Gehoord in het Universiteitstheater te Amsterdam op 16 januari 2019:
In navolging van Kate Raworth (‘Donut Economy’) en Thomas Piketty (‘Capital in the 21st Century’) verklaarde nu ook Antonio Ferreira de Kuznetscurve voor dood. Dit deed hij aan het begin van de vierde dag van de Masterstudio ‘The Post-Growth City’ van de Universiteit van Amsterdam. Ferreira doet onderzoek naar grondgebruik, transport en milieu bij het CITTA aan de Universiteit van Porto. Portugal werd hard geraakt door de financiële crisis, het denken erover heeft er een bijzondere wending genomen. Over de Kuznetscurve merkte Ferreira op dat de bedenker ervan, Simon Kuznets, zijn curve kort na de Tweede Wereldoorlog had ontwikkeld toen alles beter ging. Kuznets veronderstelde dat naarmate een land verder industrialiseert de maatschappelijke ongelijkheid eerst toeneemt, maar voorbij een bepaald punt zou afnemen. Immers, eerst trekken arme landarbeiders naar de grote stad. Vervolgens doen democratie en emancipatie hun zegenende werk waardoor de ongelijkheid afneemt, tot deze uiteindelijk verdwijnt. Iedereen wordt in de opgaande lijn meegenomen. De curve werd later ook toegepast op het milieu: eerst zou vervuiling toenemen, maar voorbij een bepaalde ontwikkelingsgraad weer afnemen. Als een land maar voldoende industrialiseert, groeit en urbaniseert, komt het uiteindelijk wel goed. Het is een sprookje gebleken, aldus Ferreira. De kosten van ontwikkeling worden geëxporteerd naar arme ontwikkelingslanden. Kortom, urbanisatie en economische groei gaan de mensheid niet redden.
Hierop introduceerde de Portugese wetenschapper het rebound effect: als de efficiency van de productie van een goed of dienst toeneemt, blijkt dat er van dat goed of die dienst meer wordt geconsumeerd. De milieuwinst gaat teloor. Al in 1865 had de Britse econoom William Jevons vastgesteld dat technologische verbeteringen die de efficiëntie van het gebruik van steenkool deden toenemen, leidden tot een verhoogde consumptie. De Jevons paradox is een extreem voorbeeld van het rebound effect. Kortom, technologie gaat ons (ook al) niet redden. Nee, er zit niets anders op dan te stoppen met groeien. Er dient een wereldwijde culturele omwenteling plaats te vinden, een mentaliteitsverandering van de hele mensheid. In plaats van kapitalisme pleitte Ferreira voor localisme: een diep gevoelde verbondenheid met de eigen plek, de eigen gemeenschap, de eigen cultuur zonder in stagnatie te vervallen. Hij nodigde uit om naar inheemse kennisleren te zoeken die houvast bieden. Waarom zou je nog willen reizen, waarom groeien? “We áre indigenous people! Who cares about growth?” Daarna zouden de studenten nog twee dagen diep nadenken om oplossingen te vinden voor de netelige situatie waarin wij als mensheid verkeren.
Gelezen in ‘Ecumenopolis: Tomorrow’s City’ (1968) van C. Doxiadis:
Afgelopen week gastcollege gegeven op Venice International University. Mijn college ging onder andere over ‘Ecumenopolis’ van Doxiadis, of beter: de stad van de toekomst. Volgens de Griekse stedenbouwkundige vormde zich één grote stad die binnen 150 jaar de hele aarde zal omspannen, wat betekent dat we ons een voorstelling moeten maken van de totale wereldbevolking in de toekomst: 7 miljard in 2000, 14 miljard in 2040, 28 miljard in 2080. Alle steden in de wereld, aldus Doxiadis, zullen uiteindelijk met elkaar versmelten. Wat niet wil zeggen dat er geen open ruimten meer zullen bestaan. Drie krachten bepalen de toekomstige urbanisatie: de aantrekkingskracht van bestaande metropolen, de werking van de belangrijkste verkeersnetwerken, de esthetische werking van kusten, rivieren, meren en landschappen. Volgens Doxiadis moest de mensheid deze krachten die onze steden vormen leren doorgronden. Dus geen dwaze en naïeve utopieën meer nastreven, maar systematisch werken, als dienaren van de toekomst, aan die ene omvattende stad. Het ergste wat de mensheid kon overkomen waren de dwaze fantasieën die in 1963 in Londen te zien waren geweest op een tentoonstelling van steden die mechanisch konden wandelen, als tanks van staal en glas. Vermoedelijk doelde hij op de tentoonstelling ‘Living Cities’ van Archigram op het Institute of Contemporary Arts. We moesten begrijpen dat hier krachten aan het werk waren die onze controle verre te boven gingen.
Aldus moest de mensheid begrijpen dat ze in twee tot drie generaties onvermijdelijk toewerkte naar de vorming van één wereldomspannende megalopolis: de Ecumenopolis. “If we speak, therefore, of the cities of the future one century from now, we can state that they will have become one city, the unique city of mankind.” Uiteindelijk zou Ecumenopolis hooguit 5 procent van het aardoppervlak beslaan, daarnaast was 4,5 procent nodig voor voedselvoorziening, 50 procent bleef natuur. Doxiadis stelde zich een reis door de ruimte voor: “When our satellite begins its descent, we will be able to recongnize the branches of Ecumenopolis along the coasts, spread around the big port, along the valleys and the rivers and then in different, much thinner bands over the mountain passes.” De vraag welke modaliteit de mensheid zou gebruiken binnen deze wereldomvattende stad was eenvoudig te beantwoorden: op straatniveau zouden mensen vooral lopen, boven het maaiveld werden alle andere modaliteiten afgewikkeld. Ecumenpolis zou door elektriciteit worden aangedreven. Mensen werkten minder lang, onderwijs en ontspanning kwamen voor iedereen beschikbaar. Aandacht behoefden vooral de bestaande metropolen die zouden uitgroeien tot immense steden van twintig tot misschien wel vijftig miljoen zielen. Constantinos Doxiadis (1913-1975) was een ziener. Zijn idee van Ecumenopolis stamt uit 1968. We zijn inmiddels vijftig jaar verder. Nog honderd jaar heeft de mensheid te gaan.
Gelezen in ‘Scale’ (2017) van Geoffrey West:
Daar is het langverwachte boek van Geoffrey West, hoogleraar en voormalig voorzitter van het Santa Fe Institute van Los Alamos National Laboratory in de USA. Zijn artikel ‘Growth, Innovation, Scaling, and the Pace of Life in Cities’, dat hij samen met Louis Bettencourt, José Lobo, Dirk Helbing en Christian Kühnert schreef, dateert alweer van april 2007. Dat artikel was ronduit opzienbarend. Kort gezegd constateerde de groep wetenschappers op basis van data van ruim driehonderd steden in de wereld dat omvang ertoe doet. De verhouding tussen omvang en inhoud is zelfs non-lineair. Dus hoe groter de stad, hoe minder infrastructuur, water, voedsel, olie etc. nodig is per inwoner. Grote steden zijn dus duurzamer. West: “Typically, the fractal dimension of a healthy, robust city steadily increases as it grows and develops, reflecting a greater complexity as more and more infrastructure is built to accommodate an expanding population engaging in more and more diverse and intricate activities.” Deze stelling heeft West verder uitgewerkt in een heus boek over groeiwetten, inclusief dus een groeitheorie van steden. In ‘Scale. The Universal Laws of Life and Death in Organisms, Cities and Companies’ wil hij de lezer duidelijk maken dat de aarde van het Antropoceen razendsnel naar het Urbanoceen tendeert en dat vooral de wijze waarop wij steden ontwikkelen de sleutel is naar een duurzame toekomst.
In de groei van steden schuilt volgens West ook een gevaar. Want de versnelling die de urbanisatie door de jaren laat zien vereist ook een versnelling van innovaties. Dus als we doorgaan op de weg van groei met een open einde, zullen we als mensheid zodanig versneld moeten innoveren dat we het op een gegeven moment gewoon niet meer kunnen bijbenen. Tempoverhoging kan er toe leiden dat de hele wereldbeschaving als het ware in elkaar klapt. Zoiets gebeurt ook in ecosystemen. “So how can such a collapse be avoided, and can it be achieved while still ensuring open-ended growth?” Hier blijft West zijn lezers een antwoord schuldig. Is er een einde aan de groei? “Can we have the kind of vibrant, innovative, creative society driven by ideas and wealth creation as manifested by the best of our world’s cities and social organizations, or are we destined to a planet of urban slums and the ultimate specter of devastation raised by Cormac McCarthey’s novel ‘The Road’?” West weet het antwoord niet, maar denkt dat we ons zullen moeten richten op de toekomst van de wereldwijde urbanisatie. Als wetenschapper ambieert hij niet minder dan een nieuwe wetenschap van steden. Zijn boek is daarvan het begin. Ik vond het fascinerend om te lezen.
reacties