Om hem kan ik natuurlijk niet heen: Robert Macfarlane. Als iemand het lopen door het landschap tot een kunst heeft verheven, dan is hij het wel. Wil Zonneveld wees me op zijn ‘The Old Ways’, verschenen in 2012 en pas onlangs in het Nederlands vertaald. Ik las het boek afgelopen jaar met een zekere gulzigheid. Macfarlane schrijft mooi. In Cambridge is hij dan ook fellow Engelse literatuur en duurzaamheid; ik kende hem vooral als recensent van The New York Review of Books, waar hij over boeken schrijft die raken aan wandelen, ons innerlijke kompas, ons navigatievermogen, het unieke vermogen van mensen om door middel van lopen zich het landschap toe te eigenen. In ‘The Old Ways’ weidt hij bijna lyrisch uit over een aantal van zijn eigen voettochten, de meeste in Schotland en Engeland, een aantal in het buitenland tot aan Tibet toe. Elk hoofdstuk is aan één pad gewijd, met titels als ‘Peat’, ‘Gneiss’, ‘Limestone’, ‘Ice’, Snow’, ‘Flint’ en ‘Ghost’. In totaal zo’n 7.000 tot 8.000 mijl schat hij te hebben gelopen. Dat is nog altijd beduidend minder dan de dichter William Wordsworth, die liefst 180.000 mijl in zijn leven te voet zou hebben afgelegd. Mensen noemt hij dieren, en net als dieren laten ze sporen na als ze lopen. Wij zijn sporenmakers, tenminste als we voor onverharde wegen kiezen. Romantisch is het zeker. En vermoeiend.
In al zijn beschrijvingen wijst hij de lezer op het feit dat vrijwel elk pad dat hij afliep zeer oud was, dat het niet gelukt was de sporen uit te wissen hoewel permanent onderhoud geboden was en het pad voor hetzelfde geld van de aardbodem was verdwenen, en dat juist de geschiedenis van het pad de verbeeldingskracht bij hem in gang zette. Het pad noemt een lijn, een litteken in het landschap, een herinnering aan generaties die het afliepen en die het land ooit op eigen wijze bewoonden. “The imagination cannot help but pursue a line in the land – onwards in space, but also backwards in time to the histories of a route and its previous followers.” Die gedachte had hij van Edward Thomas, soldaat, zanger, essayist, dichter. Volgens Thomas verbond een pad de wandelaar niet alleen met het verleden en de ruimte, maar ook met zichzelf. Macfarlane gelooft het ook: “For paths run through people as surely as they run through places.” Daar heb je weer die verbeeldingskracht, die hoogstpersoonlijk is en die door het wandelen wordt opgewekt; door te lopen worden we door de ruimte om ons heen gevormd. Het voert hem tot twee essentiële vragen die iedere wandelaar zich volgens hem zou moeten stellen: 1. wat weet ik van deze plek die ik nergens eerder heb aangedaan? 2. wat weet deze plek van mij dat ik nog niet van mezelf wist? Is dat niet romantisch?
Geef een reactie