Gehoord in ‘Eye’ op 7 februari 2013:
Terwijl dagblad De Telegraaf afgelopen week bekend maakte dat de Nederlandse regering het Institut Neérlandais in Parijs gaat sluiten, tekende de burgemeester van Amsterdam een samenwerkingsovereenkomst met zijn Parijse collega: de twee steden gaan de komende jaren intensief samenwerken. De vertrekkende burgemeester van Parijs, Bertrand Delanoë, was er helemaal voor naar Amsterdam gekomen. Bovendien sprak hij dezelfde dag – 7 februari – in het nieuwe filmmuseum aan het IJ tijdens de opening van het grote congres van de Metropool Regio Amsterdam. De twee besluiten zijn tekenend voor de nieuwe verhoudingen; waar de staat zich terugtrekt, treden de belangrijkste metropolen op de voorgrond.
Wat zei de burgemeester van Parijs, bedenker van stadsstranden, museumnacht en fietsdeelsystemen? Amsterdam, vertelde hij, was zijn jeugdliefde. Die liefde was allerminst bekoeld. Beide steden zijn in al die jaren alleen maar aantrekkelijker geworden; toeristen betuigen massaal hun liefde aan zowel Parijs als Amsterdam. Met veel plezier vertelde Delanoë over zijn twaalf jaar burgemeesterschap en hoe Parijs – ruim 2 miljoen inwoners – ooit als arrogant bekend stond bij zijn buurgemeenten – met 10 miljoen inwoners vele malen groter. Die reputatie is de laatste tijd heel wat gunstiger geworden. Parijs heeft er dan ook alles aan gedaan om met de buurgemeenten samen te werken. Met Vélib – het Parijs fietsdeelsysteem – is dat nog niet gelukt, wel met Vélauto – het delen van elektrische auto’s: meer dan veertig buurgemeenten werken hierin samen met de centrale gemeente. Ook door de introductie van trams in het straatbeeld profiteren vooral de buurgemeenten. Delanoë vertelde dat de ringweg – de Périphérique – lange tijd een fysieke barrière was geweest, maar dat die nu stukje bij beetje wordt geslecht, met voorzieningen die ook door de buurgemeenten worden gebruikt. Parijs’ grondbezit in de buurgemeenten wordt voortaan ook voor beide partijen aangewend. De regionale samenwerking in Paris Métropole, aldus de burgemeester, is buitengewoon succesvol en vraagt na twaalf jaar om formalisering. De laatste maanden van zijn burgemeesterschap zal hij dan ook proberen de Franse regering zover te krijgen om de samenwerking wettelijk te regelen. Ziedaar de aanpak van de linkse burgemeester (de eerste in Parijs sinds 1871): niet top-down , maar bottom-up. Een nastrevenswaardig model voor Groot-Amsterdam? Commissaris van de Koningin van Noord-Holland, Johan Remkes, zei op het eind van het congres dat van een geformaliseerde regionale samenwerking in het Amsterdamse geen sprake kan zijn. Deze week spreek ik over Amsterdamse regionale samenwerking. In Parijs.
Geef een reactie