Gelezen in ‘’Frankenstein’ (1818) van Mary Shelley:
Eindelijk kwam ik eraan toe om ‘Frankenstein’ van Mary Shelley te lezen. De boekhandelaar die het afgelopen winter verkocht wees me op het feit dat het boek in 2018 tweehonderd jaar geleden verschenen is. Merkte daar niets van. Vond het heerlijk om te lezen. De vrouw van dichter Shelley heeft het verhaal op zeer jonge leeftijd geschreven. Zeer verdienstelijk, moet ik zeggen. Ze won er een wedstrijd mee die door Lord Byron in kleine kring was uitgeschreven. Het ging erom wie in staat was het griezeligste verhaal te componeren. ‘Frankenstein’ is de moeder van alle horror, een genre waar ik overigens weinig mee heb. Maar ik vond het mooi. Wat me het meeste trof was het landschap. Bij elke scene waande ik me in een schilderij van Caspar Friedrich. De lange reis die Frankenstein in het boek maakt is werkelijk imposant en duidt op grote onrust. Elke locatie is weloverwogen gekozen. Alles is woest en schilderachtig. Het begint bij Geneve, en voert al snel naar Ingolstadt. Daar, in het zuiden van Duitsland, creëert de jonge Frankenstein het monster. Vervolgens vlucht hij terug naar Zwitserland en wordt hij achterna gezeten door zijn eigen creatie, tot in de Alpen. Na een ongemakkelijke ontmoeting gaat hij in een boot over de Rijn en de Noordzee via Londen naar Schotland. Later volgt hij zijn monster nog via de kusten van Ierland naar Londen, dan door naar Parijs en verder, naar het oosten, tot in het winterse Siberië toe. Dit romantische landschap blijft me als lezer het meeste bij, meer nog dan de schurk die zoveel doden op zijn geweten heeft.
De eerste ontmoeting tussen de schepper en zijn monster vindt plaats hoog in de bergen, dicht bij de bron van de Arveiron, daar waar de machtige gletsjer heroïsch naar beneden kruipt. “These sublime and magnificent scenes afforded me the greatest consolation that I was capable of receiving. (…) They congregated around me; the unstained snowy mountain-top, the glittering pinnacle, the pine woods, and ragged bare ravine, the eagle, soaring amidst the clouds – they all gathered round me and bade me be at peace.” Hier klimt Frankenstein naar boven, helemaal naar de top, gaat zitten op een rots, de zee van ijs overziend. Even voelt hij zich weer op zijn gemak. Totdat hij het monster in de verte ontwaart – “the wretch whom I had created.” Verder geen stedenbeschrijvingen in dit boek, ook van Londen niet. Die stad is enkel vertrekpunt voor een reis door de bossen bij Windsor naar Oxford: “The colleges are ancient and picturesque; the streets are almost magnificent; and the lovely Isis, which flows beside it through meadows of exquisite verdure, is spread forth into a placid expanse of waters, which reflects its majestic assemblage of towers, and spires, and domes, embosomed among aged trees.” Noordelijker, helemaal op de afgelegen Orkney eilanden, bereikt hij ten slotte zijn eenzame bestemming. Daar, waar hij zich voornam een tweede monster te scheppen om de ander gezelschap te houden, keert hij weerom. Zelfs van Parijs op de terugweg ontbreekt een beschrijving. Parijs was toentertijd bepaald niet fraai. De openbare werken van Baron Haussmann lieten nog ruim dertig jaar op zich wachten. Landschap dus, geen stad, en verder veel gemoedstoestanden. Uiteindelijk sterft Frankenstein, diep bedroefd, tussen de Siberische ijsschotsen.
Geef een reactie