Gelezen in ‘Beneath another sky’ (2017) van Norman Davies:
De Britse historicus Norman Davies schreef een boeiende wereldgeschiedenis in de vorm van een lang reisverslag. Zijn vuistdikke boek is eigenlijk meer geografie dan geschiedenis. In ‘Beneath another sky’ neemt hij een voorbeeld aan ‘Pilgrim’s Progress’, de roman van John Bunyan, waarin het leven wordt opgevat als een reis, met als uiteindelijke doel het bezoek aan ‘de hemelse stad’. Niet dat Davies werkelijk iets met Bunyan heeft, maar het was nu eenmaal het lievelingsboek van zijn moeder, schrijft hij. In de introductie geeft de belezen Davies, die jarenlang hoogleraar aan London University was, een overzicht van alle reisboeken die hij in zijn lange leven heeft verslonden, waarna hij zich ten slotte voorneemt om zijn reis dan maar aan te vatten. Cornwall is de langtong waar de Britse geleerde begint. Daarna reist hij naar Bakoe, Teheran, Delhi, Maleisië, Singapore, Mauritius, Tasmanië, Nieuw Zeeland, Tahiti en Polynesië, Houston, Texas, New York, Madeira. Dit is geen denkbeeldige reis, hij onderneemt die ook daadwerkelijk. Hij landt op vliegvelden, bezoekt steden. En overal leest hij boeken, put hij uit een rijke geschiedenis en citeert hij uit films en literatuur. Maar ontdekt hij, net als Bunyan, ten slotte ook de ‘hemelse stad’? Na in totaal meer dan 30.000 mijl te hebben afgelegd landt Davies ten slotte op de luchthaven van Frankfurt. Waarom daar? Waarom uitgerekend in Duitsland?
Misschien niet de grootste, maar de luchthaven van Frankfurt is wel de beste verbonden luchthaven ter wereld. “Frankfurt, of course, was no more than a stopover.” Met zijn vrouw dwaalt hij door de bossen en mijmert over de wilde zwijnen die hier ooit in grote aantallen rondstruinden. Boven hem stijgen de vliegtuigen op. Eeuwenlang, bedenkt hij, bereisde de mensheid de wereldzeeën. Sinds betrekkelijk kort neemt vrijwel iedereen het vliegtuig. Zo hopte ook Davies met zijn vrouw van luchthaven naar luchthaven. Homerus mag dan nooit Frankfurt hebben aangedaan, zijn boeken zijn wel te koop op de Duitse luchthaven, noteert hij geamuseerd. Waarna hij zichzelf vergelijkt met Odysseus, de Griekse held uit de Toyaanse oorlog die tien jaar lang rondzwierf op de Middellandse Zee, om uiteindelijk terug te keren naar zijn Ithaka. Davies is ook weer bijna thuis. Heeft hij een les geleerd? In ‘Pilgrim’s Progress’ gaat het om het weggooien van het droesem en het bewaren van het goud; de Odyssee eindigt met de verzoening door Athena. Davies probeert iets vergelijkbaars te verzinnen. Hij besluit met een hoofdstuk over Europa en de imperiale erfenis van de voormalige koloniën door Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Spanje, Portugal, Nederland. Dat wordt al snel pijnlijk: “Oh dear! This is getting interesting. I now wish I had talked less during my peregrinations on the panorama of imperialism and more on modern attitudes and the language, both ancient and modern, in which imperialism is debated.” Te laat. Tot een slotsom komt hij niet. Ondertussen heb ik wel een kostelijk boek gelezen.
Gezien op Nederland 2 op 23 november 2010:
In het Uur van de wolf zagen we dinsdagavond een onwaarschijnlijke film over de wereldreis van de Graf Zeppelin vanuit New York in eenentwintig dagen. Jaar: 1929. Titel: Vaarwel. De film is opgebouwd uit louter archiefbeelden die door Gerard Nijssen bij elkaar zijn gespeurd en die hij op onnavolgbare wijze aan elkaar heeft gemonteerd als was het een eenheid. Hij won op het Nederlands Filmfestival de prijs voor de beste lange documentaire. De film toont de wereld aan de vooravond van de beurskrach op Wall Street, tien jaar na het einde van de Great War. Van dat tijdsbesef raken we vooral doordrongen bij dat ene fragment. Het overwegend Duitse gezelschap in de cabine gooit kransen boven Noord-Frankrijk om de miljoenen slachtoffers te gedenken. Beneden zien we steden in puin liggen. Maar we zien ook de onlusten in de straten van Weimar-Berlijn en Nazibendes die uit treinen stappen en luchtbeelden van de strafkampen in Siberië. We vermoeden, nee weten wat er daarna zal gebeuren.
Mooi zijn vooral de beelden van de toenmalige grote steden. Om te beginnen New York. Het is de absolute hoofdstad van de wereld, de ware metropool. Men viert er feest, er wordt gedanst, er is jazzmuziek, we zien wolkenkrabbers, de straten baden in neonlicht. Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan treffen we een Europa aan in grote consternatie. Aan Nederland ging men voorbij, haar steden sliepen nog braaf. Wel zien we de slagvelden, de Zeppelin landt in een Duits industriestadje waar een fanfare klinkt, we vliegen boven Berlijn waar onlusten zijn, vervolgens passeren we de Sovjet Unie, de kampen, de industriesteden, de barre natuur. Pas bij Tokio zet de Zeppelin weer de landing in. Daar raken we verzeild in een mysterieuze oosterse wereld, van houten huizen, geisha’s en vreemde, onbegrepen gebruiken. We kunnen dan alleen maar raden dat deze immense stad een oorlogsindustrie aan het opbouwen is. Geen tijd echter. De Zeppelin zet koers naar de Amerikaanse Westkust en belandt in een storm. Uiteindelijk weet ze de kust en, langs enorme olievelden, Los Angeles te bereiken. Die stad blijkt een grote verrassing, een ware belofte. Ook daar wordt gedanst, gefilmd en het leven feestelijk gevierd. Nogmaals, we beleven de wereld aan de vooravond van de beurskrach. Ik dacht bij mezelf: Gerard Nijssen zou zo’n wereldreis ook eens anno 2008 moeten monteren: met een A380 vanuit Hongkong, via Los Angeles, New Orleans, Dublin, Dubai, Mumbai en Bangkok. Kunnen we dan vermoeden wat er aan de hand is met de wereld en wat ons te wachten staat?
reacties