijging, afgelopen jaar liefst 33 procent. Aanleiding: een nieuwe belastingmaatregel (15 procent) die de regering van Ontario voor buitenlandse kopers van vastgoed in de oververhitte woningmarkt van de hoofdstad afkondigde. Vooral vanuit Azië werden op grote schaal laagbouwwoningen opgekocht. In en rond de stad werd gevochten om grond, maar Toronto hanteert een Green Belt-politiek die het aanbod van bouwgrond ernstig belemmert. In het centrum verrezen overal woontorens. Het bleek niet genoeg. De vraag bleef vooral gericht op de laagbouwwoningen. Het gevolg was dat Toronto onbetaalbaar dreigde te worden voor grote groepen inwoners. Midden 2016 bleek meer dan 90 procent van de laagbouw van Toronto meer dan 1 miljoen dollar te kosten. Er was onmiskenbaar sprake van een housing bubble. Met de maatregel hoopte Ontario de woningmarkt te stabiliseren. Maar men had niet verwacht dat hij zo snel zou inklappen. Toch liggen de huizenprijzen nog steeds ruim 5 procent boven de waarde van afgelopen jaar. Je zou kunnen zeggen dat de lokale woningmarkt is genormaliseerd.
In Amsterdam stegen de huizenprijzen afgelopen jaar met liefst 21 procent. Dat is weliswaar minder dan in Toronto, maar toch ruim voldoende om te kunnen spreken van een ernstige situatie. Ook in de hoofdstad dreigen veel woningen voor grote groepen onbetaalbaar te worden. Michiel Couzy en Ton Damen beschreven in Het Parool van 13 juli 2017 hoe dat werkt: omdat er veel geld te verdienen valt, steken rijke particulieren en beleggers hun kapitaal in Amsterdamse bakstenen, met als gevolg dat de prijzen verder stijgen. “Het is een duizelingwekkend rendement, waaraan bijvoorbeeld de aandelenbeurs een puntje kan zuigen.” Niemand heeft nog opgemerkt dat Amsterdam, net als Toronto, een restrictief ruimtelijk beleid voert waardoor bouwgrond hier bijna niet beschikbaar is. Rond de stad is bouwen simpelweg verboden. Een groot deel grenst aan het zogenoemde Groene Hart. Veel groen behoort tot de veelgeroemde scheggen. Ook de bouwhoogte is in een groot deel van de stad gelimiteerd. Het opspuiten van wat eilanden bij IJburg is het enige dat resteert. Geen wonder dat de woningprijzen uit de pan rijzen. Als Amsterdam niet wil expanderen, dan is een belastingmaatregel als de Canadese ook bij ons het enige alternatief.
Gelezen in ‘Rise and Sprawl (2016) van Hans Ibelings:
De Canadees-Nederlandse architectuurcriticus Hans Ibelings stuurde me een mail naar aanleiding van mijn blog over zijn nieuwste boek ‘Rise and Sprawl’. ‘Rise and Sprawl’ gaat over de opmerkelijke opmars van hoogbouw in het centrum van Toronto, Canada. Zelf, schreef hij me, was hij het meest tevreden over de wijze waarop hij in zijn boek had afgerekend met ‘Death and Life of Great American Cities’ van Jane Jacobs. Dus sloeg ik zijn boekje er nog eens op na. Het werk van ‘patroonheilige’ Jacobs was eenzijdig op de stoep en de voetganger gericht, ze had zich vooral tegen de overheid gekeerd, in de persoon van de machtige stedenbouwkundige Robert Moses, veel minder tegen het Modernisme als zodanig. Alle planners waren in haar ogen fout, alle andere mensen goed. Ibelings, eerst nog spottend en badinerend, stelt Jacobs vervolgens op één lijn met tijdgenote en communistenhater Ayn Rand. Ibelings sluit niet uit dat het redacteurschap van Jacobs van het propagandatijdschrift ‘Amerika Illustrated’ in de Koude Oorlog hiermee te maken heeft gehad. Zou het werkelijk?
Het vertrouwen van Jacobs in deregulering gíng volgens Ibelings heel ver. Daarvoor haalt hij een interview aan in The Atlantic van Richard Florida met Jacobs. Hun gesprek ging over gentrificatie. Jacobs hekelde de door de overheid gestuurde stadsvernieuwingsprogramma’s, maar ze keerde zich ook tegen de commerciële vastgoedpraktijken. Florida: “She went on to describe how cities have an amazing capacity to reorganize and reenergize themselves.” Daarna gaf ze Florida een lesje in een levenscycli van buurten en wijken, die eindigde met de uitspraak ‘Well, Richard, you must understand: when a place gets boring, even the rich people leave.’ Voor Ibelings is dit een bewijs dat Jacobs tegenstander was van overheidsinmenging. De recente, in zijn ogen ongereguleerde hoogbouw-hausse in Toronto acht hij dan ook in overeenstemming met het type stad dat Jacobs kennelijk voor ogen stond. Bij deze ironische conclusie haakte ik af. Afgezien van alle eerdere retoriek is het gewoon niet waar. Jacobs hoorde bij een protestgeneratie die zich fel verzette tegen grootschalige sloop en arrogantie van overheden, ontwerpers en projectontwikkelaars. Ze dacht vanuit de mensen. Later ontwikkelde ze een theorie over organische gentrificatie. In ‘Systems of Survival’ (1994) zou ze de verhouding tussen private sector en overheid als twee syndromen tegenover elkaar plaatsen, elk met een eigen moraliteit. Beide waren nodig, geen van beide mocht domineren. “So perhaps we have a useful definition of civilization: reasonably workable guardian-commercial symbiosis.” Jacobs was een pragmatist. Haar op één lijn stellen met objectivist Ayn Rand is onjuist, nee erger.
Gelezen in ‘Rise and Sprawl’ (2016) van Hans Ibelings:
Is hoogbouw aan een stevige opmars begonnen in Amsterdam? De commotie over het gedurfde ontwerp voor Sluisbuurt op het Zeeburgereiland doet vermoeden van wel. Ook dat het verschijnsel niet onopgemerkt zal blijven lijkt me evident. De wereld verandert. In Toronto, Canada, bijvoorbeeld zijn ze er de afgelopen tien jaar snel vertrouwd mee geraakt. Architectuurcriticus Hans Ibelings, tegenwoordig woonachtig in Montréal, Canada, schreef er een aardig boekje over. In ‘Rise and Sprawl’ hekelt hij de kritiekloze acceptatie van de ‘condo towers’ in de grootste Canadese stad. Volgens hem is het allemaal begonnen in Vancouver, toen de Chinezen uit Hong Kong na de aansluiting van hun kolonie bij China overhaast aanspoelden op de Canadese Westkust. Ze namen hun hoogbouw mee. Nu is het verschijnsel overgeslagen naar het veel oostelijker gelegen Toronto. Net als in veel Chinese steden wordt hier de ene na de andere toren opgetrokken, geen enkele is architectonisch bijster interessant, alles gebeurt vlug en oogt gemakzuchtig, zonder dat rekening wordt gehouden met de stedenbouwkundige context. Er moet vooral geld worden verdiend. Ibelings kan het niet zo waarderen. Ten slotte ben je daar criticus voor.
Sinds 2000 zijn er in Toronto al 80.000 condo’s gebouwd, de meeste op voormalige parkeerterreinen; eenzelfde aantal zit op dit moment in de pijplijn. Vrijwel alle torens bevinden zich in het stadscentrum. De bevolking van het centrum is daardoor met liefst 18 procent gegroeid. Door de schaarste aan grond poppen de torens de laatste tijd ook elders op. Tussen de 23 en 40 procent is koop, maar wordt doorverhuurd. Doordat Canada als een veilig en stabiel land te boek staat, trekt ze beleggers en investeerders aan, die maar wat graag in de toekomst van Toronto willen investeren. Veel torens zijn pure vastgoedinvesteringen. Sinds 2014 betreft het vooral Chinees geld. Prijzen rijzen de pan uit. Zelfs in Toronto wordt wonen in hoog tempo onbetaalbaar. Maar, concludeert Ibelings, de stad is wel levendiger en gezelliger geworden. Wat we hier van kunnen leren? Niet alleen Afrikaanse steden, maar ook Canadese en Amerikaanse steden gaan steeds meer op Chinese steden lijken. Straks volgen de Europese, dus ook Amsterdam. Het is nog even wennen, maar de wereld verandert ingrijpend en snel.
Gelezen in ‘What Toronto needs now’ (2013) van Richard Florida:
Weet u aan wie Donald Trump me doet denken? Aan Rob Ford, de voormalige burgemeester van Toronto, Canada. In 2010 werd Ford (1969) met een ruime meerderheid verkozen als burgemeester van de grootste stad van Canada. Zijn openbare functie behield hij tot 2014. Daarvoor was hij jarenlang lid geweest van de gemeenteraad van Toronto. Net als Trump was Ford een ondernemer met zeer uitgesproken standpunten. Hij vertegenwoordigde Etobicoke North, een buurtschap in het uiterste westen van Toronto, voor 40 procent bestaande uit laagbouw, voor 35 procent uit hoogbouw, met een arme multi-etnische bevolking. Etobicoke heeft een slechte reputatie vanwege aanslagen en geweld, gepleegd door jongerenbendes. Ford was een populist die de overheid wilde reduceren, hij beloofde zware infrastructuur aan te leggen maar liet de fietspaden in de stad afbreken en keerde zich tegen homoseksualiteit, hij beledigde zijn collega’s, zelf werd hij beschuldigd van racisme. Ford werd ook beschuldigd van huiselijke geweldpleging, drankmisbruik en gebruik van verdovende middelen. In 2014 werd kanker bij hem geconstateerd. In maart 2016 stierf hij. Gedurende zijn ambtstermijn raakte de politiek van Toronto totaal verlamd.
Hoe kon Ford ooit aan de macht komen in het rijke Toronto? Zijn verkiezing dankte hij aan stemmen in de buitenwijken van de Canadese metropool. Greater Toronto Area fungeert feitelijk als één kiesdistrict, dit keer kwam een populist uit de boze buitenwijken in het centrum aan de macht. Met die buitenwijken gaat het al jaren niet goed, de bevolking krimpt er en de jongeren trekken massaal naar het centrum. In 2013 schreef Richard Florida, directeur van het Martin Prosperity Institute: “At a time when we need a denser urban core, more affordable housing, better transit and less reliance on cars—a way of living that clusters people together naturally, allows them to interact more freely and produces the sort of innovation that spurs economic progress—we have a mayor who stokes the urban-suburban divide for political gain, and a deputy mayor, Doug Holyday, who believes that downtown Toronto is no place to raise a family.” Globalisering genereerde een beperkt aantal ‘powerhouse mega-regio’s’ en Toronto moest daar één van zijn, maar met deze zwakke burgemeester kwam daar volgens Florida niets van terecht. Florida was geen voorstander van een neoliberale topdown aanpak van stadsontwikkeling, aangevoerd door het bedrijfsleven, hij zocht juist een brede coalitie die vanuit een lange termijnvisie de hele stedelijke regio kon activeren. Gaan de VS met Trump de komende vier jaar hetzelfde als Toronto beleven?
Gelezen in Het Parool van 15 oktober 2016:
Hoe ziet Amsterdam er uit in 2030? Als het aan de Rotterdamse socioloog Wim Derksen (1952) ligt nog net zo als in 2016. Althans dat meende ik dit weekeinde te lezen in Het Parool (15 oktober 2016). Ik denk dat hij zich ernstig vergist. Maar hoe dan wel? Zoiets vergt verbeeldingskracht. Neem ‘Her’. In 2013 verscheen deze sciencefiction film van Spike Jonze over Los Angeles in het jaar 2025. Hoofdpersoon Theodore Twombly (Joaquin Phoenix) wordt in de film verliefd op een computerstem. Het is een flinterdun, melancholisch verhaal, al laat het goed zien hoe mens en technologie versmelten. Hoe ziet Los Angeles eruit in 2025? Op die vraag lichtte Colin Marshall het scenario van ‘Her’ door. Op YouTube kun je zijn filmcollege mooi volgen. Los Angeles over tien, twintig jaar wordt door Spike Jonze verbeeld als een stad van torens, autovrije straten en veel metro. Twombly zelf woont in een wolkenkrabber. Voor een dagje op het strand neemt hij de ondergrondse. Voor een ritje naar de natuur kiest hij voor een hogesnelheidstrein. Dat is niet het Los Angeles dat wij van vroeger kennen. Wat is er gebeurd? Zelfs autostad Los Angeles verdicht snel en krijgt de trekken van een Aziatische metropool. Dat is nu al gaande.
Veel opnamen in ‘Her’ zijn gemaakt in Shanghai. Dat is niet zo gek. Los Angeles telt op dit moment 18 miljoen inwoners, Shanghai is de grens van 22 miljoen inwoners al gepasseerd. LA groeit echter ook snel en die sterke groei vindt op dit moment vooral plaats door verdichting, niet door verdere suburbanisatie. Toen Jonze zijn filmopnamen maakte was dit precies wat Bianca Barragan vaststelde in Curbed Los Angeles: “Los Angeles is changing its identity. It’s moving away from the car and the single-family house and toward transit and denser living. And now it’s even getting dramatically less sprawly.” Het zijn vooral jonge hoogopgeleide mensen en ouderen die weer voor de grote stad kiezen en die het centrum prefereren boven de buitenwijk. Zij zijn zelfs bereid om in hoogbouw te wonen, ook in het aardbevingsgevoelige LA. Barragan citeerde een wetenschapper die Los Angeles binnen de USA zelfs de kampioen noemde van succesvolle verdichtingsstrategieën. Natuurlijk wordt Amsterdam geen Shanghai zoals Het Parool met haar fotokeuze suggereerde, maar ze gaat wel lijken op een stad als Toronto (2,6 miljoen inwoners, de regio 5,4 miljoen). Ik denk dat Wim Derksen de film moet bekijken. Een beetje meer verbeeldingskracht kan bij deze oude sociaal-democraat geen kwaad.
Heard on 21 April 2016 at the University of Amsterdam:
Burton Hamfelt, Canadian architect, gave a great guest lecture on Toronto in the Cities in Transition Programme at the University of Amsterdam. It was a tale of two Toronto’s: one suburban (the Ford Nation), one urban, one poor, one rich, one neglected, one mediatised. Over the last ten years Toronto has changed in a tremendous way, so did the way people talk about the city. In the sixties and seventies, Toronto was viewed as a boring, social city, nowadays it is a keen investment in real estate, an expensive city ranked high in many global city bench marks. Sure, Toronto is immigrant friendly and booming, every years it grows with another forty thousand inhabitants, the metropolitan region counts 6 million people, the city itself 2,8 million. There are no refugee camps like in the Netherland. Refugees are staying with Toronto families. Downtown is densifying in an unknown pace, high rise is the new normal, housing is getting unaffordable, it seems everybody wants to live on those few square meters, which is strange, because Canada is such a big country. Downtown is a walkable space, which has been turned into a festival playground. Polynuclearity seems to be totally absent. The only thing that counts is the land value in the inner section. Will it continue to rise? Can it hold on?
Hamfelt showed films of Jane Jacobs walking on the sidewalks of Toronto in the sixties, Glenn Gould driving through Toronto suburbs, chief planner Jennifer Keesmaat talking to Richard Florida on sound infrastructure planning. Why is Toronto becoming a cosmopolitan global city, while other Canadian cities like Calgary are becoming provincial and even shrinking? And why are the suburbs neglected? It seems everybody wants to live in the city centre nowadays. Hamfelt tried to explain: it’s either you want a car or not. A car is expensive. If you don’t want one, you prefer to live in the city centre, if you do, your future is in the suburbs. Out of this alchemy came mayor Rob Ford, who died last year at the age of forty-six. Hamfelt showed maps of Toronto, illustrating the political landscape after the last elections: it’s the landscape of obesity, is the landscape of the suburbs, is the political landscape of Ford and his populist party. Nicholas Köhler in The New Yorker of 24 March 2016: “Ford was articulating the grievances of a forgotten, largely suburban constituency, but his strategy also resonated with others, and on election day voters in some of the city’s most progressive neighborhoods cast ballots for him.” Hamfelt opposed the thick, vulgar Ford against the slim, intellectual Keesmaat. He thinks Keesmaat will win.
Read in ‘Cities and the Wealth of Nations’ (1984) of Jane Jacobs:
At the Pakhuis de Zwijger meeting of last Friday, Nikki Brand and Jaap-Evert Abrahamse criticized my ‘plan’ for doubling the size of Amsterdam. Sure, I have to admit, I did not respond to their anxiety Amsterdam will turn into an ‘elephant city’ by letting it grow from one million inhabitants into two million within thirty years from now. By calling the enlarged Amsterdam an elephant city, they referred to Jane Jacobs, who wrote in ‘Cities and the Wealth of Nations’ that elephant cities are the result of faulty feedback systems. Her theory was that some cities would profit more from the national currency and get the right feedback, while other cities don’t. Paris, London, Sydney and Toronto are all one brain-stem breathing centers: so-called elephant cities. “Whichever city in a nation happens to be contributing most heavily to the international export trade is apt to be the city whose needs are best served by the national currency.” As far as small countries are concerned, she wrote, this was not really a problem – think of Finland (Helsinki), Sweden (Stockholm), Norway (Oslo) or Denmark (Copenhagen) –, but in big nations most cities will become inert and provincial because they get less feedback. How lucky we are, the Low Countries with our Ring City!
Amsterdam becoming an elephant city? Since the introduction of the euro in 2000 there is no Dutch currency any more, so Amsterdam cannot be or become an elephant city that is profiting exceedingly from the currency system. Two: a city of 2 million in a small country of 17 million people should not be disquieting. Three: it’s only normal that there is one city the biggest in the national city-ranking, and according to the rank-size rule the biggest has double the size of the second biggest city. In every country in the world this Zipf’s Law holds. Only in the Netherlands, Amsterdam is just a tiny bit bigger than Rotterdam, which is abnormal. Four: In the future the Dutch pattern will resemble more the Danish, Norwegian, Swedish and Finnish pattern, which is one of the city-state. Nothing wrong with that. And five: Jane Jacobs wrote she had just presented a hypothesis, so her theorising might be false. But she was right in pointing at the fact that elephant city-region patterns create miserable resentments and exacerbate bitterness or hatreds. The doubling of Amsterdam will not go unnoticed. By the way, what’s wrong with elephants? Wanna know more about Zipf’s Law? Read ‘A Tale of Many Cities’ of Edward Glaeser: http://economix.blogs.nytimes.com/2010/04/20/a-tale-of-many-cities/?_r=0
Gehoord in One Whitehall Place, Londen, op 15 oktober 2014:
Het congres Cities 2014 van Marketforce en Ernst & Young in Londen bracht afgelopen woensdag steden uit het hele Verenigd Koninkrijk bij elkaar. Opvallend veel bestuurders waren aanwezig. Hun bijdragen vielen op door hun grote inhoudelijkheid. Je kunt het een mooi voorbeeld noemen van Benjamin Barber’s droom: “if mayors ruled the world.” Steden willen van elkaar leren. De burgemeester van Newham, Robin Wales, vertelde over de legacy van de Olympische Spelen 2012 in zijn gemeente, de burgemeester van Bristol, George Ferguson, maakte indruk met zijn verhaal over lokale duurzaamheid en de burgemeester van Stoke-on-Trent pleitte voor een tussenstop op de nieuwe hogesnelheidslijn HS2 tussen Manchester en Birmingham. Centraal stond het idee van Smart Cities en veel bijdragen gingen over nieuwe vormen van governance waarin publiek-privaat nauw samenwerken met burgers aan stedelijke smart grids. De gedachte dat grotere betrokkenheid van de bevolking nodig en ook nuttig is kwam vooral naar voren in de mooie bijdrage van Tom Shakhli uit Lambeth, Zuid-Londen. Zijn verhaal over ‘Made in Lambeth’ ging over hoe een vaste groep van vierhonderd burgers voortdurend door de gemeente wordt geconsulteerd, “using online communities to do good for nothing.” Boodschap: het werkt.
Meeste indruk op de aanwezigen maakte de bijdrage over Toronto Waterfront. De Canadees William Hutchison van het Centre for Smart City Innovation van Ernst & Young vertelde over twintig jaar zorgvuldige planning langs de stedelijke oevers van de Don. Het betreft hier een transformatie van oude industrieterreinen op land dat voor 70 procent in bezit is van de gemeente, een vastgoedinvestering ter waarde van liefst 34 miljard Canadese dollar. In 1999 begonnen, toen nog bedoeld voor de Olympische Spelen 2008, leek het project in 2011 vast te lopen door verzet van de even eerder aangetreden rechtse burgemeester Rob Ford. Die wilde de publieke planners van Toronto Waterfront eruit gooien en het plan verder geheel door marktpartijen laten ontwikkelen. Terwijl aan de basis van het megaplan juist uitgebreide publieke consultatie ligt, een gevoelige samenwerking tussen stad, provincie en ministeries, en parken, pieren, infrastructuur en openbare ruimtes (o.a. van West8) juist de kern van het plan uitmaken. In 2013 werd het project daarom geëvalueerd. Uitslag: positief. Op dit moment speelt de omstreden komst van een vliegveld in het waterfront, en de bouw van een casino. En afgelopen zomer ontstond er heibel over parasols die waren geplaatst op Sugar Beach en die elk liefst 12.000 dollar zouden hebben gekost. Ai, de burgers! En dat terwijl Toronto Waterfront op dit moment 1,65 miljard dollar extra vraagt om het karwei af te maken. Eind oktober zijn er in Toronto verkiezingen.
reacties