Op 25 mei 2021 overleed Boudewijn Snoeck. Buurtorganisatie 1018 plaatste een herinnering op zijn website. In zijn buurt was hij namelijk zeer actief. Ik stuitte er bij toeval op. Snoeck, een bewoner-activist, leerde ik in 2019 kennen in de Oude Kerk, toen ik hem uitnodigde om over de Amsterdamse binnenstad te praten. Iemand had mij op hem gewezen: met Boudewijn moest ik zeker spreken. Door die werkwijze kwam ik in de netwerken van de netwerken van anderen en kon het toeval zijn werk doen. Beïnvloeding van de uitkomsten is dan namelijk minimaal. Boudewijn Snoeck vertelde me dat hij verbaasd was over hoe de aandacht van mensen uitgaat naar de verkeerde dingen. Geen aandacht voor de 200.000 vrijwilligers van het Rode Kruis, alle aandacht voor 10.000 Twitteraars. Achthonderd mensen bij de Dokwerker, meest vluchtelingen, maar die krijgen geen aandacht. De amper zeventig pegida’s bij het stadhuis krijgen wèl aandacht. Was het niet vreemd dat de media de opkomst van Fortuyn volkomen misten? Zo was het ook met de binnenstad. De aandacht richtte zich op de verkeerde zaken. Snoeck was een van de twintig bewoners van de binnenstad die ik in een anderhalf uur durend onderhoud vrijuit liet spreken. Een bewoner blijkt dan meer te zijn dan iemand die alleen maar woont.
Hij was geboren in 1947, had acht jaar op de grote vaart gevaren, in de machinekamer. Hij was 20 toen hij begon, de oorlog in Vietnam betekende veel vrachtverkeer over zee, salarissen van zeelieden schoten omhoog. Het Wallengebied begreep hij wel. Het systeem van ramen werkte er wonderwel, de hele koopvaardij gaf hoog op van de kwaliteit en de gezondheid van de Amsterdamse dames. Dat kwam mede door de Amsterdamse GGD. In onze stad heb je de minste geslachtsziekten. Zo reisde hij langs alle havensteden. New York kon niet in de schaduw staan van Amsterdam. Ach meneer, de kwaliteit van de stedenbouw is hier zoveel beter. Weet je hoe dat komt? Omdat de autoriteiten dáár niet met elkaar praten, maar hier wel. Dat polderen heeft ons veel gebracht. “Het is onze zacht kant, het gaat bij ons niet om de harde geld-kant.” Als chef van de machinekamer wist hij hoe je de dingen moet doen. Je loopt wacht. Er gebeurt iets. Je improviseert, je doet iets en je leert. Verantwoording komt pas achteraf. Zo zou het gemeentebestuur ook de binnenstad moeten besturen. De mensen maken zich zorgen. Er verandert te veel, de bewoners zitten vast. Maar de aandacht van de pers en het bestuur gaat naar de verkeerde dingen. Ik noteerde het en verwerkte het in mijn verslag. Daarna hielden we contact. Tot vlak voor zijn dood verdedigde hij nog mijn binnenstadvisie.
Geef een reactie