Revolutie staat voor de deur

On 19 oktober 2019, in kunst, by Zef Hemel

Gezien in het Van Goghmuseum te Amsterdam op 17 oktober 2019:

 Afbeeldingsresultaat voor millet zaaier van gogh museum

Terwijl het boerenprotest aanhoudt en de trekkers opmarcheren naar Den Haag, breng ik een bezoek aan het Van Goghmuseum in Amsterdam. Is dit toeval? Op het Museumplein is sinds 5 september een tentoonstelling te zien over het werk van Jean-François Millet (1814-1875), de Franse schilder die Vincent van Gogh en veel tijdgenoten hevig inspireerde. Millet schilderde boeren, zaaiers, schoffelaars, schapenscheerders, hooimijten, ik zag het landleven zoals Millet dat destijds aantrof onder de rook van Parijs. Of toch niet. Industrialisatie eiste midden negentiende eeuw al zijn tol, dat kun je hier en daar bespeuren. Geen pastorale idylle schilderde hij, dat is zeker, eerder een soort van eerlijkheid, eenvoud, hard zwoegen, ploeteren, zweten, uitrusten, bidden, realisme, volgens tijdgenoten hemelde Millet armoede op. Was hij een revolutionair? Eerder was het empathie van een boerenzoon. Maar wat een ongelooflijk mooi schilderij, dat ‘Het Angelus’, doorgaans alleen te zien in Parijs. Het is een fortuin waard. Twee biddende mensen op een kale akker. En dan die ‘Man met hak’, hij lijkt uitgeput. Of wat te denken van ‘Arenlezers’? Dalende graanprijzen maakten dat de arme vrouwen voor hun rapen moesten gaan betalen. Het zijn stuk voor stuk sobere, monumentale werken. Millet vond het platteland rond Parijs prachtig. Ik denk dat Van Gogh hem gelijk gaf en twee jaar na aankomst de Franse hoofdstad ook de rug toekeerde.

Op de schilderijen zocht ik naar tekenen van hoop. Die vond ik in de zaaier uit 1848. Voor Millet, zelf boerenzoon, was de zaaier een Bijbelse figuur die vroomheid uitstraalde, die leven gaf, die met de seizoenen leefde in een eeuwige cyclus van geboren worden en weer sterven, zijn zaaien staat voor eeuwige wederkeer, schenkt hoop. Want Millet was niet alleen boerenzoon, hij was een academische schilder uit Parijs die zijn werk exposeerde op de jaarlijkse Salons, waar Baudelaire juist het heroïsme van het alledaagse leven predikte. En daar gebeurde het: de revolutie van 1848. Arbeiders kwamen in opstand tegen de koning. De koning vluchtte. Louis Napoleon komt aan de macht. Millet vertrekt uit Parijs en zoekt zijn heil op het platteland van Barbizon. Daar schildert hij de zaaier. Dat doek is vol symboliek, realisme, het is Bijbels, Homerisch, maar de stijl is tegelijk ruw, grof, haast bruut. Revolutiekunst is het. Anno 2019 kun je je dat gewoon niet meer voorstellen. Het Angelus klinkt allang niet meer. Het huidige platteland, dat is grotendeels ontgonnen, ontwaterd, uitgeput, verwoest, vergiftigd, platgespoten, ontheiligd, van insecten ontdaan. In Amsterdam protesteert Extinction Rebellion. Revolutie staat voor de deur. Nog te zien tot en met 12 januari 2020.

Tagged with:
 

Alles te danken aan Londen

On 7 mei 2019, in kunst, by Zef Hemel

Gezien in de Tate Britain te Londen op 25 april 2019:

Afbeeldingsresultaat voor vincent van gogh tate london

Bron: Tate Britain London

Vincent van Gogh woonde bijna drie jaar in Londen. Over die Londense jaren zag ik een interessante tentoonstelling in het Tate Britain. De jonge Van Gogh arriveerde in de Britse hoofdstad in mei 1873. Toen hij de stad de rug toekeerde was het 1876 en was hij drieëntwintig jaar. Zijn volgende bestemming was Parijs, waar hij opnieuw twee jaar zou blijven. Echt schilderen deed hij in Londen nog niet. Hij werkte voor een kunsthandel en woonde aanvankelijk in een voorstad, toen in Brixton, nog weer later in Kennington. Korte tijd was hij onderwijzer in Ramsgate, even nog speelde hij dominee. De kunsthandel plaatste hem over naar Parijs. Voor een Brabantse jongen uit Zundert lijkt me dat een hele ervaring, ook al had hij even daarvoor gewoond in Den Haag. De tentoonstelling in de Tate bleek een nauwgezette kunsthistorische analyse van de Londense jaren van de Hollandse schilder, die later pas in het zuiden van Frankrijk zijn bestemming zou vinden. Op 37-jarige leeftijd pleegde hij zelfmoord. Weinig is er bekend over de Londense jaren. Nu las ik ineens Engelse brieven en zag ik Engelse boeken geschilderd op doeken die hij later in Frankrijk zou maken: boeken van Charles Dickens, George Elliott en Harriet Beecher-Stowe: sociaal bewogen literatuur die Van Gogh kennelijk graag tot zich nam.

Voor de vorming van de schilder waren de vijf jaren in de grootstad klaarblijkelijk van groot belang. Hij ging er lezen, leerde goed kijken, begon kunst te genieten, oefende het schilderen, kocht prenten, probeerde die te verkopen, was gefascineerd door de metro, de publieke parken, de grootstedelijke dynamiek, werd zelfs op een meisje verliefd. Uitgerekend Londen was destijds de plek waar prenten op grote schaal werden gedrukt en verhandeld. Op de tentoonstelling te zien waren de vele schitterende prenten van Gustave Doré die Van Gogh kennelijk gretig had verzameld en waarvan hij sommige scherp natekende of naschilderde. Die ene van de achterbuurten van Londen met de stoomtrein die op de achtergrond over de huizen denderde herkende ik natuurlijk meteen. Ineens bekroop me het gevoel dat Van Gogh juist in Londen depressief moet zijn geworden door de mist en de rook, het grauwe weer in het industriële, steenkoolgassen uitblazende monster, en door de armoede tegenover de extreme rijkdom daar op het eind van de negentiende eeuw. Zelfs Parijs was hem later te somber. De man vluchtte naar het zonnige zuiden, waar hij als een bezetene begon te schilderen. Die laatste prachtige, kleurrijke doeken hebben we aan hem te danken. Zou hij Londen of Parijs hebben gemist? Ik heb zijn brieven nooit gelezen, maar ik waag het te betwijfelen. Toch had dit grote genie alles aan de twee dampende metropolen te danken. Dat besef je als je in de Tate Britain staat. Nog te zien tot 11 augustus 2019.

Tagged with:
 

Bedevaartsoord

On 10 september 2012, in kunst, by Zef Hemel

Gelezen in Vrij Nederland van 30 juni 2012:

Deze zomervakantie brachten wij een bezoek aan Arles, Frankrijk. Vreemd motief eigenlijk om een stadje te bezoeken: omdat Vincent van Gogh er kort gewoond heeft en geschilderd, zo rond 1888. Het stadje is klein, het stadsbeeld wordt gedomineerd door een Romeinse arena en een antiek theater, de lokale economie moet het hoofdzakelijk hebben van toerisme en cultuur. Niet erg opwindend allemaal. Meer nog dan het Romeinse erfgoed, is ‘Espace Van Gogh’ bij de bezoekers in trek. En dan te bedenken dat Van Gogh hier, samen met zijn vriend Gauguin, een kunstenaarshuis wilde openen. Gauguin vertrok en Van Gogh belandde in een kliniek. Het feest ging niet door. Was het gebeurd, dan was het stadje nu helemaal onder de voet gelopen. Twee kilometer verderop bleek een brug herbouwd die Van Gogh zou hebben geschilderd. Enfin, u moet het beslist zien.

Eenmaal weer thuis bezochten we het Van Gogh Museum aan het Museumplein in Amsterdam. De kinderen wilden de schilderijen van Vincent uit zijn Arles-periode nu wel eens met eigen ogen zien en we lazen dat het museum binnenkort zou sluiten voor een verbouwing, dus daar gingen we. We mengden ons in de kluwen toeristen en aanschouwden het weergaloze succes. Daar stonden we oog in oog met ‘De slaapkamer in Arles’, 1888, en daartegenover ‘Het gele huis’. Rondom ons zag het zwart van de mensen. We kregen zowaar tranen in onze ogen. Beneden zagen we de film over het leven van de schilder. Ontroerend en aangrijpend verhaal. Wim Pijbes heeft gelijk. Vlak voor de zomer schreef de directeur van het Rijksmuseum in Vrij Nederland al mooie dingen over uitgerekend ‘De slaapkamer in Arles’, maar vooral over het Amsterdamse Van Gogh Museum. Het verhaal over Van Gogh, schreef hij, is zo ijzersterk dat iedereen het wil zien. Inderdaad, wij reisden helemaal naar Zuid-Frankrijk en nu stonden we op het Museumplein, alleen vanwege het verhaal. De kracht van de narratief. “Het museum als bedevaartsoord.” Hadden planologische toekomstvisies maar dezelfde kracht.

Tagged with: