We wilden de film terugzien om te weten wat we na zoveel jaar ervan vonden. Koyaanisqatsi dateert van 1982. De veertig jaar oude film – zijn we al zo oud? – draaide op een groot scherm in Lab 111. Onze conclusie na afloop: onverminderd actueel, alarmerend zelfs, nee onheilspellend. Regisseur Godfrey Reggio maakte met Koyaanisqatsi een dramatisch epos over een continent – de Verenigde Staten – of eigenlijk de wereld, met de muziek van een van de grootste Amerikaanse componisten – Philip Glass. Muziek en beeld vormen meer dan een uur lang een bloedstollend geheel, volgens Glass zijn ze identiek, Reggio sprak van een dialoog tussen cineast en componist (Philip Glass, Words Without Music, 2015). Beide typeringen kloppen. Want wat een vaart, wat een beelden en wat een muziek! Koyaanisquatsi is Hopi-taal voor ‘het leven uit balans’. En uit balans is het leven. Het openingsdeel van de film heet ‘The Organic’, het tweede deel is ‘The Grid’. Het eerste bestaat uit beelden van de schitterende natuur van het Midden-Westen, het tweede toont het hyperactieve leven in New York, Los Angeles en San Francisco. The Organic en The Grid lijken niet te rijmen.
Toen we weer verweesd de donkere zaal uitliepen zochten we naar een lichtpuntje (en ik naar mijn shawl). Is het echt zo erg? Duiken we in een afgrond? Zijn we met teveel mensen op aarde? Hadden we wel kinderen moeten krijgen? Het spookte allemaal door onze hoofden. M’n filmmaat verwees ik naar m’n nieuwste boek, waarvan hij zei dat hij dat juist aan het lezen was. In ‘Er was eens een stad’ (uitgeverij Pluim) schrijf ik op bladzijd 69 over de Amerikaanse wereldhistoricus John Robert McNeill, die ik in 2008 naar Amsterdam haalde voor het geven van een lezing. Die lezing zou ik een jaar later als thema gebruiken voor het internationale stedenbouwcongres (‘Over Morgen’) dat we in de Westergasfabriek organiseerden. In ‘Cities and the Biosphere’ vertelde hij over de bizarre wending die de geschiedenis van het energiegebruik in de negentiende en twintigste eeuw in de wereld had genomen. Tot 1850 was spierkracht nog dominant geweest, daarna waren er fossiele brandstoffen verschenen, stomend, kolkend, slurpend, brakend. Even bizar noemde hij de geschiedenis van de onstuimige groei van de wereldbevolking en van de wereldeconomie. Verstedelijking werd het allesomvattend thema. Gevraagd naar zijn verwachtingen ten aanzien de komende twintig, dertig jaar gaf hij een antwoord dat ik hier niet herhaal, maar waarvoor ik graag naar mijn boek verwijs (blz 70-71). Want er is hoop, zelfs na het zien van een film als Koyaanisqatsi. En mijn shawl vond ik ook nog terug.
Geef een reactie