Gelezen in ‘Schijnbare chaos’ (1989) van Götz Nassuth:
De conservator van Het Nieuwe Instituut te Rotterdam zocht contact. In het archief van onderzoeker Theo van Lohuizen (1890-1956) waren kaartenbakken met fiches aangetroffen. Op elk fiche is een uitsnede uit de topografische kaart van Nederland geplakt, telkens rond een nederzetting, een gehucht, dorp, stad, grootstedelijke kern. Ernaast staan systematisch gegevens over de omvang en groei met pen geschreven. De herkomst van de bakken was onduidelijk. Er zat een verwijzing bij naar mij. Vandaar het contact. Ineens herinnerde ik me weer mijn bezoek aan Götz Nassuth, oud-medewerker van de Rijksplanologische Dienst en voormalig student-assistent van Van Lohuizen op de Technische Hogeschool te Delft. Het moet rond 1995 zijn geweest. Daar, aan de kade in Amsterdam-Zuid, had ik de kaartenbakken gezien. Ze dateerden uit de Delftse periode van Nassuth. Ze zagen er aandoenlijk uit. Götz had me gevraagd wat hij ermee aan moest. Waarop ik hem adviseerde ze af te leveren bij de Droogbak in Amsterdam, bij het toenmalige Documentatiecentrum voor de Bouwkunst. Wat hij daarna ook deed. Korte tijd later stierf hij.
Nassuth was met Cornelis van Eesteren de ontwerper van Lelystad, net zoals zijn broer Siegfried samen met Van Eesteren de ontwerper was van de Bijlmermeer. Anders dan zijn broer school bij Götz de interesse eerder in het wetenschappelijke onderzoek naar verstedelijking dan in het tekenen van verkavelingen. Hoe groeien steden? Welke patronen zijn daarin te ontwaren? Nassuth ontdekte de chaostheorie. Deze bijzondere belangstelling had hij geërfd van zijn leermeester Van Lohuizen. Bij zijn afscheid in 1989 van de Rijksplanologische Dienst publiceerde Nassuth zijn levenswerk, gebundeld in een fraai boekwerk, getiteld ‘Schijnbare chaos’. Ik heb nog een exemplaar. Op het omslag staan fractale patronen. Steden, schreef hij, groeien organisch. Ze planmatig ontwikkelen heeft weinig zin; ze gaan hun eigen gang. Nassuth: “Met die alles hou ik geen pleidooi voor luiheid en achteloosheid met betrekking tot concepties van een wereld die ons de dag van morgen wacht. Wat hier wordt bepleit is juist meer eenheid in die concepties te bevorderen door erop te wijzen dat het streven naar het mechanistische ideaal van perfectie in al ons doen en laten een gepasseerd station is.” Dat schreef hij daags na publicatie van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening (1988), waarin de woningcontingenten door overheidsinstanties planmatig over de verschillende kernen werden verdeeld. Het resultaat? Ga maar rijden door Nederland. Ondanks alle planning schijnbaar chaotisch.
Geef een reactie