Gelezen in ‘Le plus grand Paris’ (1970) van Jean Vaujour:
Afgelopen zondag stonden we zowaar op Place de la République, Parijs, machteloos te staren naar de immense menigte in zwart geklede Parijzenaars. De moord op zeventien Fransen was toen amper 24 uur achter de rug. Alle aandacht van de pers ging uit naar het beroemde stadscentrum, de boulevards tussen Nation en République en het grote plein zelf. Anderhalf miljoen Fransen verenigd in het centrale consumptieparadijs om de eenheid te bevestigen en het leed met elkaar te delen. ‘s Avonds weer thuis in Amsterdam las ik de kranten er op na. In Het Parool zag ik een grote luchtfoto van banlieu Pantin, Bobigny, óók Parijs. De kop: ‘Hier kon radicalisme groeien.’ Het bijbehorende artikel van de hand van Tobias den Hartog schetst de uitzichtloosheid van Pantin, in het bijzonder van La Grande Borne, waar de broers, tevens daders Kouachi en ook Coulibaly opgroeiden. Pantin: het is één lange strip van kille flats. “De Parijse grandeur is lichtjaren verwijderd.”
Tijdens mijn studie, eind jaren zeventig, was uitgerekend La Grande Borne de bestemming van menig planologische excursie. Deze toentertijd spiksplinternieuwe woonwijk in de nieuwe stad Grigny ten zuiden van Parijs was een toonbeeld van stedenbouwkundig vernuft, met ranke torens en gebogen, felgekleurde woonblokken in een uitgestrekt grastapijt. Een soort Almere. De frisse wijk, ontworpen door Emile Aillaud, liep over van de goede bedoelingen. Over Bobigny: “L’objectif poursuivi c’est de créer des ensembles compacts, ayant une structure solide, composés des élements-supports d’une vie sociale complete.” De planologische oplossing van toen – een nieuwe stad, in lage dichtheid gebouwd, met collectieve openbare ruimtes, dominante sociale woningbouw, ontsluiting per trein – achtte men veel beter dan de grote stad Parijs zelf verdichten. Jean Vaujour schreef destijds: “Cette politique est beaucoup plus apte a protéger la vocation des cités traditionelles que le ‘laisser-faire’ qui aboutirait tot ou tard a les enserrer dans une immense banlieu parisienne sans vie propre et sans beauté.” Hoe onnozel heeft men kunnen zijn.
Geef een reactie