Afgelopen week nam ik ‘s ochtends vroeg de bus van Leeuwarden naar Ferwert. Witte rijp lag op het land, de mist trok op, vanuit haar lage positie scheen de zon haar strooilicht over de koude akkers, om later weer door mistbanken te worden verdrongen. Bij Ferwert stapte ik uit. Het was echt koud. Door het dorp voerde de weg in zuidelijke richting naar Hegebeintum, de hoogste terp van Nederland. Daar ontmoette ik Ruth ter Voort. Van huis uit is Ruth producent van locatietheater in het noorden, maar vandaag zou ik met haar spreken over haar andere werk: het uitzetten en programmeren van een nieuw kerkenpad tussen het noorden van Friesland en Groningen, in opdracht van twee stichtingen die historische kerken beheren. Volgend jaar moet een pilot starten; in 2024 is het langeafstandswandelpad gereed. Het thema wordt bezinning. Met een sleutel opende Ruth de deur van het kerkje van Hegebeintum. Het middeleeuwse interieur bleek versierd met prachtige zeventiende eeuwse rouwborden die nog onlangs waren gerestaureerd. Vervolgens liepen we in de richting van Blija; net als de andere dorpen kan men Blija eenvoudig te voet bereiken, dus vergeet de auto, alles gaat hier traag. Als er geen mist was geweest hadden we alle kerktorens in de wijde omgeving kunnen spotten, inclusief de indrukwekkendste, die van Holwerd. Nu was er bijna niets te zien. Maar ook dat heeft gevoelswaarde. Ruth vertelde.
Alde Fryske Tsjerken en Oude Groninger kerken willen hun bezit activeren en openstellen voor bezoek. Geen massatoerisme naar het noorden, maar bezinningstoerisme. Ruth verzekerde me dat voor toestanden als in Giethoorn niet hoeft te worden gevreesd. Bezinning en wandelen vergen immers inspanning, tijd en geduld, en dat zal niet iedereen kunnen opbrengen. Het programma dat ze ontwikkelt past bij de sfeer van de kerken, de leegte van het landschap, het water, de klei, het bijzondere licht van het noorden. Denk aan Heilige Plekken dat kerken en kloosters wil ‘wakker schudden’; met hen wil ze samenwerken. Om me te laten zien hoe zoiets werkt voerde ze me mee over de dijk boven Blija. Daar begonnen de kwelders, die eindigden in het zeewater. Het was eb. De mist trok weg, nog één keer scheen de zon, nu als een rode maan, intens maar koud nagloeiend. Deze trage winterzon moest ons de weg wijzen over een glibberig grijs pad. Aan weerszijden staken eindeloze velden donkerrood gekleurde planten vermoeid hun uitgebluste koppen omhoog. Nu pas begreep ik waarom Ruth mij had aangeraden laarzen aan te trekken. Soppend kwamen we na anderhalve kilometer bij de Terp fan de Takomst. Als een Stonehenge nam deze moderne terp, die door de bewoners van Blija vorig jaar is gebouwd, bezit van de leegte die hier eindeloos ver leek te strekken. Ik was sprakeloos. We waren alleen. Geen zuchtje wind. De zon ging onder. Vogels stegen op. Op de terugweg staarden schapen ons aan. Hoeveel bezinning kan een mens in dit waddenlandschap verdragen?
Geef een reactie