Gehoord op 14 november 2013 in Amsterdam:
Bijzondere avond beleefd in het Van Eesteren Museum in Amsterdam Nieuw-West. Vijf oudgedienden vertelden donderdagavond over hun kennismaking met de persoon van Cornelis van Eesteren, stedenbouwkundige van Amsterdam (1873-1988). Van Eesteren ontwierp o.a. Amsterdam Nieuw-West, Buitenveldert en het Amsterdamse Bos. Vier van de vijf waren ooit student-assistent bij hem geweest toen Van Eesteren nog in Delft doceerde, de vijfde had onderzoek naar zijn werk gedaan. Het beeld dat uit al die anekdotes oprees, was dat van een ontwerper die uiterst nauwgezet stedenbouwkundige studies las, die deze vanaf papier interpreteerde als hele concrete wandelingen en menselijke ervaringen in de ruimte. Elke route, elk denkbeeldig motief van mensen om zich te verplaatsen wilde hij heel precies doorgronden. Onderweg moest er altijd iets gebeuren, mensen moesten kunnen dwalen en in een hele kleine ruimte diende zoveel mogelijk ongezochte afwisseling te zijn. Aan iconen, frivoliteiten en uitzonderlijke ingrepen schijnt Van Eesteren een hekel te hebben gehad. Alles moest gelijkmatig zijn, van een uniforme kwaliteit. Architectuur mocht bij hem ook gerust bescheiden zijn; die zou na verloop van tijd toch verdwijnen en ingeruild worden voor iets anders, iets beters.
Prachtig was de anekdote van Pieter de Gier over Van Eesteren’s bezoek aan diens woning. Van Eesteren had zich met zijn vrouw bij het echtpaar De Gier gemeld voor een visite. Toen ze arriveerden bleek de professor niet zozeer in het echtpaar geïnteresseerd, maar in hun huis. Zelf had Van Eesteren juist een woning in Buitenveldert gekocht en was deze op papier aan het inrichten. Alles had hij een plek gegeven, maar in de keuken was hij gestuit op een probleem. In de oven kwam een spit, maar waar liet hij de spit als hij die niet nodig had? Dit wilde hij van De Gier en zijn vrouw graag weten. Of hij even in hun keuken mocht kijken. Waarop De Gier een mandje zou hebben aangereikt met de mededeling dat het spit daar wel in zou passen. Het verhaal herinnerde me aan mijn eigen bezoeken, afgelegd tussen 1982 en 1986, aan Van Eesteren, toen ik telkens langs stapeltjes knipsels werd geleid die heel precies op tafels in zijn werkkamer waren uitgestald. Ook is me bijgebleven dat de stedenbouwkundige in zijn huis overal tijdklokken had hangen. Op een avond tijdens het gesprek was het licht automatisch uitgegaan. Van Eesteren was daarop opgesprongen en had mij op de tast naar de deur begeleid. Het was, voegde hij me toe, de hoogste tijd om het pand te verlaten. Bij Van Eesteren was het hele leven geordend, zowel in ruimte als in tijd.
Geef een reactie