De wereld één grote polder

On 18 maart 2020, in duurzaamheid, economie, politiek, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Collapse’ (2005) van Jared Diamond:

Collapse: How Societies Choose to Fail or Succeed by Jared Diamond

De stikstofcrisis blijkt voorbode van iets veel ergers. Wie de huidige Corona-epidemie echt in een groter verband wil zien, moet ‘Collapse’ van de Amerikaanse geograaf Jared Diamond nog maar eens lezen. Het boek verscheen vier jaar na 9/11 en een jaar na Al Gore’s  ‘An Inconvenient Truth’ en werd onmiddellijk een groot succes. Boodschap:  groei kan nooit eindeloos doorgaan, na extreme groei volgt een ongenadige klap. Hoe gaat een samenleving daarmee om? Haar respons is cruciaal voor overleven. Diamond onderscheidde twaalf vraagstukken die onderling nauw samenhangen: 1. vernietiging van biodiversiteit, 2. overbevissing, 3. teruggang van soortenrijkdom, 4. erosie en bodemverontreiniging, 5. uitputting van fossiele energiebronnen, 6. uitputting van zoetwaterbronnen, 7. absorptie van zonlicht voor plantengroei, 8. chemische verontreiniging van bodem, water en lucht, 9. verslepen van dieren en planten over continenten waardoor ziektekiemen zich verspreiden, 10. gassen die de chemische samenstelling en temperatuur van de atmosfeer ontregelen, 11. bevolkingsgroei, 12. consumptie en afval die exponentieel stijgen. Door globalisering, aldus Diamond, is de wereld feitelijk één grote polder geworden: als wereldgemeenschap moeten we, net als de Nederlanders, gaan samenwerken, want anders zullen we onszelf vernietigen. 

Toen de socioloog Joop Goudsblom het boek in NRC Handelsblad (21 januari 2005) recenseerde herkende hij veel: “Tegenover het spookbeeld van overbevolking staat de dreiging van epidemieën, door sommigen luchthartig cynisch afgedaan als een ‘oplossing’ voor het bevolkingsprobleem.” Oorlog vond Goudsblom nog veel erger. Maar het boek verraste hem niet. Waarna Goudsblom ging graven in de vereiste maatschappelijke respons. Welke mentaliteit is tegen al deze nauw verbonden wereldvraagstukken opgewassen? Daarover was de Nederlander niet optimistisch. Goudsblom: “Hoewel aan de meeste handelingen die mensen verrichten wel enig plan ten grondslag ligt, ontsnappen de meeromvattende sociale processen waar deze handelingen deel van uitmaken meestal aan het vermogen tot planning.” Dat geldt zeker voor langetermijnprocessen. “Mensen kiezen van dag tot dag een traject van beslissingen. De gevolgen daarvan overzien ze nauwelijks.” Diamond dacht daar heel anders over. Mensen zijn wel degelijk in staat tot langetermijndenken, maar dat vereist wel grote moed. Die moed is ook nodig om pijnlijke beslissingen te nemen over waarden. Welke waarden willen we behouden en welke zetten we overboord? Ten slotte hebben we het vermogen om te leren. Kiezen we voor eindeloze consumptiegroei of stappen we daarvan af? Zien we het virus als een incident of erkennen we de samenhang? Krijgen we een Ministerie van Planning en beleven we een revival van het langetermijndenken of gaan we door op de neoliberale weg? De komende tijd zal het leren.

Tagged with:
 

Nog 100 jaar te gaan

On 3 oktober 2018, in ruimtelijke ordening, by Zef Hemel

Gelezen in ‘Ecumenopolis: Tomorrow’s City’ (1968) van C. Doxiadis:

Gerelateerde afbeelding

Afgelopen week gastcollege gegeven op Venice International University. Mijn college ging onder andere over ‘Ecumenopolis’ van Doxiadis, of beter: de stad van de toekomst. Volgens de Griekse stedenbouwkundige vormde zich één grote stad die binnen 150 jaar de hele aarde zal omspannen, wat betekent dat we ons een voorstelling moeten maken van de totale wereldbevolking in de toekomst: 7 miljard in 2000, 14 miljard in 2040, 28 miljard in 2080. Alle steden in de wereld, aldus Doxiadis, zullen uiteindelijk met elkaar versmelten. Wat niet wil zeggen dat er geen open ruimten meer zullen bestaan. Drie krachten bepalen de toekomstige urbanisatie: de aantrekkingskracht van bestaande metropolen, de werking van de belangrijkste verkeersnetwerken, de esthetische werking van kusten, rivieren, meren en landschappen. Volgens Doxiadis moest de mensheid deze krachten die onze steden vormen leren doorgronden. Dus geen dwaze en naïeve utopieën meer nastreven, maar systematisch werken, als dienaren van de toekomst, aan die ene omvattende stad. Het ergste wat de mensheid kon overkomen waren de dwaze fantasieën die in 1963 in Londen te zien waren geweest op een tentoonstelling van steden die mechanisch konden wandelen, als tanks van staal en glas. Vermoedelijk doelde hij op de tentoonstelling ‘Living Cities’ van Archigram op het Institute of Contemporary Arts. We moesten begrijpen dat hier krachten aan het werk waren die onze controle verre te boven gingen.

Aldus moest de mensheid begrijpen dat ze in twee tot drie generaties onvermijdelijk toewerkte naar de vorming van één wereldomspannende megalopolis: de Ecumenopolis. “If we speak, therefore, of the cities of the future one century from now, we can state that they will have become one city, the unique city of mankind.” Uiteindelijk zou Ecumenopolis hooguit 5 procent van het aardoppervlak beslaan, daarnaast was 4,5 procent nodig voor voedselvoorziening, 50 procent bleef natuur. Doxiadis stelde zich een reis door de ruimte voor: “When our satellite begins its descent, we will be able to recongnize the branches of Ecumenopolis along the coasts, spread around the big port, along the valleys and the rivers and then in different, much thinner bands over the mountain passes.” De vraag welke modaliteit de mensheid zou gebruiken binnen deze wereldomvattende stad was eenvoudig te beantwoorden: op straatniveau zouden mensen vooral lopen, boven het maaiveld werden alle andere modaliteiten afgewikkeld. Ecumenpolis zou door elektriciteit worden aangedreven. Mensen werkten minder lang, onderwijs en ontspanning kwamen voor iedereen beschikbaar. Aandacht behoefden vooral de bestaande metropolen die zouden uitgroeien tot immense steden van twintig tot misschien wel vijftig miljoen zielen. Constantinos Doxiadis (1913-1975) was een ziener. Zijn idee van Ecumenopolis stamt uit 1968. We zijn inmiddels vijftig jaar verder. Nog honderd jaar heeft de mensheid te gaan.

Tagged with:
 

Cichlydisch

On 19 februari 2010, in theorie, by Zef Hemel
Gelezen op Evolutie.blog.com van 2 oktober 2000:
 
Vandaag ontmoette ik Marc Hanou. Ook hij was bij de lezing van Tijs Goldschmidt (Darwin in the City) aanwezig geweest. Hem was vooral het verhaal over de cichlyden bijgebleven. Cichliden zijn vissen en vormen ecologisch en evolutionair een buitengewoon succesvolle familie, die voornamelijk in de grote meren van Afrika en de rivierstelsels van Zuid- en Midden-Amerika vele soorten telt. Zelf heeft Marc een speciaalaquarium, geschikt voor cichlyden, vertelde hij me, en eigenlijk vindt hij dat elke planoloog een cichlydisch agquarium zou moeten hebben. Wablief?
Wat hem en mij in de lezing trof was de snelle verandering van soorten cichlyden door sexuele selectie. Ook stadsecoloog Remco Daalder had daar die gedenkwaardige avond aan gerefereerd. Thuis zoek ik het op. Op evolutie.blog.com vind ik een tien jaar oude, maar niettemin boeiende passage over de evolutie van cichlyden. Ik lees:
"De onderzoekers hebben ontdekt dat vissen met verhoogde roodgevoeligheid in water van meer dan 3 meter diep leven en de blauw-gevoelige individuen in water van minder dan 3 meter. Dit heeft te maken met de selectieve absorptie van licht in water en wordt bepaald door de diepte en eigenschappen zoals helder of troebel water. Het bijzondere van de situatie is dat de cichliden voorkeur hebben voor water met een bepaalde diepte, waardoor een ruimtelijke scheiding ontstaat. Tel daar bij op de verschillende voorkeuren van vrouwtjes (sexuele selectie) en je hebt ideale omstandigheden voor het ontstaan van twee soorten." Er zou zelfs sprake zijn van sympatrische soortvorming. "Dat is soortvorming waarbij individuen van twee populaties elkaar wel tegen kunnen komen, maar de kans daarop is kleiner omdat ze binnen hun verspreidingsgebied lokale ruimtelijke voorkeuren hebben."
 
Zou dit ook bij mensen kunnen gebeuren? Dat dus stadsmensen zich ruimtelijk scheiden van plattelandsmensen en dat bij sexuele selectie onder de stadsmensen zich versneld nieuwe soorten zullen vormen. Een soort van verhevigde evolutie dus. Zou dat de redding van de mensheid kunnen zijn?
Tagged with: