Vooruit dan maar, naar de trouwjurken. Ik volg Annemarie Lavèn, hoofd Publiek en Presentaties van het Fries Museum in Leeuwarden. We zouden vandaag samen gaan wandelen bij Franeker, maar een storm raast over Noord-Nederland. Daarom besluiten we de trappen van haar museum te bestijgen, we openen de deuren en ineens staan we in de sprookjeswereld van ‘Ja, ik wil!’ Warme kleuren, zachte lampen, ronde podia, dun gaas, zoete muziek. Ben ik in Leeuwarden? Ik knipper met m’n ogen. Annemarie vertelt over wat er allemaal komt kijken bij het maken van een geslaagde publiekstentoonstelling, zoals deze, over trouwjurken. Alles is professioneel doordacht. En het werkt: drommen bezoekers; groepjes vrouwen opgewonden met elkaar in gesprek. Dit emotioneert hen, dat is duidelijk. Even later betreed ik een compleet andere museale wereld op de bovenste verdieping. Hier is het juist stil, bijna geen publiek, de ruimte is sober ingericht. Semâ Bekirović (1977) toont er een groot deel van haar werk. Voor ‘For every atom’ bestaat duidelijk minder belangstelling. Is dit ook minder geslaagd? Welnee, juist steengoed.
Bekirović heeft humor. Haar werk lijkt geinspireerd op Dada, Joseph Beuys, Bruce Nauman. Als een Kurt Schwitters raapt ze spullen op van straat en promoveert ze tot kunst. Echter niet door er collages van te maken. Ze laat plastic zakken aanvreten door muizen, maaltijden verorberen door wilde zwijnen, lampen vervormen door bijen, reclameborden verkleuren door zonlicht, het dak van het museum voert ze aan de vogels. Alles kan kunst worden. Als je het maar laat gebeuren, als je andere agens maar toestaat de voorwerpen te bewerken. In de begeleidende gids dankt ze “de wind, honden, mosselen, roest, stof, een spin, muizen, motten en alle andere niet-menselijke dieren en fenomenen wier werk is opgenomen in dit boek.” Haar bescheidenheid is echt. Dat siert haar. Voor een klein schilderij staan we stil. Het blijkt een echte Lourens Alma-Tadema. Hoezo Alma-Tadema? Ik zie alleen egaal gesmeerde verf. Lavèn helpt me. Het was ooit een portret. Kijk goed, dan zie je nog de baard. Licht en zuurstof hebben het aangetast. En dat proces gaat gewoon door. In de catalogus: “Jaartal: 1854-heden.” En wat deed Bekirović? Ze had het aangetroffen in het depot van het museum en hing het op. Een kwestie van dromen, zien en vinden. Meer niet. Dat bedoel ik. Zo moet ook duurzame ruimtelijke planning. Storm, dank je wel.
Geef een reactie