Gelezen in ‘Stedebouwkundige ontwerpen in woorden’ (2018) van MaartenJan Hoekstra:
Op 21 juni 2018 promoveerde MaartenJan Hoekstra aan de Technische Universiteit Delft op honderd jaar stedenbouwkundige begrippen. Drie periodes in de recente stedenbouwkundige geschiedenis van Amsterdam had de promovendus Hoekstra doorgelicht op gehanteerde begrippen in officiële plandocumenten: Berlage voor Amsterdam-Zuid, Stadsontwikkeling voor de Bijlmermeer en de Dienst Ruimtelijke Ordening voor IJburg. Wat is de taal van de stedenbouw? Na honderd jaar, stelt hij in de inleiding, hebben we behoefte aan meer eenduidige begrippen, stedenbouwkundigen zouden zich meer bewust moeten zijn van taal en framing, maar woorden komen en gaan en kunnen in de tijd ook gemakkelijk van inhoud en betekenis wisselen. Met steeds meer partijen die hun plek in de arena van het stedenbouwkundige discours opeisen, ligt volgens Hoekstra begripsverwarring op de loer. Welke woorden gebruikten ontwerpers en betrokkenen met welke betekenis en welke verschillen en veranderingen zijn daarin waar te nemen? Hierover ging zijn onderzoek. De planvorming voor de Bijlmer interesseerde me het meest.
Het taalgebruik van de makers van de Bijlmer duidt Hoekstra aan als ‘abstract, technocratisch en soms zelfs hermetisch’, hun ontwerpen noemt hij een ‘maakbare machine’. Ook de plantoelichtingen lazen als ‘technische handleidingen’, de uitvoering vond hij ‘zeer machinaal’. Klopt dat wel? Neem ‘lob’, ‘Zuidoostlob’ en ‘’lobbenstad’. Deze begrippen werden ontwikkeld voor de Bijlmer, ze werden voor het eerst gebruikt in 1958 door Cornelis van Eesteren en verschenen het jaar daarop in het Stadsrandplan van 1959. In de plantoelichting van 1965 werden ze zelfs op vrijwel elke pagina aangetroffen; de tekst daarvan schrijft Hoekstra toe aan het toenmalige hoofd van de Afdeling Stadsontwikkeling, mejuffrouw Mulder. Daarna werden de begrippen nauwelijks meer gebruikt. Een ‘lob’ is een deel van een blad tussen twee ondiepe insnijdingen. Een ‘lobbenstad’ is een stad die als een plant een reeks van geplooide, neerhangende kragen kent. Zulke metaforisch taal moet zijn gebezigd in de felle strijd rond de annexatie van de gemeente Weesperkarspel. Immers, het Rijk gunde Amsterdam de zeggenschap over de Bijlmer niet en wilde deze toekennen aan de gemeente Ouderamstel. Het organische verband tussen Amsterdam en de Bijlmer diende in beeld en taal te worden benadrukt. In 1965 werd de strijd om de zeggenschap over de Bijlmer in het voordeel van Amsterdam beslecht. Daarna werden de begrippen ‘lob’, ‘Zuidoostlob’ en ‘lobbenstad’ overbodig. Zulk taalgebruik is allerminst abstract of technocratisch. Beeldende taal kenmerkte het ontwerpproces rond de Bijlmer. Het voorbeeld laat zien dat stedenbouwkundigen zich ook toen terdege bewust waren van de framing.
Geef een reactie